| |
| |
| |
Omroeper.
Algemeene Prijskamp voor het Middelbaar Onderwijs. - Wij zijn gelukkig hulde te mogen brengen aan Minister De Trooz, voor de wijze waarop hij de Jury dit jaar heeft volledigd. De benoeming van Prof. Mac Leod, ter beoordeeling der Vlaamsche opstellen over Natuurwetenschappen, van Prof. Lecoutere en Prof. Roersch, ter beoordeeling der vertalingen uit Latijn en Grieksch welke de mededingers verkozen in het Vlaamsch te doen, die van Prof. Hubert, een geboren Leuvenaar, samen met Prof. De Ceuleneer met de beoordeeling der antwoorden over geschiedenis belast, en ten slotte de toevoeging van den heer Gilleman, leeraar aan 't Atheneum te Gent, ter beoordeeling der Vlaamsche opstellen over Geschiedenis en Aardrijkskunde in den prijskamp voor de Middelbare scholen, is een waarborg voor de leerlingen die hunne antwoorden in 't Vlaamsch opstellen, zooals het hun recht is.
Nog meer verblijdend is de houding van de leerlingen geweest. Vertrouwbare inlichtingen, ons door vrienden uit de mededingende gestichten in het Vlaamsche land verschaft, laten ons toe mede te deelen, dat, wat de klas van Rhetorika betreft, te Gheel, Herenthals, Thielt, Poperinghe, al de leerlingen, of nagenoeg alle, te Kortrijk de helft der leerlingen, te Antwerpen een drietal (op negen), hunne overzetting uit het Latijn in 't Vlaamsch opgemaakt hebben. Ook te Brugge, te Mechelen, en zelfs te Brussel zijn Vlaamsche overzettingen afgegeven geworden. Wij twijfelen geenszins dat ook uit de Vlaamsche Athenaea toekomend jaar slechts bij uitzondering Fransche overzettingen zullen ingediend worden, zooals dit jaar reeds in de meeste bisschoppelijke colleges gebeurd is.
Wet van 10 April 1890 op het hooger onderwijs. - Volgens het bijvoegsel aan het koninklijk besluit van 14 October 1890 Formirles et certificats, formule littera A, c, moet op het getuigschrift van volledige humaniora van dezen die het examen van kandidaat in natuurlijke wetenschappen willen voorstellen, het Grieksch vermeld staan; met andere woorden: die geneesheer wil worden moet het bewijs leveren dat hij Grieksch geleerd heeft. Dit voorschrift is in voege sedert 1 October 1894.
M. Janson heeft onlangs aan den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs gevraagd de kennis van het Grieksch niet meer te eischen, waarop M. de Trooz antwoordde dat hij, vooraleer iets te beslissen, den raad der leeraars van de vier hoogescholen zou inroepen.
Wij vernemen dat dit onderzoek in gang is; nu er spraak is aan de wet van 1890 op het hooger onderwijs te roeren, moeten de Vlamingen de wijziging van het 49ste artikel al. 6 dier wet eischen.
Dat al. luidt: ‘Te beginnen met 1 Januari 1895 zal geen doctor in wijsbegeerte en letteren tot leeraar in geschiedenis, aardrijkskunde of Germaansche talen kunnen benoemd worden, aan een Atheneum van eene Vlaamsche stad, tenzij zijn diploma bewijst dat hij in 't Vlaamsch het examen afgelegd heeft op twee vakken ten minste, dat het proefschrift vereischt door het 14e artikel in 't Vlaamsch opgesteld is en dat de openbare les insgelijks in die taal gegeven werd.’
Dit alinea dient als volgt gewijzigd te worden: ‘Te beginnen met .....zal geen doctor in wijsbegeerte en letteren, in natuur- en in wiskundige wetenschappen tot leeraar aan een Atheneum van 't Vlaamsche land kunnen benoemd worden, tenzij enz.
Waarom?
| |
| |
Omdat de studiën het vereischen. Dit willen wij kort betoonen voor de leeraars van Latijn, Grieksch en Fransch:
Zij moeten in staat zijn om de Grieksche en Latijnsche spraakkunst en den Griekschen en Latijnschen taalschat te vergelijken met de spraakkunst en den taalschat van het Nederlandsch, dat, evenals die twee oude talen, tot de indogermaansche taalgroep behoort.
