| |
| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
Volkskunde. 12e jaarg. 11e en 12e afl.
Van Dr Maurits Sabbe Peter Benoit en het Vlaamsche Volkslied. ‘Benoit kende al de verborgene, ontroerende krachten van het volkslied. Hij wist er niet alleen voor zijn eigen inspiratie een vruchtbare voedende stof van te maken, maar door het gebruiken der liederen zelf wist hij in zijne werken soms heerlijke effecten teweeg te brengen. Zijne bewerking van het Wilhelmus in de “Schelde”, het Slaat opten trommelle in de “Pacificatie”, het Klein Kleuterken bij den aanhef der “Kindercantate” het Kwezelken in den dans van 't “Meilief”, het Hasseltsch Meiliedeken in de “Negen Provincien”, het Gequetst ben ic van binnen in “Karel van Gelderland” enz., zijn evenveel glanspunten in zijne partituren.’ - De Arabische Nacht vertellingen. De Geschiedenis van den kleinen Bultenaar. A. De Cock toont hoe dit Arabisch vertelsel in bijna heel Europa voorkomt, dusuit de volksoverlevering geput is en niet een kind is der fantazie van den Egyptiaanschen verteller zooals de arabist prof. Chauvin het beweert. - Vervolg van De Cock's Spreekwoorden en zegswijzen, afkomstig van oude gebruiken en volkszeden (Het Spinnen). De Cock deelt nog eene onuitgegevene zangwijze mee uit het Meetjesland van het volksliedje: Het sterven van den Beer. Voorts Nederlandsche Sprookjes en Vertelsels medegedeeld door G.J. Boekenoogen: Van Grootoog en Klaainoog, Van Grooten Kloas en Lutjen Kloas, Van den slimmen Jan.
Christene School. Te lezen in nrs 18 en voorgaande de studie van Vranck van Aeckeren over: Herbert Spencers opvoedingstelsel. ‘Het is er verre van af dat de school, zooals hij ze hier voorstelt, ingericht zij met het oog op de gemiddelde begaafdheid der kinderen. Zijne school is eerder eene met voortgezet onderwijs, of beter nog, is een wetenschappelijk polytechnicum.
De zaak is dat Spencer tot voorbeeld en doel van opvoeding en onderwijs zijne “Synthetical Philosophy” nam. Het ging hem gelijk zoovele wijsgeeren, die zich aan het hervormen der opvoeding waagden: Wanneer zij hun stelsel in pedagogischen vorm wilden omzetten, ontbroken hun, in hunnen welgemeenden iever, de deemoedigheid hun wijsgeerig stelsel tot 's kinds peil te doen afdalen, en aan de stof de inkleeding te geven, die besnoeiing te doen ondergaan, welke de kindernatuur vereischt.’
Tijdschrift van het Willemsfonds. Juni 1901.
Eenige bladzijden over Nijmegen en omstreken, ter gelegenheid van het 26e Taal- en Letterkundig Congres, door G.D. Minnaert,
| |
| |
met platen. - Vervolg van M. Sabbe's lieve Brugsche novelle Een Mei van Vroomheid. - Eenige chronomische en politieke opmerkingen naar aanleiding van den Transvaaloorlog door L. Cornelissen Rupertus, zonder veel nieuws.
Het Katholiek Onderwijs. Juli 1901.
Te lezen: Victoria waarin de schrijver toont hoe de Engelschen den naam hunner vorstin zaliger geheel de wereld rond gezaaid hebben, en vervolg van het opstel: De opvoeding bij de oude Perzen.
Bulletijn der maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, nr 5. Te lezen de mededeeling van J. De Smet: Quelques notes relatives aux Van Eyck. ‘Je ne veux pas conclure, comme d'autres l'ont fait, à la supériorité d'Hubert van Eyck sur son frère. Les éléments nous manquent pour cela. Mais on ne peut pas davantage se baser sur ces mêmes éléments pour rejeter en quelque sorte Hubert Van Eyck de l'histoire de l'art, en réduisant presqu'à néant sa part à la seule oeuvre à laquelle se rattache son nom (De aanbidding van het Lam)... Je suis convaincu..., qu'Hubert van Eyck a tenu une très grande place dans la peinture du XVe siècle et qu'il a eu sur son frère Jean, une influence considérable.’
Germania Mei bevat het vervolg van Duitschland voor de boeren, van Haller v.Z. In Schule und Elternhaus stelt Matthias uit Koblenz in 't licht hoe de school soms meer invloed heeft op den zin voor orde en tucht, dan de ouders. Thelen te Brussel schrijft over de rechterlijke organisatie van New-York in de 19e eeuw.
De Vlaamsche Kunstbode, Juni.
Bevat het derde bedrijf van Clodwig en Chlotildis, lyrisch drama in 5 bedrijven door Lod. Lievevrouw-Coopman; een drietal gedichtjes (door Buyst, J. Boucherij, C. Magerman); kunstnieuwsjes uit Brugge door Mev. Verkest, de vertaling van eene bijdrage over Benoit in een Duitsch Blad verschenen, ‘met het hart geschreven’, zegt terecht de inzender Dr. E. v(an) O(ye); een rouwbericht naar aanleiding van het afsterven van W.D. Leen, een Limburger (van Peer) die te Antwerpen verbleef, een paar werken van Lemonnier vertaald heeft, en tot de eerste medewerkers van De Vl. Kunstbode behoorde.
De studie van Aug. De Vreught, ‘Bedreigde Talen,’ is flink geschreven, boeiend en leerrijk. ‘Onverpoosd spreken ons de dagbladen van het ‘verrussen van Polen, van de Baltische provinciën, van Finland zelfs; het Pruisisch beambtenbestuur tracht door alle mogelijke middelen Pruisisch Polen en het Deensche Sleeswijk te verduitschen; het Hongaarsch Bestuur, door al de in de Kamers op ernstige wijze vertegenwoordigde partijen ondersteund, streeft er naar de talen der Slavische en Latijnsche volken, die van alle zijden de breede puszta omringen, ten voordeele van het Magyaarsch veld te doen ruimen’.
