| |
| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
De Vlaamsche Kunstbode. Juli 1901.
Vierde bedrijf van Lod. Lievevrouw-Coopman's lyrisch drama Clodwig en Clothildis. - De Ruwaard, derde zang uit het dichtverhaal Filips van Artevelde, door Jan Boucherij. Sprookjes: De Zwaluw, waarom zij geschapen weid, Waarom de musch niet gaan kan, Waarom alle dieren den kater vreezen, Waarom de hond zijn pels kreeg, Waarom de kat eerst eet en daarna zich wascht, naverteld door Reim. Styns. - Vervolg van Aug. De Vreught's schoone studie: Bedreigde talen. Van D. Claes drie bladzijden over Gebruik van het woord ontslag. ‘Zijn ontslag nemen is niet se démettre, waardoor men ook zou kunnen verstaan: iemand in eene vlaag van verontwaardiging of in eene kwade luim zijn ontslag naar den kop gooien, als men nog kracht genoeg bezit om zijn ambt te vervullen; zijn ontslag nemen is, na volbrachte plicht, bezadigd zijn ambt nederleggen: prendre sa retraite.
Iets min ongedwongen dan zijn ontslag nemen is zijn ontslag geven, aanbieden, indienen, wat men altijd mag doen als men door geene verbintenis weerhouden is... Er zijn dus twee gevallen te onderscheiden, en het Wdb. onderscheidt die min of meer:
1. Men geeft iemand zijn ontslag, 't zij wanneer men hem om dringende redenen uit eenen dienst ontslaat, waar hij nog aan verbonden was, 't zij dat hij, wanneer het tijdstip van heengaan gekomen is, zijnen dienst niet wil verlaten.
2. Iemand, 't zij ambtenaar of bijzondere (als b.v. de voorzitter van eenen velo-club), die, door geene verbintenis weerhouden, niet langer zijne plaats wil bekleeden, of die, aan 't einde van zijn termijn gekomen, niet graag door zijne kornuiten zou ontslagen worden of zijn ontslag krijgen, biedt zijn ontslag aan, geeft zijn ontslag’.
Uit de Kroniek moeten wij aanstippen wat er staat over de uitvoering van Godelieve te Leuven:
‘Op 13 Juni werd te Leuven, door de zorgen van de afdeeling van het Davidsfonds (dat is niet zoo) het muziekdrama Godelieve, van Hilda Ram en Edgar Tinel, ten gehoore gebracht.
Ziehier hoe het blad Onze Tijd deze opvoering en het werk zelve bespreekt.’ Dan volgt het bekend artikel van Onze Tijd. Dat Onze Tijd met zijne beoordeeling alleen stond en de algemeenheid der bladen en tijdschriften anders oordeelden, daarvan geen woord; geen woord eigen beoordeeling; geen woord er over dat Onze Tijd zelf in gansch anderen zin over Godelieve heeft geschreven.
Waarlijk, Kunstbode, dat is niet Vlaamsch!
| |
| |
Germania. Juli 1901.
De oorlog in Zuid-Afrika. Een rapport van Boerenzijde. Een brief van Generaal Smeets aan President Steyn. Er wordt bijzonder gewezen op de wreedheid der Engelschen. - Van Herman Obrie een verslag over de wijding van het vaandel der Vereenigde Vlamingen te Verviers den 26n Mei ll. - M. Joksch komt op tegen de Oostenrijksche politiek in de Balkanen, die, beweert hij, tegenstrijdig is met de belangen van het Duitschdom. Dit artikel riekt nogal naar 't bekende Los van Rome! - In dit nummer nog aan te merken een brokstuk (sic) van Reimond Styns, het uitgaan eener processie op den buiten schetsende, alsmede de inleiding van een werk van Dr Kuhlenbeck: Bismark's Reden und Ausspräche zur Deutschen Reichsverfassung, waarin met nadruk betoond wordt dat Bismark geenszins voorstander was van 't Imperialisme in Duitschland, maar de vrije ontwikkeling van al de kleine Duitsche Staten behertigde.
Tijdschrift van het Willems Fonds. Juli 1901.
