| |
| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
De Vlaamsche Kunstbode. Mei 1901.
Tweede bedrijf van Clodwig en Clothildis, lyrisch drama door Lod. Lievrouw-Coopman. - Gelegenheidsvers van A.V. Bultynck. - Op de Boschhoef, een nuchter zedenschetske van Frans Zand. - D. Claes bespreekt de laatste afleveringen van het Woordenboek der Nederlandsche taal: in de 10e afl. Deel III wordt minder ‘gezuidnederlandscht en dat belooft voor de toekomst. Maar in het belang van het Wdb. en vooral van de jonge lezers van het Wdb..’ zouden sommige woorden of voorbeelden beter niet opgenomen worden.
Vlaamsche Zanten. Mei 1901.
Vervolg van Onze Volksverhalen in de Germaansche Godenleer en van De Geburengilden. Begin eener studie over De Hemellichamen in het Volksgeloof.
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Mei 1901.
Twee schoone bijdragen in dit nummer: Peter Benoit. De Vlaming, door J. Sabbe ‘Niemand heeft voor Taal en Volk zooveel gedaan als Peter Benoit’. Maar 't was niet uit taalnood dat hij Vlaamschgezind was... Wij hebben weinig menschen gekend in België, die zoo sierlijk Fransch spraken als Peter Benoit. Hij sprak het ook gaarne, met wat affectatie zelfs, ‘avec un petit accent pincé, à la Parisienne’ zooals geschreven werd in La Gazette. Hij kon zelfs heel kwistig offeren aan het ‘esprit gaulois’ aan de pret der woordspelingen’ Verder deelt schrijver een niet onaardig Fransch versje mee van Benoit Au chansonnier Antoin Clesse. In eene volgende aflevering zal Sabbe handelen over Benoit als mensch en zal hij mededeelen wat hij weet over Benoit's ‘levenszegepraal en levensbekommering: de inrichting zijner school tot Staats Conservatorium voor de Vlamingen’. Te lezen van Maurits Sabbe, Een Mei van Vroomheid.
Sint-Cassianusblad. Tijdschr. voor Opvoed. en Onderwijs. Mechelen. - Mei 1901: Bond der oud-normalisten van de kath. Normaalschool te Mechelen. Algemeene vergadering van den 1 April l.l. Dit verslag deelt een merkweerdig overzicht der pensioenwet meê van wege den heer Prof. Spaeninkx. - Vervolg der Geschiedenis der Nederl. Letterkunde, door Prof. Verheyen. - Vlaanderen bovenal, naar Hoffmann v. Fallersleben, stukje in cijfermuziek. - Officiëele stukken. - Boekbeoord. van W. van Neylen's Beknopte Geschied. der Nederl. Letterkunde, door Fr. Van Steenoven. - Boekaankondiging.
| |
| |
Juni 1901: De Mechelsche Catechismus, door Dr C.C. - Ter zaliger Gedachtenis, door denzelfden. - Kant, door R.L.S. - Dood eens Vaders, door Callebert. Letterkundige ontleding van dit stuk, door Kan. J. Muyldermans. - Figuurlijke Uitdrukkingen in de Wiskunde, door Prof. P.J. Tysmans. - De Bouwsteen, door X. - Gebed der Kinderen tot het H. Kind Jesus. - Liefde van Jesus; dichtje op cijfermuziek. - Officiëele stukken. - Boekbeoordeeling. - Boekaankondiging.
Missiën der Witte Paters van Afrika (Belgisch Opper-Congoland). Maandschrift. Uitg. Witte Paters, Bruul, Mechelen. - Behalve allerkeurigste platen, deelt dit tijdschrift hoogst belangrijke brieven mede van onze Vlaamsche zendelingen in die Afrikaansche streken. In het Juni-nummer, evenals in de vorige, vooral opgemerkt de brieven van G. Van Acker, uit Brugge: Bij de Balouba's. Dat zijn al van de schoonste, die wij ergens te lezen kregen. - De Christenen van Pater Stuer, Past. van St. Lodewijk in Congoland. - Reizen en Pakgoed in Midden-Afrika, enz.