In de bisschoppelijke colleges van 't Vlaamsche land worden de Grieksche en Latijnsche schrijvers beurtelings in 't Nederlandsch en in 't Fransch vertaald. Daar kunnen de leeraars Nederlandsch en Fransch. Waarom zou men dat in de Athenea ook niet doen?
Vertalingen uit het Grieksch en het Latijn zijn veel gemakkelijker in 't Nederlandsch dan in 't Fransch, en kunnen veel getrouwer zijn omdat de syntaxis van het Nederlandsch (gebruik der naamvallen, woordschikking enz.) de grootste overeenkomst heeft met die van 't Grieksch en het Latijn. Zie maar de meesterlijke vertalingen van Burgersdyk en Vosmaer!
Overigens krachtens het koninklijk besluit dat elk jaar den algemeenen prijskamp regelt, hebben de leerlingen het recht om naar goedvinden uit het Grieksch en het Latijn te vertalen in 't Nederlandsch of in 't Fransch. Velen hebben dit jaar in 't Nederlandsch vertaald.
De leeraars van Latijn, Grieksch en Fransch geven in de rhetorika de algemeene stijlleer, d.i. de regels voor het opstellen, voor de ontleding en beoordeeling van letterkundige gewrochten. Die regels zijn niet altijd dezelfde voor de verschillende talen; een leeraar die geen Nederlandsch kent, kan niet naar behooren dien leergang geven, hij kan Grieksche, Latijnsche of Fransche meesterwerken niet vergelijken met Nederlandsche en loopt altijd gevaar door den leeraar van Nederlandsch tegengesproken te worden.
Hoe kan een Vlaamschonkundige leeraar behoorlijk zelf de Fransche stijl van zijne Vlaamsche leerlingen verbeteren? Het is niet voldoende dat hij hun zegge als zij flandricismen bezigen: zoo moogt ge niet schrijven, hij moet hun de reden daarvoor, het waarom kunnen aangeven, hun kunnen toonen hoe zij Vlaamsch schrijven in stede van Fransch.
En men werpe niet op dat de leeraars dan ook Engelsch en Duitsch zouden moeten kennen.
Jawel, dat zouden de leeraars van Grieksch, Latijn en Fransch moeten kennen.
Maar men bemerke dat, wie Nederlandsch kent, gemakkelijk zal bijleeren wat hij van 't Duitsch en 't Engelsch weten moet.
Dit zijn, niet uitgewerkt, beschouwingen die onze stelling veriechtvaardigen.
Zal deze stelling in de Wetgevende Kamers aangenomen worden? Indien zij goed verdedigd wordt, waarom niet?
Alleszins, kunnen wij niet alles bekomen waarop wij recht hebben en wat vereischt wordt voor den goeden uitslag der studiën, dan toch moet het 6e al. van het 49ste artikel der wet van 1890 eenigszins gewijzigd worden, wat betreft de leeraars in natuur- en wiskundige wetenschappen. Volgens het 3e artikel der wet van 15 Juni 1883 moeten, in de Athenea van 't Vlaamsche land, een of meerdere vakken van het programma in 't Nederlandsch aangeleerd worden. Een koninklijk besluit heeft vastgesteld dat die leervakken zijn: geschiedenis, aardrijkskunde en natuurlijke wetenschappen (scherkunde, natuurkunde, dierkunde en kruidkunde).
Voorts moeten, volgens het 4e art. der wet van 1883 de vakwoorden van de wiskundige wetenschappen alsmede van de andere vakken van 't programma in 't Nederlandsch aangeleerd worden.
| |
| |
De wetgever van 1890 had dit waarschijnlijk vergeten toen hij het 6e al. van het 49ste artikel stemde. Althans daar worden enkel bewijzen van Vlaamschkennis vereischt van dezen die aan Athenea van 't Vlaamsche land, tot leeraars in geschiedenis, aardrijkskunde en Germaansche talen willen benoemd worden.
Het minste dat men de Vlamingen geven kan is dus dit alinea te wijzigen in dezen zin: ‘Te beginnen met.....zal geen doctor in wijsbegeerte en letteren, in natuur- of wiskundige wetenschappen, tot leeraar in geschiedenis, aardrijkskunde, Germaansche talen, natuur- of wiskundige wetenschappen kunnen benoemd worden aan een Atheneum van 't Vlaamsche land, tenzij hij in 't Vlaamsch het examen afgelegd heeft op twee vakken ten minste, dat het proefschrift, vereischt door het 14e artikel, in 't Vlaamsch opgesteld is en dat de openbare les insgelijks in die taal gegeven werd.’