Slot van Maurits Sabbe's zeer lieve Brugsche novelle: Een Mei van Vroomheid - Van kap. Van der Veur Een kijkje in het koloniaal Verslag van Nederlandsch Oost-Indie voor het dienstjaar 1899. De koningin, door den Minister van Koloniën en den Gouverneur-generaal, bestuurt de koloniën, maar is gehouden jaarlijks aan de Staten-Generaal een omstandig verslag te zenden van haar beheer en van den toestand waarin de koloniën zich bevinden. Als een bewijs van het belang van het moederland in zijne koloniën worde hier gewezen op het aantal naamlooze vennootschappen in 1899 opgericht in Nederlandsch-Indie en Nederland, voor zooveel deze laatste hunnen werkkring tot Nederlandsch Indie uitstrekken: 86 in Nederlandsch-Indie met maatschappelijke kapitalen van 17 millioen gulden en 40 in Nederland met kapitalen van 19 millioen gulden. Deze maatschappijen hebben voor doel: handel, ijsfabricatie, exploitatie van suiker- en cultuurondernemingen, koffiepelling, kalkbranding, veefokkerij, goudexploitatie enz. - Over het Sanatorium van St.-Pol by Duinkerke, voor beenderzieke kinderen, eenige bijzonderheden door A. Vermast. ‘Meest al deze kindertjes zijn de onschuldige slachtoffers van het ongebonden leven, van de buitensporigheden der ouders. Vele van deze ongelukkige schaapjes zijn de kinders van dronkaards, van gealcoholiseerden of van.....ontuchtige moeders.’ Men rekent in het sanatorium op 88% genezingen. - Plastische Heroprichting van den Pithecanthropus Erectus door Ed. Verschaffelt. In 1891 en 1892 vond E. Dubois, in het middengedeelte van Java, het bovendeel van een hoofdschedel, een linker dijbeen, twee bovenkiezen, een onderkies en een brok van een onderkaakbeen. Met deze enkele overblijfselen heeft hij beproefd eene plastische heropbeuring te boetseeren der uitwendige vormen van dit wezen uit de geologische tijden, dat niets anders is, meent hij, dan de
aapmensch met rechtopgaande houding. Het is te zien geweest in de Wereldtentoonstelling te Parijs in 1900, in het paviljoen van Nederlandsch-Indië. Voor den schrijver van dit artikel lijdt het geen twijfel of wij hebben hier wel met den aapmensch te doen. ‘Door het ontdekken van de overblijfselen van dien overgangsvorm, werd de diepe kloof gevuld die in de wereldorde den mensch scheidde van de hem het naastbij komende wezen van het dierenrijk, namelijk van de onthropemorphe of staartlooze apen!’
De Boer. Oogst 1901.
Dit is wel het belangrijkste nummer, dit jaar verschenen. Benevens
| |
| |
het verslag der algemeene vergadering, van den Boerenbond gehouden te Leuven den 1 Juli l.l., vinden wij kier ook de redevoering door Mr Helleputte, uitgesproken op de feesten van den Boerenkrijg te Hasselt. Wij knippen uit:
‘De zending van ons volk straalt uit al de bladzijden onzer geschiedenis, en zij is: het bewijs leveren van den invloed, dien de getrouwheid aan den Godsdienst geven kan, om op stoffelijk, zedelijk en verstandelijk gebied, de beschaving te verspreiden, tot aan de uiteinden der wereld; niet door het geweld, maar door de vreedzame macht der waarheid.
In vrede levende met al de volkeren, willen wij hunne achting verdienen en de neerstige bie gelijken, wanneer wij alle goed, alle waarheid, 't is gelijk van waar zij kome, tot ons eigen goed verwerken, om ze dan aan alle minder bedeelden te schenken!
Wij zijn het vereenigingspunt waar alle beschavingsstroomen komen samenvloeien, de streek waar iedere mensch, onder welken luchtkring hij ook geboren zij, zich kan thuis achten. Wij willen op het klein stipje gronds, dat Gods voorzienigheid ons geschonken heeft, de christelijke verbroedering verwezenlijken, die ons nog voorkomt als een droombeeld, als eene hersenschim, en waarvan nochtans het geluk des menschdoms afhangt.
Dáárop wil ons volk zijne grootheid grondvesten.
Dáárom is er vrijheid noodig, met reine zeden en met het aloude christen geloof.
Deze drie schatten heeft de Boer voor ons bewaard.’
Revue Sociale Catholique, 1r Août 1901.
La Caisse d'Epargne et de Crédit de Rillaer, begin eener monographie der eerste Raiffeisenkas van België, door Em. Vliebergh.
De lezer maakt hier kennis met de omgeving, het ontstaan der kas en hare werkzaamheden. Aan te merken de wijze waarop, vóor het stichten der kas, de kleine menschen uitgebuit werden door het huren van koeien. Zij betaalden 30, 50, 100 ja meer dan 100 ten 100 kroos! De schrijver deelt hier ook al de werkzaamheden der kas mede, aanduidende voor de uitleeningen het bedrag, den termijn, het beroep van den ontleener en het doel der ontleening; voor de spaarstortingen, het bedrag, het beroep van den spaarder en, in geval de spaarstortingen teruggetrokken worden, het waarom. - Vervolg van F. Passelecq's studie: Presse Américaine. - Presse Moderne. - Ook nog in dit nummer een verslag van het uitstapje der Société d'économie sociale naar de werkhuizen en sociale inrichtingen van M. Valère Mabille te Morlanwelz.
Durendal, Juillet 1901.
Georges de Golesco bespreekt, zeer waardeerend, Sainte Godelieve van Tinel naar aanleiding der opvoering te Leuven. ‘Si Tinel a nourri sa pensée de l'oeuvre des plus beaux génies qui l'ont précédé, il ne s'en est assimilé que l'esprit et a su se créer un style éminemment personnel, assez simple, mobile et protéiforme, où la gravité et la profondeur de l'art classique s'allient souvent à une grâce exquise et enveloppante, et que pare la poussée généreuse d'une flore mélodique aussi luxuriante et somptueuse que nette et précise en son contour.... souhaitons que Godelieve soit montée à Bruxelles l'hiver prochain, dans les conditions de perfectionnement absolument indispensable à la compréhension de la véritable portée de l'oeuvre. Et nous pourrons ainsi saluer de nouveau en Tinel un des plus merveilleux musiciens de
| |
| |
notre époque, une des plus pures gloires de la Belgique comtemporaine.’