‘Zouden dan wezenlijk al die talen veroordeeld zijn, vroeg of laat te verdwijnen? Kunnen de kleine volken, die zich zoo dapper verweren, er waarlijk niet aan ontsnappen, eenmaal voor hunne machtige bespringers te moeten zwichten?...’
Schrijver wijst op den eigenaardigen toestand van het Bastisch, en vooral van de talrijke talen welke in Oostenrijk en in de Donauvallei te kampen hebben om haar bestaan, - talen welke tot spoedigen ondergang gedoemd schenen, en die integendeel overal ontwaken en op korten tijd een verassenden letterkundigen bloei vertoond hebben.
| |
| |
Musica sacra, 5 en 6.
Kanunnik Sosson komt op tegen de kerkgezangen, welke den gang der heilige offerande storen. En hij heeft gelijk. Zij die in 1848 het eerst de Missa solemnis in D. van Beethoven te Amsterdam en zonder uitlatingen in de kerk tot zes maal toe hebben doen uitvoeren, mogen wel nog heden een ernstig Mea culpa spreken. Dat bewijst de schrijver met voorbeelden en gewijden tekst. - Uitgave: Hymnus voor 3 stemmen met begeleiding ter eere van S. Jozef door L. Vanhoutte. Ave verum voor 4 stemmen, zonder begeleiding door denzelfde. Salve Regina voor twee gelijke stemmen, met begeleiding, door denzelfde. Regina coeli, voor idem, met idem, door idem.
Durendal, Juni 1901.
De belangrijkste brok van dit nummer is wel het artikel van H Fierens-Gevaert: Restaurations et Restaurateurs, waarin krachtdadig opgekomen wordt tegen het restaureeren van bouwvallen en oude kunstwerken, zooals dit in Belgie meestal geschiedt. ‘Je dois reconnaître que l'immense majorité de la population belge, à cause sans doute de sa vieille et chère habitude de propreté, ne supporte que difficilement la vue d'un édifice noirci par le temps, et s'épanouit d'aise en contemplant des monuments lavés, raclés, recurés de haut en bas, rendus à leur blancheur première par quelque nettoyage triomphal de gratteurs officiels.... Si j'écris ici, et non dans une revue française, comme on me l'a grossièrement reproché, c'est pour bien marquer qu'il y a un intérêt patriotique à lutter contre la grandeur insolente des restaurateurs, c'est pour faire comprendre que je m'élève en qualité de catholique et non simplement de critique ou de dilettante contre le traitement trop souvent injustifiable que l'on inflige à nos belles églises... Les restaurateurs savent très bien quel est leur devoir. Pour des raisons presque toujours budgétaires et parce que je ne sais quel besoin irrépressible les pousse à exécuter pour leur compte le programme de l'architecte créateur, ils oublient toute mesure. Il faut donc refréner leur ardeur destructive en diminuant les crédits. Il ne faut jamais leur permettre de refaire des sculptures monumentales. De la sorte on ne trompera personne. Les pierres historiées et refouitlées ne doivent être remplacées que par des pierres simplement épannelées. On peut reconstruire exactement un ornement géométrique, une moulure, un tore; on ne saurait retrouver les
accents admirables de nos vieux imagiers. Et si l'on juge que par suite d'un manque de solidité une façade doit être reconstruite toute entière, relevez-en le dessin avec un scrupule religieux, faites-en peindre des reproductions, photographiez-la pour les musées. Puis qu'on confie la refection à un artiste original et non à un copiste.... Quand un “maître des oeuvres” du XVe siècle restaurait une église du XIIIe siècle, copiait-il le style de l'architecte primitif? Le XVIIIe siècle, dont on a beaucoup médit à tort et à travers, avait là-dessus encore des idées très saines. Les De Bruyn, les Dewez, les Agneessens n'étaient pas tourmentés de nos soucis archéologiques, de notre conception abstraite et glaciale qui consiste à vouloir rétablir, dans un édifice de plusieurs siècles, je ne sais quelle illusoire unité de style. Ils ont commis des écartes de goûts. Mais ils créaient; leur imagination avait souvent une ampleur magnifique.’
Revue de l'art chrétien, XII, 3.
Barbier de Montault bestudeert de schatkamer van S. Matthias te Triër. Vooral is de reliekenkas der 13e eeuw (H. Kruis) merkwaardig. ‘Die eeuw’, zegt Didron, ‘heeft geen schooner gedenkteeken
| |
| |
opgeleverd (Ann. arch., XIX, bl. 226).’ Nog een aantal voorwerpen van 1400-1800 worden hier beschreven. - Bethune beschrijft de kerk van Messines gesticht in 1060; de schrijver geeft verlichting tot 1625 toe. - Cloquet vervolgt zijne studie over gestiliseerde versiering. - Helbig komt op tegen de totale ‘herstelling’ van sommige monumenten, en raadt alleen de bestaande fragmenten te bevestigen. Men herstelt, zegt de schrijver, geene bouwvallen.
Fédération artistique, 27-37. April-Juni.
Wij vinden hier (27) den ernstigen Leon Ery terug met: ‘Toute oeuvre d'art développe nécessairement une thèse,’ waarover veel voor en tegen te zeggen is. Daarom is het niet onaardig (in 31) eene lijst van ‘définitions’ te ontmoeten, benevens Levêques uitvoerig slotartikel over monumentale schilderkunst, die ‘n'a plus guère qu'une voie nouvelle où s'engager et une mine inexplorée à explorer. C'est le grand paysage avec figures’, conçu dans un esprit... panthéiste (?). - In nr 32 verklaart Edg. Baes: ‘La valeur des oeuvres d'art est de fluctuation comme les actions de finance, mais elle peut être déterminée et tenue à jour comme une cote de Bourse.’ Daaruit volgt: ‘L'esthétique pratique, pour fixer plus régulièrement l'opinion.’ - De Taeye schrijft in nr 33 over ‘Les sémites dans l'art,’ en Edg. Baes beklaagt in nr 34 de ‘lassitude’ der schilders, die de grootheid van het nationaal verleden uit het oog verliezen. Men keere tot ‘la peinture monumentale’ terug! - Alphonse van Ryn komt op tegen de philonéistes, minder onlogisch dan de misologues van Socrates; welke met zoo antinationaal waren als menige onzer kunstenaars, nieuwheid-zoekers.