De Bode van den H. Franciscus van Assisië. Maandschrift. Uitg. Carmelietenstr., Mechelen. Juni 1901 (26e jaarg.). In dit nr vooral opgemerkt een art. van den hr Advokaat Vliebergh: Derde-Orde en Maatschappij, er op wijzende hoe, naar den zin des Pausen, de Derde-Orde eene maatschappelijke orde is, en bijgevolg de Derde-Ordelingen zich ook ernstig met de hedendaagsche volkszaken moeten bezighouden. - Eene schoone vertolking van St. Thomas' Adoro Te, door Lod. De Koninck.
Leuvensche Bijdragen op het Gebied van de Germaansche Philologie. IVe jaarg. 2e Afl. (Antwerpen, Nederl. Boekhandel. - Deze afl. bevat hoofdzakelijk eene studie van J. Jacobs over Friesche Etymologie, bestaande uit eene reeks alphabetisch geschikte aanteekeningen, aanvullingen en verbeteringen op de beide Etymologische woordenboeken onzer taal, wier schrijvers door het gebrekkige Wörterbuch van Richthofen menigmaal op een dwaalspoor zijn gevoerd geworden. - De noodige aanteekeningen voorbehoudend voor den volgenden jaargang, deelt L. Scharpé daarna den tekst mede van een spel van zinnen, door Anthonis de Rovere, den bekenden Brugschen Rederijker, zoowat tusschen 1460 en 1482 (zijn sterfjaar) geschreven, en tot ons gekomen in een afschrift van 1527. ‘Het is wellicht het oudste onder de Vlaamsche spelen van dit slag, welke ons bewaard bleven.’ In dit stukje, waarvan de titel aange’ geven wordt als het spel van quiconque vult salvus esse, komen zes personagien voor: een Christen, een Heiden en een Jood, die ondereen twisten over het punt wie het beste geloof heeft; ‘Half zot half vroed’, die een soort van narrenrol te vervullen heeft, maar die ons voortdurend het spreekwoord in 't geheugen roept: ‘al lachende zegt een zot de waarheid’; twee allegorische personagien eindelijk, ‘Helich Gheloove’ en de ‘Wet van Gracien’, welke den twist beslechten, door het opzeggen en verklaren van het Symbolum Sti Athanasii en van de twaalf Artikelen. Dit geeft natuurlijk veelvoudig aanleiding tot scherpe uitvallen over de zeden van den tijd. De vertooning van Christus aan het kruis, onder het uitspreken van een gebed om bijstand en genade, besluit het stukje. - Uit een Bericht, op den omslag, vernemen wij dat de volgende aflevering (welke in Juli of Augusti zal
verschijnen) den tekst zal bevatten van Anna Bijns' nog onuitgegeven refereinen, alsmede eene studie van E.H. Soens over de gedichten van het Antwerpsche Begijntje. Met spanning zal menigeen deze aflevering wel te gemoet zien.
| |
| |
Durendal, Mai 1901.
In Paris nocturne laat Firmin Vanden Bosch ons een kijkje doen in eenige Parijsche nachtkoten. - Verzen van G. Marlow, L. le Cardonnel en Edg. Bonehill. - Eenige geestdriftige bladzijden van Arnold Goffin over Giorgione. - Vervolg van A. Goffin's vertaling van I. Fioretti. - Pour être célèbres door Iwan Gilkin. ‘Les Belges veulent-ils donner à la Belgique une renommée littéraire? Il faut alors qu'ils l'organisent. Qu'au lieu de disperser indistinctement sa bienveillante inattention, ses feuilletons et ses articulets sur tous nos gens des lettres, la critique des journaux, et plus encore la critique des revues concentre ses travaux sur quelques auteurs d'éhte. Je ne demande pas qu'elle fasse le silence complet sur les autres; mais je veux que l'on marque les distances. Aux uns le vague articulet de complaisance ou dencouragement; aux autres des études sérieuses, approfondies, étendues et fréquemment renouvelées et, en outre, de nombreuses allusions dans les articles traitant d'autres sujets. Mais la critique des journaux a peu d'importance en regard de la force dont disposent les professeurs. Oui, mon cher Malbecque, c'est de vous et de vos collègues que dépend notre gloire, la gloire littéraire de notre cher pays Vous formez l'esprit de la jeunesse et vous inscrivez dans ta mémoire en traits ineffaçables les noms que vous avez choisis... Faites-nous connaître, faites-nous aimer, faites-nous admirer... Et travaillez de concert, je vous en conjure, sinon vous ne ferez rien qui vaille. Assemblez-vous une fois l'an pendant les vacances pour discuter nos oeuvres et fixer votre choix; mettez-vous bien dans l'esprit que s'il vous est possible de rendre glorieux cinq ou six noms, il vous est radicalement impossible d'en glorifier trente ou quarante... Tenez donc des conférences, des meetings, des
congrès, les uns strictement entre vous, pour prendre les décisions, les autres plus larges, où vous convierez les critiques des journaux ou des revues et les étudiants des universités. pour faire oeuvre de propagande, pour provoquer la discussion et pour vous éclairer vous-mêmes’.