Verzen van F. Séverin, M. Olivaint en Franz Ansel. Die van F. Séverin zijn bijzonder lief. - Fidelin, eene kindervertelling van G. Rency, niet slecht. Lezenwaard artikel van Arn. Goffin: St. François d'Assise, naar aanleiding der jongst verschenen werken over den Arme van Assise. - Rouge-Cloître, begin eener bijdrage van P. Cuylits. - E.H.H. Moeller wijdt eenige geestdriftige bladzijden aan wijlen den bouwmeester Jules-Jaak Van Ysendyck; bijzonder ingegeven door de critiek van Fierens-Gevaert in 't Juninummer van Durendal. ‘Et d'abord, si je partage absolument son aversion (van Fierens-Gevaert), bien légitime pour la restauration des ruines, que je trouve absurde, je ne partage pas tous ses principes de restauration. Il est de toute évidence qu'il faut empêcher un monument pas encore en ruines de le devenir. Mais il y a manière et manière de le faire.... Il était absolument temps de restaurer l'église du Sablon. Mais la restauration à l'état primitif étaitelle possible? M. Fierens-Gevaert le nie, moi je le prétends.’ Voorts worden verscheidene onnauwkeurigheden in 't artikel van M. Fierens-Gevaert terecht gewezen.
Revue ecclésiastique. - 3, bevat een artikel van C.M. Kaufmann over de heilige bron in den tempel van Hiërapolis, eene bijdrage tot de kennis der Christelijke beeldspraak (hier vooral toepasselijk op de H. Maagd, en anderszins op Christus zelven) en van den Griekschen roman.
In de Mélanges vinden wij mededeelingen belangrijk voor de kennis der oud-christelijke letterkunde.
De Arbeid. 3e jaarg. Afl. 10.
Een harteleed, schets van Joh. W. Bakker. - Vervolg van Lode Backelmans langdradig en zinnelijk Marieken van Nymegen. - In de Lente onzer Liefde door W. Graadt von Roggen. Een Smart, lieve vertelling van Frans Holleman.
Neerlandia. Juli 1901.
Te lezen De taal der Hollandsche wetenschap van A. Kluyver en Een Belgisch blad (la Flandre libérale) over onze taal door prof. Dr Kern. ‘Uit het feit dat er Hollandsche wetenschappelijke mannen zijn die in eene vreemde taal schrijven volgt niets hoegenaamd tegen het gebruik van 't Nederlandsch als taal van 't Hooger Onderwijs. Zij is dit in ons land, en te durven beweren dat zij als wetenschappelijke taal achterstaat bij Fransch, Duitsch, Engelsch, of welke andere taal ter wereld is zotteklap.’
De Katholieke Gids. Augustus 1901.
Het Scheppingsprobleem naar het Duitsch van prof. Dr Wilhelm Waagen. Het slot luidt: ‘Niet alleen bevredigt het scheppingsverhaal (der Genesis) sedert duizenden jaren het jeugdig gemoed zoowel van ieder in het bijzonder als van de volkeren die zich nog in hunne kindsheid bevinden en schenkt het hun de kennis der hoogste waarheden, maar ook is de geleerde na tientallen van eeuwen gedwongen te erkennen, dat het scheppingsverhaal gegevens bevat, welke door de moeielijkste studiën op velerlei ander gebied slechts kunnen bevestigd worden.’ - A.-J. Oostdam hekelt duchtig Eene Roomsche lier, het boek verzen van pater Van Kerkhoff, in de N.-Nederlandsche Kioniek van D.W. en B. van Juni II. breedvoerig besproken. Zijne kritiek, schrijft hij, zij aangeboden ‘als een welgemeende aanvulling op het mooie Warande- | |
| |
artikel,’ - J.H.S. begint eene ontleding van Schaepman's Aya Sofia om te toonen hoe de jongeren Schaepman als dichter niet naar waarde schatten. In den maçonnieken ban door Hein de Jong, waarin de schrijver toont hoe hij de vrijmetselarij heeft verlaten en van 't protestantisme tot het katholicisme overgegaan is.
Ons Tijdschrift. Afrikaansch familiënblad 1901, nr VI.
Sedert een heelen tijd staat er weinig belangrijks te lezen in dit Zuid-Afrikaansch tijdschrift. In dit nummer zijn enkel aan te stippen de doodmare van prof. Dr Bellaert Spruyt, leeraar in wijsbegeerte aan de hoogeschool te Amsterdam en het slot van Uit den Ouden Tijd. De belegering van Mozambique door de Hollanders.
Vragen van den Dag. Augustus 1901.
Van Dr H. Blink beschouwingen van Graanproductie en Graanhandel ‘Argentina met zijn deugdelijken bodem, belooft in de toekomst nog veel voor den korenbouw, daar groote vlakten der Pampa's nog ongerept liggen. Hier is betrekkelijk nog veel minder goede grond in beslag genomen dan in Noord-Amerika. Ook de Vereenigde-Staten van Noord-Amerika hebben nog veel ongecultiveerd land; nog 249 millioen H.A. staatsland liggen uitgemeten, om verkocht te worden, doch zelfs uit de officieele berichten blijkt het dat het beste land reeds in bezit is genomen. Zoo zal Amerika in nog langen tijd de korenleverancier der aarde blijven, en de prijzen op de korenmarkten beheerschen. Ook de invloed van Siberië op de graanmarkt zal grooter worden’... ‘Volgens berekeningen zou op de graanbeurs van New-York wel 36 maal zooveel graan verkocht en gekocht worden dan er feitelijk wordt geleverd.’ - In dit nummer nog eene lezenswaarde studie Het Nieuwe wereldrijk van den Australischen Statenbond. Vroeger bezaten ieder der verschillende koloniën: Nieuw-Zuid-Wales, Victoria, Queensland, Zuid-Australie, West-Australie en Tasmanië, eene eigene staatsinrichting met een Hoogerhuis en Lagerhuis, een eigen verantwoordelijk Ministerie en een Gouverneur benoemd door de Engelsche kroon, aan 't hoofd der regeering.