Revue Sociale Catholique. Ir Juillet 1901.
Belangrijk artikel van C. Van Overbergh over het wetsontwerp aangaande de werkongevallen. Het ontwerp gewaagt van de ongevallen in de nijverheidsinrichtingen, alsmede in handels- en landbouwinrichtingen, op voorwaarde nochtans voor deze twee laatste dat het ongeval te wijten zij aan het gebruik van machines in gang gezet door eene andere kracht dan die van den mensch of van lastdieren. Schrijver bestrijdt deze beperking. Hij zou ook willen dat de bazen persoonlijk verantwoordelijk blijven voor de ongevallen waaraan zij schuld hebben en dat de Act of God, de ongevallen enkel aan het toeval te wijten, tot vergoeding zouden recht geven. De vergoeding zal toegekend worden te beginnen van den 15n dag na het werkongeval. Waarom niet vroeger? In 't begin juist is 't meest noodig dat de gekwetste goed verzorgd worde, ten andere daardoor zelf is er geene aanspraak op vergoeding voor ongevallen die eene onbekwaamheid van werk van minder dan 15 dagen veroorzaken! Voorts diende ook de werkman verzekerd te zijn dat hij de vergoeding trekken zal, zelfs indien zijn baas geen betaalvermogen bezit. Men zou hiervoor eene bijzondere kas kunnen inrichten, gevuld met de opbrengst eener kleine belasting op de bazen. - Nog in dit nummer het vervolg van Lettres d'Extrême-Orient. Le Péril Jaune door Th. Golliez. Schrijver meent dat wij het Gele Gevaar waarmede sommigen hoog oploopen niet moeten vreezen. Het gele ras groeit niet aan, er is zelfs achteruitgang. Wat de wedijvering betreft die de gele mannen aan onze werklieden zouden kunnen doen, men vergete niet dat hunne behoeften en hunne eischen stijgen met de meeidere welvaart; het stijgen der loonen in Japan is beteekenisvol.
| |
| |
Noord en Zuid, 7, J.L. van Dalen bespreekt Potgieteis Emmo (Miss Blackwood), waarvan de oorsprong nog onzeker is; hij geef eene letterkundige ontleding van het gedicht. - Taco de Beer geeft de verschillende schattingen op, welke in 't verloop van tijd over van der Palm en Borger zijn uitgesproken; hij wijst aan hoe de gunst van kenners en onkundigen voor de beide mannen niet heeft toegenomen, maar tevens hoe in Borgers tijd († 1832) het vertrouwen op de Voorzienigheid en haren invloed op het lot der menschen heeft afgenomen, alsmede hoe de ‘viesheid’ door sommige jonge schrijvers als schoonheid wordt gedebiteerd.
De Nederlandsche Spectator, 22, 24, 25. In 22 bespreekt men van Eedens Binnenlandsche kolonisatie. ‘Laat ons anti-kapitalisten zijn, met alle kracht, elk naar diepst gevoel en scherpst verstand.’ Daartoe is volgens v.E. nu 't oogenblik gekomen. - v.d. Meulen schrijft over Kernkamp's boek Robert Fruin. - Op bl. 181 wordt vermeld op welke gronden Verdam eene nieuwe uitgaaf van Van den Levene ons Heren aanbeveelt, en dat in de Leidsche Maatschappij van Nederlandsche letterkunde, den 22n Juni de voorzitter de ‘Vlaamsche beweging’ heeft besproken.
- 25, bespreekt eene belangrijke studie van past. J.H. Hofman, uit het Archief voor het aartsbisdom Utrecht. In die studie wordt opnieuw bevestigd dat S. Willibrordus de stichter is der S. Salvatorskerk, te Utrecht, en dat dit de oude domkerk is. S. Maartenskerk is van later dagteekening. Weissman wijdt een lang artikel aan het thema Restauratie van gedenkteekenen en is van oordeel dat P. Cuypers en De Stuers leugens ‘van het begin tot het einde’ in de hand werken, door hun streven naar herstel van oude monumenten. N! B!
De Katholiek, Juni.
Poelhekke: Het humanisme en de opvoeding. De schrijver beweert: ‘Het pleit wel voor den diep godsdienstigen geest der vijftiende eeuw in Italië, dat met de humanistische beweging de christelijke beginselen der opvoeding zoo wel harmonisch vereenigd werden.’ Ja zeker, er waren ook in de 15e eeuw in Italië brave menschen te vinden! Dit wordt door Poelhekke na von Reumont en anderen opnieuw bewezen. Maar welk zede- en kunstbederf! Van Breda doet ons den schrijver van het vierde evangelie nader kennen ‘volgens de meeste critici was het 4e evangelie reeds in de eerste helft der 2e eeuw bekend’, overeenstemmend met de getuigenis van Irenaeus.
De Arbeid, afl. 9.
Langs vaste paden, novelle van G. van Eckeren. Vervolg van Lod. Backelmans Marieken van Nijmegen, met eene fel zinnelijke bladzijde. Verzen van Frans Buyens en W. van Doorn. Ed. Verburgh bespreekt den nieuwen roman van Zola, Travail.
Chronica over Staatkunde en Letteren van Dr Schaepman; nrs van 8 Juni en 24 Juni zijn gewijd aan politieke aangelegenheden in Nederland.
De Katholieke Gids. Juli 1901.