Firmin Vanden Bosch in Gazette des Faits et des Livres bespreekt Twintig Vlaamsche Koppen van Hugo Verriest. Ter gelegenheid van Albrecht Rodenbach brengt hij nog eens Georges Rodenbach ter sprake. De laatste woorden van den volgenden zin mogen wij zonder verzet niet laten voorbijgaan: ‘Dans nos chers entretiens de jadis, que de fois, mon cher ami, ne vous l'ai-je point dit: l'art belge, nonobstant l'interprétation linguistique différente, acquerrait un incomparable éclat si tous les artistes savaient le comprendre largement et l'aimer de haut, ainsi qu'il doit être compris et aimé et si, se gardant de la prostitution politicienne, les artistes d'expression flamande osaient, par exemple, reconnaître et saluer le talent d'un Georges Rodenbach, comme les artistes d'expression française reconnaissent et saluent le talent d'Albrecht Rodenbach’.
Wij meenen niet dat het talent van Georges Rodenbach door de Vlamingen miskend wordt; het eenige wat zij houden staan, en terecht, is dat Vlaanderen over Georges Rodenbach niet hoeft fier te zijn, dat deze zijn eigen Vlaamschen aard volkomen heeft afgelegd om Parijzenaar te worden, en 't Vlaamsche leven, 't Brugsche bijzonder, in een geheel valsch daglicht heeft gesteld.
Annales de la soc. d'arch. XV, 1, bevat eene reeks merkwaardige opstellen, van G. Cumont over Brabantsche munten, van M. Huisman over documenten betreffende Maria v. Oostenrijk, van Ch. Clerbaut over orgelbouw in de 18e eeuw, enz.
| |
| |
Revue Sociale catholique. Juni. 1901.
E. Vliebergh bespreekt breedvoerig het werk van M. Van der Velde: La propriété foncière en Belgique. Hij toont hoe er meer dan goede wil noodig is om tot het besluit te komen waartoe de schrijver geraakt: het collectivisme. Hulde brengende aan wat er goeds is in deze studie wijst hij op de vele punten die in 't duister blijven. Hij verwijt aan schrijver zijne onachtzaamheid wat statistieken betreft, niet minder dan 23 onnauwkeurige getallen heeft hij in 't boek gevonden. - G. De Craene, vervolg van Coup d'oeil sur l'état des diverses législations en matière de constitution des sociétés anonymes, het Engelsch en Duitsch recht worden behandeld. - Van G. Banneux: L'industrie cloutière au pays Wallon naar aanleiding der studie van Ch. Génart verschenen in Les industries à domicile en Belgique vol. III. - Voorts Chronique sociale van H. Lambrechts.
Eigen Haard. - 25 Mei 1901. Zeer waardeerende artikels over F.W. Van Eeden, door Dr M. Greshoff en over Frits Bouwmeester, met portretten. 8 Juni Middeleeuwsch Beeldsnijwerk, door T. Van Dyk, met afbeeldingen. De uitbarsting van den Keloet, vulkaan in de residentie Kediri op Java, met platen. Voor onze amateur-fotografen, door Dr E. Rombouts. 15 Juni. Nette schets Van 't oude en 't nieuwe Oosterbeek, door S. Kalff, met platen. Van Jer. De Vries, wat uitleg bij de plaat: De Voorde, naar de schilderij van Jacob Van Ruisdael. Langs Borneo's Oostkust. Voorts kleine letterkundige schetsen in elk nummer.