De Staatsorganisatie van den nieuwen bondstaat Commonwealth of Australie die 7,627,897 vierk. K.M. beslaat en rond de 4 millioen inwoners telt, komt op het volgende neer: Aan het hoofd van den bond staat de Gouverneur-generaal genoemd door de Engelsche kroon en bijgestaan door een ministerie. Het parlement bestaat uit een Senaat, waarin elke kolonie 6 vertegenwoordigers heeft, rechtstreeks door 't volk gekozen, en een huis der Volksvertegenwoordigers, bestaande uit een afgevaardigde per 50,000 inwoners van elke kolonie.
Kiezers zijn alle mannen, 21 jaren oud, die drie jaren in het gebied der Commonwealth gewoond hebben, Britsch onderdaan zijn, in Australie geboren of sedert vijf jaren genaturaliseerd zijn.
Als de Gouverneur-generaal-zijn veto tegen een door beide Kamers aangenomen ontwerp uitspreekt, is een beroep op de Britsche kioon toegelaten. In de afzonderlijke koloniën, die nu Staten heeten, blijven de gouverneurs en de hooger- en lagerhuizen bestaan, maar hunne administratieve en uitvoerende macht is beperkt. De belangrijkste vraag met betrekking tot het buitenland, is de handelspolitiek die de nieuwe bondstaat, zal volgen. In de koloniën zijn de toltarieven tot hiertoe verschillend geweest, Victoria was beschermgezind, Nieuw-Zuid-Wales huldigde de beginselen van den vrijhandel. Onder de koloniën zal nu de handelsvrijheid bestaan; maar de bond heeft geld noodig en
| |
| |
zal daarom inkomrechten heffen op vreemde voortbrengselen. 3/4 van den handel met Australie is nu in handen van Engeland; het moederland zou er onder lijden, ten ware men differentieele rechten ten gunste van Engelands handel invoerde, zooals Canada heeft gedaan.
Engelands politiek streeft daarnaar. De handel van Engeland gaat achteruit om plaats te maken voor dien van Duitschland en Noord-Amerika. Daarom zoeken de Engelsche staatslieden heil in een tolverbond met hunne koloniën.
Studiën. - Dl. 56, afl. 5.
C. Wilde vervoordert zijne geschiedkundige studie: Napels vóór 100 jaren. Ferdinand IV en de Napolitaansche Republieken.
Over het ontstaan van het Episcopaat ontleedt P. Albers twee onlangs verschenen boeken, één in het Duitsch van Stanislaus v. Dunen-Borkowski, S.J., en een in het Fransch: L'Origine de l'Episcopat, dissertation présentée à la faculté de Théologie de l'Université de Louvain pour l'obtention du grade de docteur par l'abbé André Michiels, professeur de dogme au Séminaire de Malines (Louvain, Van Linthout). De bespreking van het werk onzes landgenoots sluit P. Albers in dezer voege:
‘Na dit overzicht herhalen wij volgaarne dat het werk van Dr. Michiels de hoogste belangstelling verdient. Het geeft in elken regel blijk van 's schrijvers onverdroten werkzaamheid. In een stof, waarover zóó veel en in zoo verschillende richtingen is geschreven, zal wellicht menigeen in enkele punten anders kunnen denken dan Dr. Michiels. De katholieke geleerden zullen hem echter dankbaar zijn, dat hij aan de effening van den weg, die door de geloovige richting altijd meer als de ware werd erkend en afgebakend, met jeugdige kracht heeft gewerkt. Het pleit voor 's schrijvers scherpen blik, dat hij tijd en talent niet verspilde om een nieuw systeem uit te vinden; maar dat hij in de richting, door mannen als Duchesne en De Smedt reeds ingeslagen, de ware oplossing van het vraagstuk trachtte te vinden; dat hij de bewijsgronden vermeerderde en de reeds gelegde grondslagen door zijne groote eruditie versterkte en bevestigde’.
Eene nagelaten studie van wijlen A. Van Gestel handelt over Seger van Brabant, den doorluchtigen leeraar die te Parijs doceerde in den tijd van St. Thomas van Aquine, door Dante in den hemel geplaatst en genoemd wordt: ‘het onsterfelijk licht’. En nochtans is dat licht uitgestorven vermits er van zijne werken weinig tot ons gekomen is, zoo weinig zelfs dat men niet met zekerheid weet of men met eenen rechtof valschgeloovige te doen heeft. Volgens sommigen zou hij op sluiksche wijze de dwalingen van Averioës tegenover de leer van St. Thomas hebben houden staan. A Van Gestel toont echter dat die beschuldiging op geene ernstige gronden steunt en dat hiertoe niets afdoende tegen Dante's heerlijke getuigenis, in den mond van St. Thomas zelf gelegd, is ingebracht.
Th. Ermers steekt den draak met B. Tydeman, volgens wien de H. Ignatius zijne Geestelijke Oefeningen uit Muzelmansche of Moorsche bron geput zou hebben.