Slot van het opstel: De Pool Karel Antoniewicz. - De stem der genade, vertelling van p. Bern. Mets. - In Beweerd maar niet bewezen,
| |
| |
komt E.H.J.C. van der Loos op tegen de bewering van Frits van Raalte in het Tweemaandelijksch Tijdschrift als zou ‘op het tegenwoordig standpunt der vergelijkende taalstudie en volkenkunde de vraag of alle volkeren denzelfden oorsprong hebben, beslist ontkennend moeten beantwoord worden’. Op zuiver wijsgeerig standpunt, schrijft E.H. van der Loos, kan ‘de menschelijke rede alléen het feit van 's menschen gemeenschappelijken oorsprong, zoo niet absoluut bewijzen dan toch mogelijk en waarschijnlijk maken. Zij bepleit de mogelijkheid, wijl de werkelijk bestaande verschillen door allerlei oorzaken kunnen worden verklaard; zij bepleit de waarschijnlijkheid, omdat op taalverschil geen rasverdeeling tusschen de menschen kan worden opgebouwd.’ - Naar den afgrond, sociale schets door Louis B.M. Lammers. - De Fransche Culturkampf, door E.H.A. Van Winkel.
De Hollandsche Revue, 25 Juni 1901.
In Wereldgeschiedenis wordt gehandeld over de vredesconferentie, Cuba en het Drievoudig verbond. De karakterschets is gewijd aan Dirk Loon, den grooten nijveraar van Wormerveen, lid der Eerste Kamer; als boek van de maand Jesus, door Ed. Schuré. - Schoone platen: Prof. Dr A. Kuyper, Mevrouw Louis Botha, Dirk Loon en verscheidene gezichten op de Zaan.
Vragen van den Dag, Juli.
Eene aflevering met rijke afwisseling van inhoud. Belangrijk zijn vooral de studies van H.M.J. Wattel, welke den Staatsplicht tegenover de armenverzorging behandelt; van Dr. E. Bonebakker welke, in Kollewijnsche spelling, het verschil bespreekt tusschen de geijkte Nederlandsche schrijftaal, en de spreektaal, tusschen de taal in theorie, de stijve veelal kunstmatige taal der spraakkunsten, en de levende taal der werkelijkheid; over het afslijten der buigingsuitgangen, en het verdwijnen van het onderscheid tusschen de geslachten treedt hij in bijzonderheden.
Belangstellenden in de Passiespelen van Oberammergau zullen met veel genoegen het Opstel lezen van Dr. E. Epkema: Twee dagen in Oberammergau. - In J. Kuyper's Herinneringen en Beschouwingen over den vooruitgang in stoffelijke beschaving gedurende de verloopen eeuw komen aardige brokken voor. Om te gevoelen dat ‘onze levenswijze (althans uitwendig) steeds menschwaardiger wordt, daarvoor hebben wij slechts een blik te wijden aan hetgeen in eenig verschiet achter ons ligt. Na de beerenhuiden en ruwe boomstammen die de oude Germanen tot een te huis strekten, was men een tiental eeuwen niet verder gevorderd dan tot stroolegering; alleen bij de voornamen vond men in de 11e eeuw enkele zetels met leuningen in gebruik, kisten en laden waren de eenige bergplaatsen voor kleederen en andere voorwerpen, veel later kende men pas kasten, eerst in kerken en sacristieen, daarna in de 15e eeuw in de woning doordringend, maar in de geheele middeleeuwen bleven banken, tafels en kasten vaste voorwerpen, één met de wanden; glasruiten waren eene groote zeldzaamheid en beperkten zich tot enkele steden, terwijl behangsels eerst later te voorschijn kwamen... Als men nu verneemt dat de naainaalden eerst in de tweede helft der 14e eeuw te Neurenberg werden uitgevonden, sedert 1560 in Engeland machinaal vervaardigd, en eens op zijn gemak een der thans overal te vinden naaimachines beschouwt, zal wel erkend worden dat er vooruitgang is waar te nemen’.
| |
| |
Germania, Juni.
Op 17n Mei overleed te Brussel de stichter van dit Maandschrift, Baron Adolf-Johann-Albert von Ziegesar, te Brussel, onder de strijdende Vlamingen, wel en gunstig bekend als een man van karakter en overtuiging. De afgestorvene, sedert vele jaren leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, heeft recht verworven op de erkentenis der Vlamingen, om zijn edelmoedig en krachtdadig ijveren ter bekamping der verfransching in het onderwijs, en - der verfransching bij de Duitsche Colonie onzer Hoofdstad. - Met belangstelling zal men kennis nemen van de levensbijzonderheden, welke (wel wat bondig) medegedeeld worden, en van de gehoudene grafreden. Voorop staat het beeld van den wakkeren man. Pr, Van Langendonck en Jef Hinderdael wijdden hem eene hulde in verzen. - Stippen wij daarenboven aan, onder de bijdragen: Köningin Wilhelmina in Duitschland (door Dr. Haller v. Ziegesar) en 't slot van Schule und Elternhaus (door Dr. A. Matthias, Koblenz).
Waarom wordt in de Vlaamsche Chroniek geen woord gerept over de uitvoering van Tinel's Godelieve te Leuven?
De Gids, Juli 1901.