Het Nieuwe Dompertje. Maandsch. 's Hertogenbosch. April 1901: De eed der Engelsche koningen, door A. Merkes, pr. - Onderzeesche Booten, door Max van Poll. - Het Sterfoord der H. Maagd, door Herm. Smits Azn. Schrijver meent dat de H. Maagd te Jerusalem, en met te Ephese stierf. - De Roman ‘Quo vadis?’ door A.J. Oostdam. ‘De Parijsche correspondent van 't Handelsblad, wien niemand vooringenomenheid of overdrijving ten dege zal verwijten, schrijft o.a.: “In meer dan 20 vertalingen is het boek verschenen en had succes, maar nergens zoo sterk als in Frankrijk. De reden ligt hierin, dat het beantwoordt aan een zinneprikkelend mysticisme, dat hier zeer algemeen kan worden waargenomen. De lezer, die godsdienstig is aangelegd, zal zich hebben kunnen verbeelden, dat hij stichtelijke lectuur had, ofschoon dit door mij beslist ontkend wordt. Het werkt op de zinnen, niet op het hart, noch op het gemoed.” - Waar een liberaal journalist aldus oordeelt, dient zeker voorzichtigheid in acht genomen te worden.... Men houde dit verhaal... vooral uit de handen van kinderen en jonge lieden.’ - 't Land der Zon (van M.C. Poelhekke), beoord, door Jac. van Term. ‘Daar ligt een mooie gedachte in 't jongste werk van P. De vorm doet vaak denken aan Couperus' Majesteit: mooi, doorwerkt proza, maar soms wat zwaar van tred.’ En ten slotte met voldoening gelezen: ‘... En als we woorden willen, pittige, klankdragende, onversletene, - och, we behoeven er geene saam te naaien als gnuivend (bl. 129). Wie zich ruimer wil bewegen dan de confectie-pakjes van Van Dale en De Vries en Te Winkel toelaten, behoeft nog niet zelf coupeur te worden. Onze Nederlandsche taal heeft wel andere stapelplaatsen dan pakhuis ‘Holland’. Grijp in de Vlaamsche, in de Friesche, in welke
idiomatische voorraadkamer ge wilt, - en ge zult goudlaken vinden en zilverbrocaat en fulp onbestoven en onverlegen, waarmeê ge onzen letteren
| |
| |
‘koningsgewaden geven kunt.’ - Vrouw Spierings' Koei, door Ant. Coolen. - Gethsemaneh, gedicht van W. - Paaschochtend, id. van Zr.
Mei 1901: Eene Rede over Pestalozzi. Eene scherpe maar wel verdiende critiek over Dr Gunnings' rede. De hr F. Hendrichs eindigt zijn artikel: ‘Ziet Dr G. dan niet, dat hij zich met de verheerlijking van dezen utopist, van dezen eigenzelvigen waanwijze, belachelijk maakte? Ziet hij dan niet, dat de nuchtere lezer of hoorder dien Pestalozzi toch al een heel wonderen snaak moet vinden, iemand dien men in onze dagen zou heeten: een faiseur? Ziet hij dan niet... hoe de Christus-idee nog immer de hoog-veredelende en hoog-opvoedende verdient te heeten, en de Rousseausche (van Pestalozzi) niet meer is dan een treurige caricatuur?...’ - De drooglegging der Zuiderzee, door Max van Poll. - W.C.J. Pastoors... door Jac. van Term. - Nog iets over de Franschen. De heer Louis Lammers, uit ondervinding en de visu sprekend, zet zijne zedenschets over het Fr. volk voort: 1o ‘Niet iedere Franschman, niet iedere Parijzenaar is welopgevoed. Verre vandaar.... Ook van de hooggeroemde galanterie krijgt men bij langer verblijf in de Fransche hoofdstad eene geheel andere meening dan die, welke de algemeen gangbare mag genoomd.... Huiselijkheid kennen de Franschen nagenoeg niet... Hunne zindelijkheid is er eene, welke zich vergenoegt met de oppervlakte...’ - Nog eens Sienkiewicz' ‘Quo vadis?’, door J. Kloosterhuis. Dit art., naar aanleiding eener beoordeeling van wege ‘Alte und neue Welt’ geschreven, gewaagt o.a. van 't oordeel van hr Laudrillart in ‘Le Correspondant’, en van de critiek des Italiaanschen Paters Giov. Semeria, Barnabiet, twee kath. advocaten van ‘Quo vadis’. In nota gelezen: ‘Wij achten het boek hyper-modern, op enkele plaatsen Zolaïstisch en over het algemeen van een valsch christelijke
strekking.’ - Oud-Hollandsche Spreekwoorden. - Vlaamsche Spreuken.