De Gids, Augustus 1901.
Verzen van Hélène Lapidoth-Swarth. - Prof. R.C. Boer bespreekt Laboremus van Björnson dat hem voorkomt ‘nauwelijks eene breede bespreking waard te zijn’.
‘A gid, a gid (geve God) dat Björnson, voór de zin hem velt, nog eens terug moge komen van de tooneelschrijverij, waarvoor hij
| |
| |
geen aanleg heeft, en die hem geene blijvende lauweren maar slechts voorbijgaande volksgunst inbrengt, en ons nog eenmaal gelukkig moge maken door een product van zijn wonderlijke gave der vertelling, zijn heerlijke naïveteit, zijn eenig lyrisch talent.’ - Over Borneo, een artikel van J.F. Niermeyer, naar aanleiding van Dr G.A.F. Molengraaff's boek Borneo-Expeditie. Geologische Verkenningstochten in Centraal-Borneo. - Instantanés uit den Zuid-Afrikaanschen Oorlog door Jhr. C.G.S. Sandberg, recht aardig. - In wetenschappelijke beoefening der moderne letterkunde, methoden en problemen onderzoekt prof. van Hamel de vraag naar het wetenschappelijk karakter van de geschiedenis der letterkunde. ‘Zoo wij dan, ten slotte vragen, waarom, en in welken zin, de beoefening der moderne letterkunde een wetenschappelijke arbeid kan wezen, dan moet het antwoord luiden: omdat zij, ernstig opgevat, het karakter behoort te dragen van een historische, een philogogische en een zielkundige studie...’
Reeds twee malen leidden onze beschouwingen over dit onderwerp tot het aanbevelen van collectieve studie. Wij noemden toen, als wenschelijk apparaat een groep van leerstoelen, om een centrum methodisch en sympathetisch gerangschikt. Thans wijs ik, vooral met het oog op de jeugdige beoefenaars van dit vak, op een anderen vorm van collaboratie: het stichten van zoogenaamde ‘seminaries’. En ik bedoel nu niet zoo zeer bijzondere seminaries van Romaansche, Germaansche, Slavische philologie, al acht ik deze, voor speciale vakstudie, van hooge waarde, - maar een algemeen ‘Seminarie voor letterkundige studiën’, zooals er, een jaar of wat geleden, te Brussel, onder de hoede der ‘Université libre’, een is tot stand gekomen. Niet alleen de eigenlijke kweekelingen der Universiteit, maar ook zij die het geweest zijn en met haar in contact zijn gebleven of gaarne blijven willen, zouden, in zulk een kring, voor hun werkkracht en hun studiën een plaats kunnen vinden... Natuurlijk zal zulk een letterkundig seminarie in aanraking moeten blijven met de historische taalstudie, met de algemeene beschavingsgeschiedenis en met de moderne zielkunde. Bovendien zal het, om het volle leven in zich op te nemen en het oude door het nieuwe te leeren begrijpen, het levend contact met de kunstenaars zelve gaarne zoeken. ‘Van G.H. van Waveren Nationaal landbouwbelang en klein-bedrijf. Schrijver besluit dat het klein landbouwbedrijf, (minder dan 7 1/2 hectaren) niet wenschelijk is voor Neerlands welzijn. De groote reden die hij inbrengt is dat het klein bedrijf niet zoo goedkoop zou voortbrengen als het groot. Deze stelling is geenszins bewezen. Integendeel, de onderzoekingen, deze laatste jaren in Duitschland gedaan door Stumpfe, Auhagen. Schulte, Luberg en von Kalten bewijzen gansch 't tegenovergestelde. - Vervolg van Dr. Byvancks studie: Dorus'
droefheid. - Verzen van Frank van Maerle.
Caecilia, 13, geeft Kunst en kritiek, van H. Viotta: ‘twee dames, die het maar hoogst zelden met elkaar kunnen vinden’. Beter is het opstellen te schrijven van algemeen kritischen aard, maar het publiek wil ‘alleen de persoonlijke recensies’.
Nederlandsche Spectator, 26-29.
27 bespreekt Fährten und Träume deutscher Maler en de nieuwe uitgaaf der Gedichten van den Schoolmeester met gekke verzen en ‘malle teekeningetjes’. Aangekondigd wordt de bijeenkomst der Association voor wetenschap en kunst te Glascow te houden. In
| |
| |
26 en 28 bevindt zich iets leerrijks over het Forum Romanum van Pasquinelli, en over de meubelzalen van het Louvre, door Johanna de Jongh. 29 bevat lof van Philippe Zilcken's Souvenirs opgedragen aan Alidor Delzant. - Uittreksels van Kalff's Jacob Cats: een gewoon mensch, met aangeboren zinnelijkheid, in toom gehouden door een ietwat schroomvallige voorzichtigheid... met de hoop op een nog beter leven (J. Koopmans).
De Katholiek. ‘Vervolg’ over Windthorst door Jansen. - De H. Kruisweg door V.d. Loos; hierin wordt aangetoond wat zijne geschiedenis is, eerst sedert de 16e eeuw is zij voltooid; zij hangt natuurlijk samen met de pelgrimstochten naar het Heilige Land. - Pater van Hoogstraeten handelt over P.C. Hooft; hij prijst de verdienste van Stoett's uitgave. Hooft is ‘een man van talent, maar niet van scheppend genie’. Zijn ‘Reisheuchenis’ is een ‘schraal dagboek’. Het ‘ideale’ van Hooft verheft zich zelden boven de aarde, ‘zijne verdraagzaamheid spruit voort uit gemakzucht’ en zijne ‘liefdepoëzie’ wordt ‘zelden geadeld door een zuiver christelijk gevoel’.