Een grootsch wijf, schets van J. Eigenhuis. - Oude Brieven (Lady Mary Wortley Montagu) † 21 Augustus 1762, door Mevrouw C.A. Worp-Roland Holst: ‘hoe dikwijls ook opnieuw uitgegeven, zijn zij nooit zoo beroemd geworden als die van Madame de Sévigné, ofschoon de inhoud zeker belangrijker, de stijl minstens even goed en de beschrijvingen veel levendiger en afwisselender zijn.’ Wat hier uit die brieven medegedeeld wordt is recht belangrijk. - Verzen uit het gevangenkamp te Groenepunt:
Om in gevangnis te verkeer,
En wil jul my strak nie geloof,
In Wetenschappelijke beoefening der moderne letterkunde bespieekt Prof. A.G. van Hamel de handelingen van het historisch-letterkundig Congres van Parijs, 1900. Annales internationales d'histoire, Congrès de Paris, 1900, 6e section, Histoire comparée des Littératures, Paris, Arm. Colin. Joseph Texte, een der secretarissen van 't Congres, had reeds vroeger bepaald waarin de vergelijkende literatuur-geschiedenis bestaat: ‘Onderlinge betrekkingen tusschen de letterkunde der verschillende volken, ge ijktijdige of elkaar vervangende acties en reacties, maatschappelijke, esthetische of zedelijke invloeden, voortgekomen uit de kruising der rassen en het vrije ruilverkeer der ideeen’. Prof. van Hamel zou gaarne in de Nederlandsche hoogescholen een bijzondere leerstoel zien voor dit vak. - Roomsche woorden, door A.W. Stellwagen, naar aanleiding van den 4en druk van Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandsche taal. ‘De woordenboeken der Nederlandsche taal zijn belangstelling gaan toonen voor de Roomsche benamingen, uitdrukkingen, gevoers- en begripsklanken’. Tot in dezen laatsten tijd was dit niet het geval. De taalgeleerdheid bij de protestanten was vijandig aan de Roomsche woorden. 't Betert, ‘nochtans, het gebeurt ook, dat onkundige handen aan 't opschrijven zijn geweest, en dan ontstonden er caricaturen in plaats van vertrouwbare mededeelingen’. Zoo Eucharistie wordt verklaard door ‘is de monstrans met den ouwel’; een stervende bedienen door ‘het laatste vormsel toedienen’; biechtpenning door ‘hetgeen men den priester voor 't afnemen der biecht betaalt’ enz. Hier worden,
| |
| |
ten dienste van niet katholieken, eene menigte woorden verklaard die niet in 't Woordenboek voorkomen. - Verzen van J.H. de Veer en Carel Scharten. In de Letterkundige Kroniek wordt Travail van Emile Zola besproken.
Das litterarische Echo, Juli.
Deze afl. verschijnt met een bijzonderen titel, die al dadelijk op den bijzonderen aard van den inhoud wijst: ‘Schweizerisches Heft.’ Het is wezenlijk belangrijk voor de kennis der letterkundige toestanden in Zwitserland.
W. Bolza (Zurich) geeft een overzicht van de letterkunde in het Duitschsprekende gedeelte; de voornaamste levende romanschrijvers en dichters, Widmann, Spitteler, Heer, Lienert, Zahn, Vögtlin, Bosshart, Siegfried, Marti worden besproken; op het ontbreken van een letterkundig midden, en op het onbevredigende der dramatische proeven wordt met nadruk gewezen. - Ed. Platzhoff behandelt de Fransche literatuur in West-Zwitserland (Louis Duchosal, Philippe Monnier, Samuel Cornut, Henri Warnéry, Cérésole, Adèle Huguenin, Ad. Ribaux, Ph. Godet, Isabelle Kaiser, E. Jacques-Dalcroze.) Daarenboven wordt door eene uitvoerige schets ‘wie mein erster Roman entstand’ een smaakje gegund van de innemende vertellersgave van J.C Heer; het stukje ‘der Aehrenleser’ van Frits Marti is een uiterst levendig en boeiend kinderverhaal. Een tiental portretten der voornaamste Zwitsersche schrijvers smukken de aflevering op.
Etudes. 20 Mei 1901.
E.P. Bataille doet ons de belegering van Fan-Kia-Kata kennen. Fan-Kia-Kata is eene der enkele streken die aan de woede der boxers ontsnapten; nu is zij eene veilige schuilplaats geworden voor de vluchtelingen. - E.P. Prélot in een artikel over de wet van Waldeck-Rousseau aangaande de Vereenigingen toont hoe de afschaffing der kloosters tot nadeel zou strekken aan de leeken. - E.P. Bégault verhaalt eenige trekken uit het leven van Mgr Von Ketteler, Bisschop van Meinz, o.a. zijne gedragslijn in de algemeene kerkvergadering van 1869, waar het geloofspunt van de onfaalbaarheid der Pausen besproken werd.
La Quinzaine. 1 Juni 1901.
L'Eglise et l'Etat en France depuis le Concordat (Jules Legrand). Schrijver wil toonen welk belang men moet hechten aan de Fransche wet is de Congregratieën. Alhoewel hevig liberaal, is hij een vijand der vervolgingswet. - L'âme d'une chanson (G. Audiat). - Pastel effacé. scènes intimes (P. Heaura). - Souvenirs sur Mgr de Ségur (M. Baille). - Le mécanisme digestif et te rôle vrai de l'estomac (J. Lefèvre).
- 16 Juni 1901.
Les deux La Mennais et les études ecclésiastiques (R.P.A. Laveille). - Le fantôme magnétique (A. Mithouard). - Vieilles filles: nouvelles (A. Lichtenberger). - Une vue de la philosophie du siècle (suite) (M. Salamon): waarin schrijver toont, hoe de wetenschap het spiritualismus weder in eere brengt. - Le salon des artistes français (L. Dandrin). - L'oeuvre des cercles catholiques d'ouvriers (E. Flornoy).
Dublin Review. April 1901.
Hoogst belangrijk overzicht van Miss Clerke over den vooruit- | |
| |
gang van den katholieken godsdienst in Engeland gedurende Victoria's regeering. Bij hare troonsbeklimming waren de katholieken niet alleen weinig in getal, maar zij dierven zich niet openlijk toonen. De ongemeene bijgeloovigheid en onwetendheid der protestantsche bevolking verklaren dit. De naam van 't Pausdom alleen was, dank aan de fanatische opstokingen, een voorwerp van vrees en afschuw. Ongelooflijke vooroordeelen tegen de Nonnen deden hen zelfs nog ten jare 1847 uit Manchester verdrijven door het volk. Maar hunne heldendaden bij den Krimoorlog brachten ze omzeggens triomfantelijk terug dank aan de genegenheid der soldaten; en 't vooroordeel groeide allengskens uit.