De Nederlandsche Spectator, 19-21. Op blz. 157 wordt een overzicht gegeven van Overvoorde's Bescherming van monumenten, waarvoor Jhr. de Steurs zoo wakker strijdt. De schrijver is van meening dat Nederland met deze gedachte weder is ingeslapen, ondanks het opschudden der wakers die het voetspoor van Didron en Montalembert willen volgen. - Op bl. 158 geeft Hooijer, onder den titel Pistoja. Schilderachtige reisindrukken uit Italië. - Op bl. 64, vlgg. geeft Dr. A.S. Kok een leerzaam overzicht van het werk van C.G.N. De Vooys, Middelnederlandsche legenden enz. Het werk ‘getuigt van ongemeene werkkracht, nauwgezet onderzoek en kritischen blik.’ De verzameling sluit zich aan bij het academisch proefschrift van de Vooys, Des coninx summe.
De Hollandsche Revue, 4, bevat een karakterschets van R.A. Kollewijn ‘geconspueerd’ wegens zijn ‘vereenvoudiging der schrijftaal’. Er volgt een overzicht der methode, met drie portretten. De kieschheid van Kollewijn wordt geprezen, dewijl hij den dood van De Vries heeft afgewacht alvorens met zijn stelsel voor den dag te komen. Het ‘boek van de maand’ is Het Zwitsersche stelsel, door kapt. Meyboom.
25 Mei 1901.
Belangrijke uitknipsels over de Hollandsche Legerwetten, de Pensioenverzekeringen, de Postoorlog van Turkije, de werking van Syn
| |
| |
dikaten en Trusts. De Karakterschets is gewijd aan Dr. H. Van Cappelle en diens expeditie naar het westelijke ‘Hinterland’ van Suriname. - Als boek der maand: Ontwerp-program voor de Nederlandsche koloniale politiek door H.H. Van Kol.
De Gids. Juni 1901.
De stembusstrijd wordt gekenmerkt door een tweetal verschijnselen, schrijft prof. Molengraaff: de samenwerking der kerkelijke partijen tot verovering der regeermacht en de stichting van den vrijzinnig democratischen bond. In de eerste plaats zal dus de oude strijd tusschen clericalen en anti-clericalen opnieuw worden gestreden; wat de vrijzinnig-democratischen bond betreft, gevormd door de uitgetredenen uit de Liberale Unie, hij heeft ten doel ‘de gemeenschappelijke actie te bevorderen van de in den lande verspreide vrijzinnige en tevens democratische elementen, van de velen die geen heil verwachten van de toepassing der sociaaldemocratische leerstellingen, maar evenmin van partijgenootschap met liberalen, die, zich voorstanders noemende van algemeen kiesrecht, niettemin toonen, dit in afzienbaren tijd slechts te begeeren in het afgetrokkene.’ - De rol van den Oranje-Vrijstaat in den oorlog in Zuid-Afrika. Over de Zuid-Afrikaansche Republiek is het eene boek na het andere verschenen, schrijft W.F. Andriessen, van die levendige belangstelling heeft men te Bloemfontein maar zelden iets gemerkt. Daarom geeft hij hier een overzicht der geschiedenis van Oranje-Vrijstaat. - Openbare boekerijen en leeszalen door T.J. de Boer. ‘Wie zich de moeite wil geven om de volgende bladzijden te lezen zal daaruit de voor ons beschamende gevolgtrekking kunnen maken dat wij in dit opzicht zeer ten achteren zijn. Wij zijn nog niet eens goed aan den gang... uit algemeene middelen (wordt) bijna alleen voor den kleinen kring van het akademisch publiek gezorgd, terwijl aan een deel van de landelijke bevolking en aan de armere klasse in de steden voornamelijk de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen lektuur verschaft.’ In Vaderlandsche Geschiedenisstuaies heeft Byvanck het over Theodoor Van Kooten, den 22 October 1769 te Leeuwarden geboren. - Verzen van Hélène Lapidoth Swarth en
Rob. Roberts.