Tijdschrift v. het Kon. genootsch. voor Munt- en penningkunde. - 2 en 3 bevat eene menigte bijzonderheden betrekkelijk den Boerenoorlog en de hulde aan Kruger in verschillende landen bewezen. Verder bevatten deze afleveringen aloude bisschoppelijke gedenkpenningen van Utrecht en Bouwstoffen voor eene geschiedenis van het geldwezen, zoowel in België (Henegouwen, enz.) als in Noord-Nederland. Nr. 2 bevat daarenboven een schoon portret van den zeeheld Piet Hein en eene gravuur der zeventiende eeuw, voorstellende den slag bij de Duinen in 1639.
Stimmen aus Maria Laach, 6.
Wij vinden hierin een hoogst merkwaardige studie van St. Beissel: Deutschlands älteste Gotteshäuser. De schrijver zoekt naar de sporen der oudste godsdienstoefeningen, te Bourges nog in de zesde eeuw, te Triër, enz. in bijzondere huizen gehouden. Overigens stamt de oudste kerk van Triër uit de 4e eeuw n. Chr. De schrijver wijst op de oudste sporen van den cultus in Beieren. Onder den invloed der studie van het Romeinsche rijk kwamen de oudste bedehuizen tot stand, b.v. de baziliek van Clermont, uit de zesde eeuw. Weldra werden de hoofdkerken kruisvormig en met geschilderde glazen voorzien, gelijk onder andere te lezen is in het leven van Eligius. St. Gereon te Keulen vertoonde de heerlijkste mozaïeken; in de 7e en 8e eeuw verrezen alom nieuwe kerken, zoo van steen als van hout.
Das litterarische Echo. Augustus 1901.
Theatrokratie und Stilwirrnis, bittere klacht van Karl Strecker dat de theaterliteratuur in Duitschland alle andere verdringt; dat theaterbestuurders uit goede romans en novellen theaterstukken ‘snijden’ die weinig of niets beteekenen. An dem ubertriebenen Götzendienst, dem Kniebeugen vor dem groszen Moloch Theater, hat aber die heutige Tagespresse eine schwere Schuld. De dagbladen drukken gansche kolommen vol over armtierige theaterstukken; over andere letterkundige werken blijven ze stom. Das eine bleibt heute unverruckbar im Vordergrunde ruhiger Betrachtung stehen: wir leben im Zeitalter des Theaters, der Aeuzerlichkeiten, der Pose, des Plakates, der groszen Worte... In
| |
| |
der Litteratur aber gehen Theatrokratie and Stilwirrnis Hand in Hand. - A. Brunneman wijdt eenige geestdriftige, al te geestdriftige bladzijden, aan Anatole France, in Duitschland minder bekend wegen seiner Anspielungen auf Zeitverhältnisse, die eine grosze Kenntnis der sozialen und politischen Kämpfe in Frankreich voraussetzen.
Der Katholik. Juli. Mainn. 1901.
Die formelle Schönheit der Parabelen des Hernn door V. Schäfer. De parabelen berusten op het vergelijkende neven elkander stellen van 't zinnebeeld en de daardoor beduide afgetrokkene zaak. Elke parabel drukt eene natuurwaarheid uit en daarin ligt hare schoonheid.
Randglossen zü Prof. Harnach's Schrift: ‘Wesen des Christenthums’ scherpe kritiek door Dr Adloff.
Reform der Moraltheologie: antwoord op een artikel dat beweert een onderscheid te maken tusschen de ‘hasnistische’ en de ‘scholastische methode van St. Thomas’ om de eerste te verwerpen en de tweede aan te nemen.
Die erwerbsarbeit in den Werken des Thomas van Aquino door Dr Hilgenreiner: legt met menigvuldige uittreksels zijner werken klaar de gedachte van St. Thomas daarover uit.
Das Vaticanische Concil und der sog. Culturkampf in Preussen; vertelt het lijden der katholieken ‘de Meiwetten, de pogingen van Paus Pius IX bij de keizer om ze tegen te houden, en de eindelijke nederlaag van het Staatsbestuur.’
Revue des deux Mondes, 15 Juillet 1901.