Geene katholieke Hierarchij, enkel 4 vicarissen met 567 priesters voor Groot-Britanje, waarvan 73 voor Schotland, en niet meer dan 20 huizen van Geestelijke orden. Thans hebben Engeland en Walis samen den aartsbisschop van Westminster met 15 bisschoppen en 4 hulpbisschoppen; terwijl op zijne beurt, Schotland het aartsbisdom van St. Andries en Edinburgh met 4 suffragranten en dat van Glasgow met 1 hulpbisschop heeft. 't Getal priesters is geklommen van 567 tot 3298.
In 1837 waren er in de beide pailementen maar 50 katholieken, nu zijn er 41 in de hoogere en 77 in de lagere kamer. De katholieke bevolking is geklommen van 60,000 in 1800 tot 2 millioen voor Engeland en Walis alleen, en 365,000 voor Schotland; en de huizen van geestelijke orden tot 868.
Maar bijzonder in opzicht van achting en aanzien is de aanwinst voor 't katholicism overgroot. Waar een 60-tal jaren voorheen noch priester, noch non mocht gezien worden zonder de woede van 't vork op te hitsen, trekken nu godsdienstige stoeten onder de oogen eener menigte, veel ingetogener dan in andere landen die den naam van katholiek dragen.
Die volslagene ommekeer is te danken en aan het invoeren der katholieke hierarchij en aan de Oxford-beweging. De uitgave van ‘Tracts for the Times’ en de polemische strijd, door Dr. Wiseman aangegaan in 1835, begonnen de gemoederen op te wekken. Reeds 15 jaar later werd, bij pauzelijken brief, de metropolitaansche zetel van Westminster ingevoerd met 12 suffraganten. En toen de verheffing van Dr. Wiseman tot het Cardinalaat, alsmede tot de weerdigheid van eersten aartsbisschop van Westminster eene ware uitbersting van woede had veroorzaakt, was al dat geschreeuw van ‘Papal aggression’ reeds vruchteloos.
Eene belangrijke omwenteling, in den schoot zelve der Engelsche kerk begonnen door eenige denkers van Oxford vier jaren voor Victoria's troonsbeklimming, droeg hiertoe krachtig bij. Toen het vermaard Gorhamoordeel de herboorte door het doopsel een vrij vraagstuk had verklaard, en 't gezag der kroon in de plaats van dat der bisschoppen had gesteld in 't beslissen der Orthodoxij der wijdingscandidaten volgden er velen, en niet de minst invloedrijken, het spoor van Newman. Sedert dien tijd wint het Katholicism in 't protestantsch Engeland gedurig en rap veld.
Buiten Engeland vinden wij Ierland dat altijd katholiek is gebleven en daarenboven nog door de uitwijkelingen, tengevolge van den hongersnood van 1847-48, een machtig apostolaat heeft uitgeoefend in de Engelsche bezittingen. Australië met 800,000 katholieken onder 4 millioen inwoners; Zuid-Afrika met 31,000, de beide republieken inbegrepen; Canada met boven de 2 millioen, als wanneer het er slechts 137,000 telde in 1800, en Engelsch-Indie volledigen de kroon van katholieken
| |
| |
vooruitgang in 't Engelsch Rijk. - Verder bijdiagen over ‘Bishop Grandisson’ door Eerw. H. Hamilton; van Eerw. H. Howlett iets over ‘Age and anthorship of the Psalter’; ook nog over Christene meisjesopvoeding: ‘Madame Marie of the Sacred Heard on Convent Education’ door Willis. - Eene Eeuw van katholieke letterkunde, door Eerw. W.H. Kent. 't Is eene vervolg-studie loopende over Frankrijk en Engeland. Voor Frankrijk krijgt Joseph De Maistre eene bijzondere melding. Engeland's katholieke letterkunde, krijgt eenen buitengewonen spoorslag met de Oxford-beweging; daar de kampers ervan, met Newman aan het hoofd, letterkundigen waren. Men mag toch niet vergeten dat zij voor dit tijdstip alreeds op bisschop Milner en Cardinaal Wiseman mag wijzen. Newman blijft toch altijd aan 't hoofd met zijne bijtende woordenschichten, die als eene nieuwere kracht putten aan zijn nieuw geloof.
Wat Card. Manning aangaat, ofschoon hij vooruit en vooral een praktisch man is, neemt hij toch door zijne lettergewrochten eene heerlijke plaats in. - Dient nog vermeld Father Faber met zijne mystieke en ascetieke schriften die menige dichterlijke bladzijde bevatten en Dr. Ward, die groote diensten bewees op metaphysisch en dogmatisch gebied. - Development, een twistschrift van H. Williams over dit woord ingebracht door Newman en ongelukkig toegepast op 't katholiek dogma in ‘Essay of the Development of Christian Doctrine’. De heer Williams is weinig goed gestemd voor dit boek.
Civilta Cattolica, 1 Juni 1901.
La Francia cattolica a Lourdes. Artikel geschreven naar aanleiding der Fransche bedevaart, enkel uit mannen bestaande, in April ll.; bespreekt in eenige bladzijden vol warmte en gevoel de beteekenis dezer grootsche betooging eenig in de geschiedenis, de belijdenis van haren credo door de Fransche natie en als het afleggen der hernieuwing harer doopbeloften, de koene redevoering van P. Coubé, die als het klaroensein moet zijn voor eene nieuwsoortige kruisvaart en reeds van alle kanten verspreid wordt onder den titel van Glaive électoral.