Coopman en Scharpé. - Van de Geschiedenis der Vlaamsche Letterkunde is ons de 5e aflevering toegekomen. Zij bevat een aantal portretten, onder andere (geheele bladzijden) waardige afbeeldingen van Aug. Snieders en Guido Gezelle. De uitgave dient ook om den tekst alleszins aanbeveling. Wij veroorloven ons de opmerking dat de uitgever goed zou doen, in plaats van de honderdvoudige, volstrekt nuttelooze herhaling van den titel ‘Vlaamsche letterkunde’, boven elke bladzijde den naam des persoons of der zaak te plaatsen, waarop de bladzijde betrekking heeft. Dat ware tegelijk een goede gids.
Shakespeare. - In Engeland en Amerika is een genootschap gesticht The Shakspere Day League, dat er toe komen wil 's dichters geboortedag, den 23 April, tot internationalen feestdag te doen uitroepen.
Toonkunst. - Constant Stoffels, Peter Benoit et le mouvement musical Flamand. Anvers, Thibaut, 1901.
Klaarheid over de geschiedenis der toonkunst in België te verspreiden is nuttig, is loffelijk. De heer Stoffels doet daartoe eene edele poging.
Na Benoit's geestelijke werken herdacht te hebben, zegt de schrijver dat Lucifer ‘permit (à l'auteur) de s'affirmer pour la première fois, d'une manière intégrale, dans sa vigoureuse personnalité artistique... Il eut le mérite de porter à son plus haut degré (sic) de développement moderne l'oratorio profane créé par Haendel... On porta Benoit et Hiel en triomphe à travers la salle Albert Hall... de Londres.’
De schrijver schildert daarop Benoit's overige werken, groot en klein, en komt dan tot het besluit: ‘C'est un homme grand parmi les plus grands, que nous avons eu l'honneur d'avoir parmi nous... Tout en lui était d'un grand homme, jusqu'à ses petitesses mêmes... un prophète du beau et du vrai... Il est entré dans l'apothéose (!!!!)’.
In den Nederlandschen Boekhandel zijn verschenen de laatste verzen van zaliger Guido Gezelle. Prijs: 3 fr. ingenaaid; 4 fr. gebonden. Bespreking in onze volgende aflevering.
| |
| |
Openbare bibliotheken in Amerika. - Einde Juli 1901 bestonden in de Vereenigde Staten van Amerika 5000 openbare bibliotheken. Van Juli 1900 tot Juli 1901 werden hun 16 millioen dollars geschonken. Uit het Julibericht van 23 der grootste onder die bibliotheken blijkt dat de meestgelezene boeken waren: Life and Letters of Thomas Huxley; Bismark's brieven aan zijne bruid; Rosebery's Napoleon: The last Phase; Henry Savoge Landors Chnia and the Allies en Up from Slavery, de autobiographie van den neger en negerleeraar T. Washington. Ernstige lezing dus.
De meest gevraagde roman in 15 bibliotheken was Winston Churcills Boerenroman The Crisis, wat nog verheugend is, daar de schrijver beide strijdende volkeren objectief tracht te schilderen.
Davids-Fonds. - Vergadering van het Hoofdbestuur, den 22 Augustus 1901, onder voorzitterschap van den Eerw. Heer Dr. H. Claeys.
Men bespreekt de uit te geven werken: Liber Memorialis, Bouwkunde door A. van Houcke, Zoogdieren door wijlen Kanunnik Martens, Vaderlandsche Historie van David. Een werk over Bieënteelt is in onderzoek.
Na eene belangrijke woordenwisseling over de keus der uitgaven en de propaganda voor de maatschappij, wordt beslist een referendum hierover in te stellen onder de afdeelingen.
Het voorstel-Cooremans nopens het Vlaamsch in de vrije gestichten van middelbaar onderwijs, alsook de inrichting eener Vlaamsche Normaalschool voor regentessen, worden besproken, doch tot verdere ontwikkeling verzonden naar de volgende zitting.
- Den 6 October gaf de Liersche afdeeling een feest, bestaande in de uitvoering door het Liersch gemengd koor van Marialiederen van Tinel en de opvoering door de leerlingen der Ursulinnen van levende beelden naar tafereelen uit het leven van O.L. Vrouw.