La conception de l'histoire dans Tacite, door Gaston Boissier. ‘Avec ses défauts et ses qualités, grâce à la saisissante beauté des scènes qu'elle décrit, au souci qu'elle a de la simplicité, de l'harmonie, des belles proportions, de la perfection de la forme, à la part qu'elle fait à la morale, au soin qu'elle prend de peindre le moins possible des êtres d'exception, et, en grandissant ses personnages, de leur laisser ce fond commun d'humanité qui fait qu'ils restent en communication avec nous, et que, tout en dominant la foule de leur haute taille, ils marchent au milieu d'elle, on s'explique comment elle s'est trouvée être un admirable instrument d'éducation. Depuis la Renaissance, elle a élevé toute la jeunesse du monde civilisé. On nous dit qu'en ce moment le charme est rompu et qu'on s'éloigne d'elle. Je ne suis pas sûr qu'on ait raison de le dire, et je doute que nos jeunes gens soient devenus aussi insensibles qu'on le prétend aux beaux récits de Plutarque et de Tite-Live, qui ont ému leurs pères. Ce que je sais, ce que je puis affirmer, c'est que le jour où l'histoire ancienne aura disparu de nos écoles, il y manquera quelque chose.’ - Te lezen van Emile Olivier, Napoléon III et Bismarck en Pologne, alsmede van Alfred Fouillée het doorwerkt artikel: La morale socialiste. - Côtes et ports français de la Manche, Le Nord de la Bretagne et le Cotentin door Ch. Leuthéric. - Klinkende verzen van François Coppée, La Cloche du Faubourg. Van René Doumic een lezenswaard overzicht: Les derniers travaux de la psychologie collective. Wij knippen hieruit: ‘Ce qui est vrai d'une multitude, l'est
même de réunions qui ne méritent pas, à proprement parler, l'appellation de foules. Presque toujours une assemblée est moins intelligente que ses membres, un conseil de guerre moins que les généraux, un jury moins que les jurés. Si tôt que les hommes sont réunis, le niveau intellectuel s'abaisse; voilà au moins une particularité qui prête à la méditation’.
| |
| |
Etudes. 5 Juillet.
A la recherche d'un ancêtre. - Hippolyte Martin, S.J.
De godtergende triomfzang door enkele stafdragers der zelfontwikkelingsleer vóór den Pithecanthropus erectus aangeheven noopte den schrijver te onderzoeken: 1) welke houding de Evolutiemannen doorgaans ten opzichte der spiritualistische godsdiensten aangenomen hebben; 2) in hoeverre de katholieke godsdienst met de Evolutieleer kan verbroederen; 3) de wetenschappelijke stevigheid van de grondvesten, waarop ze dat stelsel gebouwd hebben. De antwoorden luiden achtereenvolgens:
1) Al de materialisten sluiten zich bij de transformisten aan doch niet het omgekeerde.
2) Bij zooverre men eenen scheppenden persoonlijken God en de onsterfelijke ziel niet wegcijferd.
3) Wij staan voor eene loutere hypothese.
Suggestion door Lucien Roure, S.J. Zoowel in extra-hypnotische als hypnotische toestanden werkt de suggestie in op geest en wil, met ze aan een enkel ingedreven gedacht gebonden te leggen.
Les missionnaires catholiques aujourd'hui et autrefois door Joseph Brucker, S.J. - Le marquis de Vogué historien à l'occasion de son élection à l'Académie Française, door Henri Chérot, S.J. - Lutte et Prière. Lofartikel over Coppée's ‘Dans la prière et dans la Lutte’ door Victor Delaporte, S.J. - Bourdaloue a-t-il prononcé le ‘tu es ille vir.’ Eug. Griselle, S.J. - Correspondance de Chine. Nouveaux décrets impériaux, etc. Jérôme Tobar, S.J. - Adieux au Grec. Joseph Burnichon, S.J.
- 20 Juillet 1901.
Lettre de sa Sainteté Leon XIII aux supérieurs généraux des ordres et instituts religieux. - A la recherche d'un ancêtre (2e art.) door Hippolyte Martin, S.J.
Schrijver bewijst voor enkele evolutiestelsels op hun eigen beschouwd, de onvastheid en ontoereikendheid hunner uitleggingen. - Le centenaire du concordat, Paul Dudon, S.J. - Le marquis de Vogué (vervolg en einde). - A travers les Ruines de la Haute Egypte. A la recherche de la grotte de l'abbé Jean. - Monographies Chinoises. - Maison de la famille Wang door R... - A propos d'une nouvelle vie de Jeanne d'Arc. Henri Chérot, S.J. - Une ambassade à Rome sous Henri IV. Yves de la Brière, S.J.
Dublin Review, no 129.
De leeraarsvorming door T. Willis. Eene onweerstaanbare beweging voert ons naar 't onderwijs. Wat moet dit bijzonder beoogen: karaktervorming. Zulks is niet mogelijk zoo men niet aan 't leven een éénig doel stelt: het plichtvolbrengen. Maar die eenheid in 't leven kan men met verwezenlijken zonder wijsbegeerte: en inderdaad het standpunt is dit: wat is plicht. Hoe daarop geantwoord zonder tusschenkomst der metaphysiek. Daarbij moet ieder een oorbeeld nastreven. Maar zij stellen zich zoo menigvuldig aan 's menschen inbeelding voor. De philosophie zal leeren kiezen: het einde wel begrijpen is eenheid en vrijheid aan zijn handelingen verzekeren. Doch in onze hedendaagsche hoogescholen is de philosophie op verre na niet meer geschikt als vroeger. Om ze op eene vruchtdragende wijze in 't volk herin te brengen, moeten wij welgevormde onderwijzers hebben, ‘die in beelderige spraak de droge ontledingen der wijsgeeren nopens het einde overbrengen.’ De drij vereischten van een onderwijzer zijn: ‘science, technique, wisdom.’
| |
| |
De Langobarden: kritische studie over hunnen oorsprong, taal, bekeering.
De Katholieke letterkunde in de 19de eeuw (Vervolg), door Rev. Kent.