Noord en Zuid. Juni. Dit tijdschrift geeft herhaaldelijk ontleding van belangrijke en minder bestudeerde dichtwerken. In Juni komt voor eene verklaring van Starings Verjaardag, wat door den heer Schelts van Kloosterhuis voor 's dichters ‘meesterwerk’ wordt gehouden. Op dergelijke wijze wordt door J. Hobma zeer leerrijk behandeld Potgieters Rijksmuseüm te Amsterdam. Wij weten dat Potgieter juist de man is ter beoordeeling van het leven en de kunst der zeventiende eeuw.
Neerlandia Mei, geeft vele bladzijden van bestuurlijke bijzonderheden en vervogens de beschrijving van een Damesfeest van het Alg. nederl. Verbond, te Brussel, vooral bestaande uit zangmuziek.
Caecilia, 15 Mei, geeft een artikel over den tekst van Lohengrin (Garin le Loherain) van Karolingische afkomst; hier is de legende in hare eenvoudigste gedaante medegedeeld door H. Viotta.
Studiën. Deel 56, afl. 4.
A.A. van Bergen bespreekt het werk H. Dykstra, predikant te Smilde. ‘Het Evangelie in onze Oost. De protestantsche zending in het tegenwoordig Nederlandsch Indië van de eerste vestiging tot op onzen tijd’. Katholieke Kunst in de XXe eeuw door W. van Nieuwen- | |
| |
hoff, naar aanleiding van een opstel over religieuse kunst in de 20e eeuw van het Engelsche tijdschrift The Month (March 1901) ‘Dat zij die rondtasten in de sombere schaduwen des doods, in kunstvorm uitzeggen, wat zij zelf geleefd, zelf gezien en gevoeld hebben, en in uitgezochte taalmuziek hun eigen wel en wee verkondigen. De Katholieke kunst heeft hooger, edeler roeping. De schatten der vroegere eeuwen en de pas ontdekte rijkdommen van taal, klank en kleur met dezer onmiskenbaar eigenaardige bekoorlijkheid moet zij dienstbaar maken aan het hoogste geluk van den evenmensch, als eene erkentelijke hulde aan den eenen Gever van alle licht, van al het goede en schoone.’ Vervolg van C. Wilde's studie Napels vôor 100 jaren, IV, Ruffo en Nelson. - Een Nederlandsche bewonderaar van Ibsen. Meerkerk wordt hier bedoeld en zijn boek Hendrik Ibsen. Eene inleiding tot zijne werken. E.p. Is. Vogels toont aan hoe het lage peil van Ibsen's schouwspelen toegegeven wordt door een bewonderaar zoowel van den moralist als van den kunstenaar.
De Katholieke Gids, Juni 1901.
Vervolg der studie De Pool Karel Antoniewicz. Van Hein de Jong: Vrijmetselaarsdaden, eene bijdrage tot nadere kennis der Hollandsche Vrijmetselaars. - Het voorkomen van hagelschade door kanonschoten door A. Nuyens.
De Arbeid, afl. 8.