Il clero costituzionale e il Governo della Republica. Geeft den text der ontslagneming eeniger ingedrongene bisschoppen; ingegeven door minister Portalis is zij verre van de volledige onderwerping uit te drukken, welke de Paus te recht verwachtte. S. wijst op de zwakheid van den legaat Card. Caprara tegenover die mannen, allen doordrongen van Gallicaansche en Jansenistische vooroordeelen. - Card. Consalvi, op orde van den Paus dringt aan; zelfs tegenover de welgevoelde hardnekkigheid van Bonaparte in deze zaak, stelt hij deze transactie voor van liever dan een enkelen constitutioneelen indringer te benoemen alle de wettige bisschoppen aan kant te laten. Doch niets kon hierin de eigenzinnigheid van den eersten Consul breken.
Giuseppe Mazzini. Het omwentelingspiogram van Mazzini is tot hiertoe deels uitgevoerd, deels tegengewerkt door de gematigde liberale partij. Al de tegenkantingen en vervolgingen tegen Paus en Kerk, in alle opzichten en door alle middelen, in wetgeving en pers, in school en opvoeding komen uit eenen Mazziaanschen geest voort. Een teeken daarvan ziet S. in de viering van den 25n verjaardag der inname van Rome; immers niet vóór het standbeeld van Camillus Cavour maar vóór dat van Giuseppe Garibaldi, de rechter arm van Mazzini, hadden de plechtigheden hare bekroning.
Van den anderen kant dwarsboomde de partij van Cavour de ontwerpen van Mazzini, voornamelijk door het uitsluiten van de
| |
| |
republikeinsche gedachte; immers het zien van Rome ‘onteerd door het koningdom’ doet Mazzini weenen van spijt. - Nochtans vond het onvervalschte Mazziniaansch ideaal eenen voortzetter in de Italiaansche vrijmetselarij; deze eert in Mazzini haren voornaamsten gedachtenleider; de Mazziniaansche denkbeelden werden haar vooral ingekneed door den boezemvriend en discipel van Mazzini, Adriano Lemmi, gedurende zijn tienjarig grootmeesterschap. De hoofdmiddelen waardoor de vrijmetselarij tot haar doel streeft zijn deze: Verdelging van het ware gedacht van God, van het Christendom en van het Pausdom; oorlog tegen het clericalisme van het derde Rome; Republiek.
- 15 Juni 1901.
Ideali che tramontano e realtà che spaventa. De droombeelden die verdwijnen zijn deze welke men dacht te verwezenlijken ten tijde der Italiaansche ‘heropstanding’ met behulp der liberale grondbeginselen: dit deel behandelt Prof. Pietro Ellero in zijn boek ‘L'Ecchssi dell' Idealità.’ De wezenlijkheid die afschrikt is die van het socialismus dat alle dagen dreigender opstaat: over dit punt handelt Prof. P. Fornari in zijn boek ‘Societa e Socialismo.’ Schrijver redekavelt in dit artikel met beide bovengemelde liberale schrijvers en doet aan de liberalen hunne dwaling en hun gebrek van logiek zien vooral in het bekampen van het socialismus.
Giuseppe Mazzini. Massoneria e rivoluzione. Kritisch onderzoek van het Mazziniaansch, vrijmetselaarsch systema. Geheel dat systeem kan bepaald worden: eene groote leugen. De Mazziniaansche en vrijmetselaarsche God is een niet en eene leugen; eene leugen het volksgezag; eene leugen dat God ‘aan het oor van het volk’ zijne wet ingeeft en dat de ‘mannen van talent en deugd’ er de tolken van zijn. - Gevolgen van al die valsche grondbeginsels.
Della stela del Foro e della sua isrizione arcaica. Vervolg der bespreking over het gekende monument van het Forum Romanum. Schrijver beoordeelt eene nieuwe hypothesis van Detlefsen door Hulsen verdedigd, alsmede de meening van Artur Evans.
Saggio del romanzo nella spagna moderna. Bespreking van twee romans, laatst in Spanje verschenen 1o ‘Pequèneces’ (kleinigheden) van P. Lodewijk Coloma S.J., 2o ‘Electra’ van Perèz Caldós.
La Lectura. Madrid, April 1901. - Studie over het tweede Evangelie van Zola ‘Arbeid.’ Zola, zegt de schrijver, heeft geene letterkundige opvoeding genoten. Zijne jeugd bracht hij door zwoegende als een slaaf om zijn leven te winnen. Nimmer kende hij het regelmatig studeeren, de vruchtbare overweging in de eenzaamheid, de reine bronnen waar de geest voedsel put. Ook is het niet te verwonderen dat hij met het naïve geloof van den landman de ‘moderne wetenschap’ aanbidt, alhoewel geen enkele der ware geleerden het metaphysische materialismus van Zola voorstaat. Zij die het minste aan de oude metaphysiek houden en uitsluitend op de ervaring steunen, nemen nooit de hoogklinkende ontkenningen aan van de ziel en haar mysterie. Onlangs nog verklaarde de groote Amerikaansche psycholoog W. James: ‘niet een wetenschappelijk argument laat nog toe de onsterfelijkheid der ziel te verwerpen.’
De letterkundige beweging in Catalonie door Peres. - Zooals men weet heeft Catalonië zijne gewestspraak die zooveel van het Castellaansch of Spaansch verschilt als de taal van Mistral van 't Fransch. Het Catalaansch heeft zijne letterkundigen en dichters, die hunne taal uitsluitend beoefenen. ‘Waarom met opzet lettergewrochten voortbrengen in eene taal maar door weinigen gekend en niet de algemeene spraak van
| |
| |
't land aannemen? - Het Catalaansch is verbonden met den aard van 't volk. Het heeft zijne onmiskenbare rechten en het groote deel der schrijvers hadden in 't Spaansch niet voortgebracht wat zij thans in 't Catalaansch geleverd hebben’... Volgt een overzicht der werken van twee jongere schrijvers: Juan Margall, die een lyrisch stuk ‘Intermezzo’ en epische gedichten ‘Visions y Canto’ liet verschijnen. Daarin herroept hij de groote oude Catalaansche mannen in 't leven. ‘Het groote gebrek in de tegenwoordige poësie is, daargelaten eene zekere romantische overdrijving, eene ongemeene voorliefde voor het buitengewone in de handeling en het inharmonische in den vorm. Men wenscht volstrekt niet symetriek, regelmatig eentonig, niet van 't oude systeem te zijn.’