- De Gentsche afdeeling, waarin Mgr Rutten opgetreden was als voordrachtgever, heeft aan den nieuwen bisschop van Luik een brief van hulde en gelukwensching geschreven, waarop zij de eer gehad heeft het volgende als antwoord te ontvangen:
Mijnheer de Voorzitter,
Ik kan u niet genoeg mijnen dank betuigen voor den gelukwensch welke de afdeeling Gent, van het Davidsfonds, mij heeft willen toesturen. Ik herinner mij het vriendelijk onthaal, in 1890 bij u genoten, en het doet mij deugd aan 't hart, dat mijne taalgenooten uit Vlaanderen's hoofdstad zich nog mijner gedenken. Weest overtuigd, geachte Heeren, dat ik vurig de belangen onzer duurbare moedertaal zal voorstaan en, zooveel mogelijk, het mijne zal bijdragen om onze brave Vlamingen aan Geloof, Vaderland en Taal te doen getrouw blijven.
Aanvaardt, zeer geachte heeren voorzitter en leden, de uitdrukking mijner eerbiedige en broederluke verkleefdheid.
Luik, den 12 October 1901.
M. Rutten, vic. cap.
Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde.
- Zitting van 25 September. - Biographische aanteekeningen door Mac Leod over de Handelingen van het vierde Vlaamsch
| |
| |
Natuur- en Geneeskundig Congres gehouden te Brussel, den 30 September 1900 en door H. Sermon over Vier jaren in Turkije of Reizen en Lotgevallen van P. Pacificus Smit. Door den heer J. Obrie wordt verslag gegeven over het XXVIe Nederlandsch taal en letterkundig Congres, waar hij de Kon. Vlaamsche Academie heeft vertegenwoordigd. De heer N. de Pauw legt een voorstel neer ter uitgave eener volledige lijst van al de handelingen der 18 eerste congressen. Verslag van H. Sermon over het aangeboden handschrift van Mr Prayon-van Zuylen: Korte staatkundige Geschiedenis van het Iersche volk. Th. Coopman, voorzitter, geeft verslag over het onlangs gestichte Verbond der Academiën. H. Sermon geeft lezing van het opstel getiteld: Thomas Cantipratanus, een beeld der beschaving uit de XIIIe eeuw. - Mac Leod biedt een handschrift aan getiteld: De behandeling der nietbeklemde liesbreuken, door Dr Teirlinck.
- Zitting van 16 October.
De heer Coopman, voorzitter, brengt hulde aan den heer Sleeckx, den talentvollen Vlaamschen letterkundige, die dezer dagen overleden is.
De vergadering beslist de ernstige aandacht te roepen van den bevoegden Minister op de benoeming in het Conservatorium van Gent van eenen leeraar onbekend met het Vlaamsch. Vele leerlingen uit de kleine burgerij en den werkmansstand kennen enkel hunne moedertaal. Op voorstel der heeren Mac Leod, de Vos en de Ghelder beslist de Academie een wetenschappelijk werk uit te geven van Dr Teirlinck, te Gent. De heer D. Claes geeft lezing van eene studie over het Groot Nederlandsch Woordenboek. De heer Looten, buitenlandsch eerelid, geeft lezing van eene merkwaardige studie over het drama Mauritius van Mich. de Swaen, achttiend-eeuwsch dichter. Beide voordrachten zullen verschijnen in de Verslagen en Mededeelingen.
| |
Wedstrijden voor 1902.
Taalkunde.
Geschiedenis (Bibliographie en Critiek) der Nederlandsche Lexicographie in de 15e, 16e en 17e eeuw.
Prijs: 600 frank, of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
| |
Letterkunde.
Geschiedenis van het rijm in de Nederlandsche poezie van de oudste tijden tot heden: 1o stafrijm en zijn overgang tot het eigenlijke rijm; 2o in de middeleeuwsche gedichten; 3o in de rederijkerswerken, het tooneel, de refereinen en liederen; 4o in de godsdienstige liederen van de XVIe eeuw; 5o in de hedendaagsche poezie met hare uitheemsche vormen
Beschouwingen over den schilderenden aard van het rijm in onze poezie, in den zang en in de voordracht.
Prijs: 600 frank.
| |
Geschiedenis.
Eene critische studie en eene critische opgave der verschillende geschiedkundige bronnen van den Gulden Sporenslag en van alle oorkonden, over deze gebeurtenis uitgegeven, met wederlegging van de fabelen, die omtrent den Sporenslag in de wereld gebracht zijn.