Te lezen de studie van J. Tersteeg over De beteekenis der hedendaagsche Letterkundige Kritiek. Dit artikel heeft voor doel ‘te klagen, dat onze hedendaagsche letterkunde-kritiek voor een groot deel in onbevoegde handen is, in veel gevallen zich bepaalt tot een in vage, algemeene termen bewonderen of afbreken, en slechts zelden met de gewenschte klare, pakkende argumenten ter tafel komt’. Schrijver wil bijzonder toonen hoe een deel der kritiek Borel, Anna de Savornin Lohman en Jeanne Reyneke Van Stuwe op een standpunt heeft geplaatst dat hun niet toekomt ‘Had de kritiek nadrukkelijk op de drie groote fouten van “Het Zusje” gewezen (“Het Zusje” is ten eerste pervens, rammelt ten tweede, en is ten derde ouwaar’) misschien was het ‘Vlindertje’ achterwege gebleven, dat veel hooger staat, maar evenals zijn voorgangster met te weinig inspanning en zelf-controle tot stand is gekomen. ... Het aplomb, waarmee ‘Hartstocht’ (van Jeanne Reyneke Van Stuwe) een overigens zeer zeker van durf en persoonlijkheid getuigend werk, zich presenteerde, was aanleiding dat de oppervlakkige slordigheid er van niet dadelijk op den voorgrond kwam te staan’. In ‘Tragische Leven’ van dezelfde schrijfster ‘nergens een klimax, nergens een verheffing boven het peil der blinde keuze van luk-rook aaneengeregen woorden,... de hoofdzaak verdrinkt in een zondvloed van bijzaken en overtollig gefraseer... Anna Lohman is 'u streng en ernstig werkster, en stelt in dat opzicht de beide besproken auteurs in de schaduw, maar ze is te weinig artieste, en ook bij haar mist men nog te veel de smaakvolle routine in de behandeling der stof, het lenige kneden van de taal, waardoor een enkele zin, een enkele woord-verbinding een vreugde-op-zich-zelf wordt voor den beschouwer’. - Verzen van Karel van den Oever en Adolf Herckenrath. - Vervolg van Victor De Meyere's
Het bloedende Hart van Daneelken. In katholiek opzicht is er hier wel wat te zeggen: Daneelken die, rouwhertig, van zijn pastoor, zelfs van den paus, geen vergiffenis krijgen kon! - Vervolg van Lode Backelmans Marieken van Nymegen. - Herstel van A. Rehm: niets bijzonders.
| |
| |
Stimmen aus Maria Laach, LX, 5. J. Braun, S.J. zet zijne studie voort over de ‘Engelsche Fruhgotik’ (II. Schluss). Hij toont aan hoe omtrent 1275 van het vaste land eigenaardige vormen naar Engeland drongen en daardoor het karakteristieke der Engelsche gothische kunst wordt geschaad en deels te gronde gaat. Deze studie is versierd met eene afbeelding van een prachtigen voorgevel der hoofdkerk van Salisbury. - J. Dahlmann handelt over ‘Pekinger volkskunde’, ter gelegenheid eens werks daarover van M. Grube. De schrijver spoort aan tot het ‘Studium der klassischen Denkmäler der alten Zeit’ en het onderzoek der bronnen.
Anzeiger des germanischen Nationalmuseums, I. Men vindt hier voorbeelden van zonnewijzers uit de zestiende eeuw, medegedeeld door Th. Hampe. - Dubbel belangrijk voor onze lezeressen zijn de verlichtingen bij eene verhandeling over keukenhaarden en kookgerief, van Otto Lauffer (derde artikel), en niet minder de studie van Hampe over zestiende-eeuwsche loterij-potten en lottrekking met blaasmuziek.
Zeitschrift für christliche Kunst, 12, t. Bl. 353, vlgg.: ‘Die Klostergebäude der Benedictiner-Abtei von S. Matthias bei Trier’, door den Dombaumeister Wilh. Schmitz. Deze studie is niet alleen voor de geschiedenis der kunst, maar ook door de menigte afbeeldingen voor de technische studie van buitengewoon belang.
De aanleg des kloosters dagteekent van de zesde eeuw, de ombouw, van de 9e, het nog voorhandene, van de 13e eeuw. - J.A. Endres beschrijft de ruiters van den dom te Regensburg, met het oog op de ‘middeleeuwsche kerkelijke staatkunde’, en Schnütgen behandeit nieuwe koorkappen, met afbeeldingen. Op bl. 13 bespreekt R. Herzig den Radleuchter uit den dom van Hildesheim (met 4 afbeeldingen) en J. Braun de stola van aartsbisschop Theodorik II van Triër († 124:).
2. bevat eene verhandeling van Schnutgen over het huwelijk van S. Catharina met het Jezuskind, van Correggio, in 't bezit van den markies Patrizi te Rome. De schrijver wijst op dezelfde voorstellingen dezes meesters in den Louvre en elders. Eene vergelijking met Memlinc wordt niet gemaakt. De afbeelding naar Correggio is gebrekkig geslaagd. - Semper handelt over een Venetiaansch houtenblad met reliëfs van been in 't Kensington-museüm. - Claus beschrijft een romaansch reliekenkastje uit den Elzas in eene vergelijkende studie.