De andere dichter is Apeles Mestres. Hij schreef ‘Idyls’ die veel bijval hadden.
Twee nieuwe richtingen in de Russische letterkunde door Em. P. Bazan. - Hier hebben wij de eerste dezer richtingen, vertegenwoordigd door den romanschrijver Gorki.
De Russische letterkunde, bijna onbekend voor een tiental jaren, heeft thans wereldberoemde schrijvers. ‘In Rusland heeft de letterkunde fanatieke bewonderaars. Zij is de ideale vorm der vrijheid. De schrijvers volbrengen eenen plicht van verlossing tegenover het volk, wiens begeestering ze ondersteunt. Deze letterkunde is innig verbonden met de sociale, politieke en geschiedkundige vraagstukken van 't land. Zij bracht de omwentelingen teweeg en staat aan hun hoofd als geleidster.’
Gorki is geboortig van Nini Novogorod, de stad der wereldmarkten. Ook schildert hij bij voorkeur handelaars, makelaars, straatloopers, zwoegers, terwijl de andere Russische schrijvers den voorkeur geven aan de hoogere klassen, de staatsbeambten, de intellectueelen, de dorpsbewoners.
Gorki beweegt zich in een onbepaald myticism dat hartstochtelijk de armen en verworpelingen bemint, en door de kunst de ongelukkigen wil opbeuren die de maatschappij verbannen heeft. Gorki is volkomen pessimist, hij gelooft niet aan 't verbreiden van 't ideaal door zijne werken en verklaart te schrijven ‘uit zelfzuchtige drift naar 't schrijven!’
- Mei. De scheikunde van 't levende wezen door Jose Carracido. - Onmogelijk al de chemische stoffen te vormen die 't levend wezen voortbrengt. Dus onmogelijk het leven tot enkele scheikundige werkingen te herleiden.
De Kathedraal van Leon: Studie met lichtplaten.
Twee nieuwe richtingen in de Russische letterkunde. Vervolg der studie van 't vorig nummer: hier wordt het laatste werk van Merejkowsky besproken: ‘De dood der goden,’ eene poging van samensmelting van heiden- en kristendom. Merejkowsky besluit met den geschiedschrijver Amianus Marcellinus: de grootheid van Rome, de wijsheid van Griekenland bereidden de geboorte van Kristus!’ De schrijver van 't artikel vindt ‘meer rechtzinnigheid, minder verborgen scepticism in Merejkowsky dan in Quo Vadis, dat te veel de martelaarspoësie huldigt en een officieel Kristendom.’
Het sociaal oorbeeld in Zola (Arbeid) door Alf. Porada. - De tegenwoordige maatschappij is derwijze samengesteld dat zij alleenlijk onrecht, lijden en verdrukking voortbrengt. Uit zijne romantische inbeelding, geholpen door een weinig wetenschappelijk positivism, haalt Zola eenen idealen staat te voorschijn, waarin 's menschen driften zouden gebruikt worden als levenskrachten, ‘want in de vrije maatschappij der toekomst zullen de driften zooveel goed voortbrengen als zij kwaad veroorzaakten in de geketende doode vervlogene eeuwen!’
| |
| |
Rivista internazionale di scienze sociale. Roma. Mei 1901.
De Italiaansche uitwykelingen door P.P. Het getal landverhuizers in Italie klimt zeer hoog: in 1890 gingen 58.600 Italianen naar Amerika; in 1899 gingen er 98.000.
Van den anderen kant schreef Kardinaal Rampolla in eenen brief van 9 Juni 1900 aan de aartsbisschoppen van Italië: ‘het is gekend dat de tijdelijke uitwijking der Italianen in geheel Europa en bijzonder in Zwitserland, Frankrijk, Oostenrijk, Duitschland, in deze laatste tijden fel is aangegroeid.’ Naar de Duitschsprekende landen trekken in 1897 volgens de vrijbrieven van 't Italiaansch landsbestuur 86.867 landverhuizers, terwijl velen 't land verlieten zonder vrijbrief. De Italiaansche priesters trachten revervol hen overal na te sporen en ze op het goede spoor te houden. In Freiburg (Baden) is een sekretariaat voor Italiaansche uitwijkelingen gesticht.
De Vrijheid van Onderwijs door Prof. Piavano. - ‘In eene welingerichte maatschappij moet de Staat in overeenkomst met de Kerk het openbaar onderwijs vrijwaren van al wat schadelijk is voor de maatschappij. Waar de maatschappelijke toestand niet toelaat dat tusschen het godsdienstig en burgerlijk bestuur de overeenkomst bestaat door God gewild, moet de Staat minstens de grondwaarheden vrijwaren, eenige steun eener maatschappij. Voor het overige moet hij volle vrijheid laten aan iedereen en dulden ter mijding van grooter onheil, dat waarheid en valschheid dezelfde rechten genieten: dat is thans in 't algemeen de beteekenis van “vrij onderwijs,” tegenover het Staatsonderwijsmonopolium.’
Het Fransch protectionism van den zeehandel 1ste deel, door Carolo Bruno. - In 1876 werd in de Fransche Kamer een ontwerp voorgesteld ten voordeele der handelsschepen. In 1881 kende eene wet eene premie toe van 1,50 fr. per ton en voor elke 1000 mijlen doorloopen afstand. Algemeen keurde men de wet af ter oorzake van haren korten duur, daar de scheepsreeders geene nieuwe vaartuigen bouwden die na weinige jaren op de toelage van den Staat niet meer konden rekenen.
Verslag der Italiaansche vereeniging voor de wetenschappelijke studien.
|
|