Prijs: 600 frank.
| |
| |
| |
Kunstgeschiedenis.
Geschiedenis der Brugsche Schilderschool.
Prijs: 600 frank of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
| |
Onderwijs.
Eene verhandeling over het nut van de zuivere uitspraak der Nederlandsche taal met het oog op dezer uitbreiding en 's volks beschaving, tevens over de in Zuid-Nederland aan te wenden middelen en inzonderheid over de in te voeren leerwijzen om aldaar het best en ten spoedigste naar wensch te slagen.
(De leerwijzen bespreken in verband met onze voornaamste plaatselijke of gewestelijke tongvallen.)
Prijs: 300 frank.
| |
Wedstrijden voor 1903.
Middelnederlandsch.
Eene vergelijkende klank- en vormleer der verschillende Middelvlaamsche dialecten, zooals die uit oorkonden kan opgemaakt worden.
Prijs: 600 frank of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
| |
Geschiedenis.
Welken invloed hebben de Zuidnederlandsche uitgewekenen van de XVIe eeuw uitgeoefend op de taal- en letterkunde, den handel, de nijverheid en de staatkundige ontwikkeling van Noord-Nederland.
Prijs: 600 fr. of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
| |
Vak- en Kunstwoorden.
Eene volledige Nederlandsche Vakwoordenlijst over de - Zeevisscherij’, met afbeelding van de vermelde voorwerpen en met opgave van de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen.
Prijs: 600 frank, of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
Eene volledige Nederlandsch-Fransche en Fransch-Nederlandsche Woordenlijst over de Veeartsenijkunde.
(Met bijvoeging van de gewestelijke woorden en uitdrukkingen, en teekeningen waar het past. In het antwoord zullen de Mededingers ook zooveel mogelijk de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen mededeelen.)
Prijs: 500 fr. of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
| |
Buitengewone wedstrijd.
Gewesttaal.
Een zoo volledig mogelijk Idioticon over het Zuiden van Oost-Vlaanderen.
Prijs: 500 frank of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
Een zoo volledig mogelijk Idioticon over het ‘Meetjesland.’
1e prijs: 400 frank, of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
2e prijs: 200 frank, of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
| |
| |
| |
Wedstrijden voor 1904.
Middelnederlandsch.
Aanvulling tot en met het jaar 1900 van Louis Petit's Middelnederlandsche Bibliographie, door alle niet vermelde of later verschenen, ook wetenschappelijke en historische werken in rijm en onrijm.
Met volledige tafels der schrijvers en werken.
Prijs: 600 frank.
Geschiedenis van den Werkmansstand in de Nederlandsche gewesten van Belgie.
| |
A.
Geschiedenis van onzen Werkmansstand in de 13e en 14e eeuw.
Prijs: 600 frank, of een gouden gedenkpenning.
| |
B.
Geschiedenis van onzen Werkmansstand in de 15e en 16e eeuw.
Prijs: 600 frank, of een gouden gedenkpenning.
| |
C.
Geschiedenis van onzen Werkmansstand in de 17e en 18e eeuw.
Prijs: 600 frank, of een gouden gedenkpenning.
N.B. De schrijver, die in één werk de drie gestelde prijsvragen op bekronenswaardige wijze beantwoordt, wordt een prijs van 2,000 frank toegekend.
| |
Gewesttaal.
Men vraagt een zoo volledig mogelijk Lovensch Idioticon.
Prijs: 500 frank.
| |
Wedstrijden voor 1905.
Taalkunde.
Men vraagt een Woordenboek der na de 15e eeuw aan het Fransch ontleende woorden, met bewijsplaatsen uit onze schrijvers en eene studie over de wijze, waarop ze in onze taal behandeld werden.
Prijs: 1.000 frank.
De mededingende handschriften voor de wedstrijden moeten vrachtvrij ten huize van den bestendigen Secretaris (den heer Fr. de Potter, Godshuizendreef, 29) ingezonden zijn vóór den 1 Februari van het jaar des wedstrijds. De antwoorden op den wedstrijd over de Geschiedenis van den Werkmansstand moeten ingezonden worden voor 1 December 1903.