De Italiaansche letterkunde begint met Latinisten als Mai, Ceriani en oudheidskundigen als De Rossi; met philosophen als Gioberti, Romini. Silvio Pellico schrijft tooneelstukken en ‘Le mie prigioni’. Manzsoni wordt wereldberoemd met zijnen roman. ‘Spromessi sposi’. De Spaansche letterkunde heeft hare dichters: Carvajal, de Mexicaan Ortiz. De ‘Filosofica fondamental’ van Dr Balmes, zijn werk ‘Catholicism en beschaving’ rangschikken hem onder de meest invloedhebbende schrijvers der eeuw. Donoso Cortes als staatsman hecht een nieuwe perel aan de kroon der Spaansche letteren.
In Portugal hebben wij de schoone godsdienstige gedichten van Villela; de novellen en gedichten van Carvallis.
Aan Holland en Vlaanderen wijdde vooral de schrijver eene korte maar doordachte studie.
Wij wenschen er hier een wat breedvoediger verslag over te geven om te toonen wat men in den vreemde over onze letterkunde denkt. ‘Bij den eersten oogopslag schijnt het dat men zich hier maar aan weinig kan verwachten: Holland en België zijn de kleinste landen van Europa. Daarbij vormen de katholieke Hollandsche en Vlaamsche werken maar de helft der nationale letterkunde. In Holland is de andere helft protestantsch, in België is zij Fransch. Desniettegenstaande heeft de 19de eeuw eene weelderige katholieke letterkunde zien bloeien.’ Volgt een overzicht van eenige mannen: Nuyens, Thijm, Schaepman, De Groot.
In België toont hij de verdrukking van 't Vlaamsch en 't ontstaan der Vlaamsche beweging. Ziehier zijn oordeel over Gezelle en de ‘Biekorf’: ‘bijzonder aan te merken in dit tijdschrift, het gebruik van zuivere inlandsche woorden en uitdrukkingen, die de Fransche algemeen gebruikte woorden vervangen, en voldoening schenken aan de Germaansche puristen, die hunne ‘taal van alle vreemd onkruid willen zuiveren’. Het is te hopen dat het Vlaamsch ‘will estend its conqets in the domain of theology and Ethics.’ Te samen met de andere Teutonische talen, ‘would the flemisch and dutch form a considerable body of varied and excellent catholic litterature.’ Austey bespreekt in een volgend artikel het hoogeschoolleven in 't middeleeuwsche Oxford. Rev. Chapman geeft eene studie over Apiarius en een laatste artikel bespreekt de maatschappelijke zedenleer van Watt.
Rivista internationale de scienze Sociale, Juni, Rome. 1901.
G. Ellero bespreekt de nieuwe gedachtenrichtingen in 't begin der XXe eeuw. Hij houdt zich bijzonder bij de rationalisten en hunne bijbelcritiek.
De vrijheid van onderwijs (vervolg) door Prof. G. Piovano. Ziehier de verschillende thesen in 't artikel uitgebreid. 1. De liberale staat met het onderwijsmonopolium in tegenstrijding met zich zelven; hij staat de vrijheid van drukpers toe met zoovele anderen en maakt uitzondering voor de vrijheid van onderwijs.
2. Het staatsonderwijsmonopolium vertreedt het natuurlijke recht der ouders.
3. Het bevoordeeligt het socialisme
4. en verkracht het katholiek geweten.
Het fransch protectionisme der zeevaardij door C. Bruno. Bij 't bespreken der wet van 1881 wilde men een ‘protectionisme à
| |
| |
outrance’ voor de handelsschepen. Eene nieuwe wet van 1898 verleent grootere premieën, maar sluit de schepen uit in den vreemde gebouwd.
La Lectura, Madrid, Juni 1901. - De Engelsche geschiedschrijver Martin Hume bespreekt in een eerste artikel de Samenzwering tegen Isabella van Engeland, samenzwering waarvan men lang dacht dat Filip II de aanstoker was. Steunende op onuitgegeven Spaansche staatspapieren door hem in de nationale Fransche archieven ontdekt, toont de schrijver dat die samenzwering eene legende en Filip II gansch onschuldig is.
De Spaanschs theater door F. Navarro y Ledesma. Dit en de twee volgende artikels zijn een waar klaaglied over de geestesontwikkeling in Spanje. Hier over muziek. Geen enkele Spanjaard is op dit gebied gekend. De epische gedichten zijn vol dramatische toestanden, maar geen genie om ze op muziek te zetten. ‘Het verlies van 't nationaal karakter, de beweegloosheid van het uitgeputte ras, andere oorzaken nog bewerken deze muziekale zwakheid’.
Fr. Acebal bespreekt de Schildertentoonstelling van 1901. De tentoonstelling was onbeduidend in waarde, alhoewel er honderde schilderijen waren. ‘Welk is het karakter onzer tegenwoordige schilderkunst? Het verschil van scholen springt onophoudend in 't oog, zoowel in de onderwerpen als in techniek en uitvoering. Het portret en de historieschildering zijn gansch verlaten. Overal ontbreekt eene strenge teekening en stevige samenvatting.’ De schrijver helt hevig naar 't realisme over en vraagt dat men niet alleen 's menschen kop voorstelle, om 't overige onder kleeren te verbergen, maar dat men 't menschelijke lichaam schildere lijk het is.
Eelay Ondre spoort de Spaansche geestestoestand na in dagbladen, boeken, tijdschriften. Overal vindt hij dat de letterkunde te kort gaat aan vruchtbaarheid, oorspronkelijkheid, juistheid en strengheid in de gedachten.
|
|