Jenny Lind. - Ernest Tissot geeft in de Revue hebdomadaire een levensschets van Jenny Lind, een voorbeeld voor alle kunstenaars en kunstenaressen, eene zangeres, eene christene, eene lievende moeder, die nooit wankelde, nooit chevrotteerde - noch in handeling, noch in denken, noch in zingen, of nimmer uit was op effectbejag; eene kunstenares van Gods genade, eene weldoenster, die voor hare gewonnen millioenen godshuizen bouwde en hand en hart schonk aan eenen zedigen, armen kunstenaar Goldschmid. Persoonlijk bewonderden wij
| |
| |
herhaaldelijk die groote eigenschappen en herinneren ons met opgetogenheid eene voordracht der sopraanpartij in Messias. Daar stond zij, zeker van hare macht over de tonen, fier op hare christelijke overtuiging, maar ook zedig en eenvoudig in geheel haar optreden. Omringd van min of meer nuffige koristjes, verscheen zij als eene profetes. Vol geestdrift, vol overtuiging luidde het: ‘Ich weiss dass mein Erloser lebet’; zij droeg een wit, effen kleed met zwart fluweelen halslint, en daaraan een klein diamanten kruis... Uit dit alles sprak haar ziel en zin. Toegejuicht wilde zij natuurlijk niet worden, want zulke muziek was haar eene te heilige handeling. Dit belette echter niet dat zij eenen anderen keer vol liefelijkheid, maar niet minder zedig, eene engelachtige Anmuth toonde in de blijde voordracht der liederen van Taubert en vele anderen.
Niemand, in later dagen, bezit zoovele eigenschappen van Jenny Lind als de créatrice van Godelieve, Mevr. Aleidis Noordewier-Reddingius.
A.T.
† Domien Sleeckx, geboren te Antwerpen, den 2 Februari 1818 en overleden te Luik den 13 October 1901, lid der Koninklijke Academie van Belgie. Schreef een aantal romans waaronder In 't Schipperskwartier en Dirk Meyer, het leven der Antwerpsche volksjongens aan den havenkant, met wezenlijk talent geschilderd. Zijne kleine schetsen nochtans, voornamelijk die waarin hij tafereelen uit het dierenleven schetst (Jol, de historie van een rampzaligen trekhond, Miss Arabella Knox, die van een versleten koetspaard dat als koerspaard dagen van roem heeft gekend, de musschenhistorie Tjilp, tjilp, en Hoe Engel zijn Bientje kreeg, eigenlijk het verhaal van het vetten van een prijsvarken), overtreffen zijne uitgebreidere werken.
Buitengewoon vruchtbaar was hij op tooneelgebied. Met Gretry behaalde hij den driejaarlijkschen tooneelprijs. Goede drama's zijn eveneens: Zannekín, Berthilda en De Kraankinders. Onder zijne blijspelen zijn bijzonder bekend: De Visschers van Blankenberghe, Het Spook, De Alleenloopers. Met de Laat en Jaak Van de Velde stichtte hij te Brussel in de jaren '40 het eerste Vlaamsch dagblad. Met Van de Velde bewerkte hij daarna een uitgebreid Vlaamsch-Fransch Woordenboek. Hij was langen tijd leeraar aan de Normaalschool te Lier.
† F. Van Costenoble, bestuurlid van Le Comité des Flamands de France, pastoor van Flêtre-lez-Bailleul. - Me Sodar de Vaulx, weduwe van den Belgischen schilder Franz Sodar en schrijfster van Voyage à Rome pendant le Concile de 1870 en Les Splendeurs et les Gloires de la Terre Sainte. Sedert een jaar was zij in het klooster getreden der Arme Klaren te Assisië. - Gunnar Wennesberg, Zweedsch dichter, componist en oud-minister. Als muziekkundige schreef hij Gluntarne, Epos uit het studentenleven te Upsal, een oratorio, de Geboorte en gezangen op de Psalmen van David. Als letterkundige bracht hij voort, onder andere, een lyrisch drama getiteld de Kelder van Auerbach. Hij werd geboren in 1817. - Alfons De Decker, schrijver van Geschiedenis der Malcontenten, bekroond door de Kon. Academie van België. - Frans Uten, uitgever te Diest, oud-pauselijk zouaaf, bestuurlid van het Davids-Fonds zijner stad. - O. De Belie, onderpastoor te Aspelare, schrijver van verscheidene levens van Heiligen. - Breithof, professor in de faculteit van wetenschappen ter hoogeschool van Leuven. Zijne werken over meetkunde en teekenen zijn zeer gewaardeerd.
|
|