3. bevat het slotartikel van Semper over de Holztafel en een artikel van Schnutgen over geëmailleerd bergkristal der 14e eeuw (met afbeelding).
Le Correspondant. 10 Mei.
Encore la loi contre les Congrégations (Bon C. de Meaux). Schrijver stelt zich voor de grieven aan te duiden van de katholieken en van al de vrienden der gelijkheid voor de wet, de gevaren die hen bedreigen, de kansen op redding, de aan te wenden middelen. - Une page obscure de l'histoire de Jeanne d'Arc. Son abjuration (Ph.H. Durand). Hier wordt bewezen dat ‘Jeanne ne connut, n'entendit jamais le formulaire d'abjuration qu'elle passa pour avoir prononcé.’ - La Question de la Mandchourie (B. de Zenzinoff). - Les Salons de 1901. La société nationale. La société des artistes français (Jane Dieulafoy). - Les retraites ouvrières (Ludovic de Contenson). - L'Etrangère V, novelle (Leroux-Cesbron). - Les
| |
| |
Grèves. Existe-t-il un moyen de les empécher? (***). - L'Exposition de l'Enfance (A. Beaunier). - Catinat: l'homme et la vie V (Em. de Broglie). Boekennieuws.
25 Mei.
Le ministère de la guerre sous la Commune. Cluseret-Rossel-Delescluze (Général Bourelly). Begin van een levensschets van Cluseret, die in 1871 een voorname rol heeft gespeeld in het omwentelingsdrama. - Mgr d'Hulst pendant la guerre et pendant la commune (A. Baudrillart). ‘Dat hij een apostel was, heeft hij getoond geheel zijn leven, op alle wijzen; de oorlog en de commune hebben hem de gelegenheid gegeven te toonen dat hij ook een soldaat was.’ - Cas de Conscience I, novelle van Champol. - Un évéque Américain, Mgr Spalding (F. Klein). Schrijver van dit lezenswaard artikel zal binnen kort de vertaling laten verschijnen van Mgr Spalding's boek: Opportunity, en maakt ons voorop bekend met het leven en de werken van dezen grooten Amerikaanschen bisschop. - L'Indépendance espagnole, Saragosse et l'Empereur (1808-1809) (G. de Grandmaison). De geschiedenis van Saragosse terwijl deze stad door Napoleon werd belegerd. - L'Etrangère, einde eener novelle van Leroux-Cesbron. - Le Collier de la Reine, een artikel geschreven door L. de Lanzac de Laborie, naar aanleiding van een pas verschenen werk van F. Funck-Brentano. - Courrier de la littérature, des arts et du théâtre (L. Joubert). - Chronique politique.
Revue des Deux Mondes. 15 Mei.
Les Oberlé, eerste deel eener novelle van R. Bazin. - Comment Tacite est devenu historien (G. Boissier). Tacitus werd geschiedschrijver én uit lust én onder den drang der omstandigheden. Deze omstandigheden waren de dood van den verdrukker Domitianus en de intrede der vrijheid onder het rijk zijner opvolgers. Tacitus wou verhalen ‘de geleden slavernij en het tegenwoordig geluk... Doch hij werd gewaar dat zoo'n stof maar een gelegenheidswerk kon tot stand brengen, zonder blijvend belang. Daarom besloot hij de geschiedenis aan te vatten bij den dood van Nero, en zoo betrad hij het veld der hooge geschiedenis. - La Conquête de Paris par Bonaparte (1799-1800) III. La 1e session législative (A. Vandal). - Poésies van Ch. Gudrin: fraaie natuurschildering, innig gevoel. - Impressions de France V. La Province et Paris (E. Hanotaux). ‘Paris vaut plus que la France. Mais la France vaut mieux que Paris.’ - Romantisme politique et politique réaliste (Ch. Benoist). ‘Livré à lui-même, le parlementarisme est trop individualiste, trop égoïste, et... laissé tel qu'il est, le suffrage universel est trop inorganique... - Pour limiter le parlementarisme, il faut rétablir l'équilibre rompu des fonctions ou des pouvoirs; pour améliorer le personnel (van de kamers) il faudra aller droit aux sources et organiser le suffrage universel. Mais, comme l'équilibre des pouvoirs ne saurait êtie rétabli qu'en tenant en un parfait et constant rapport le droit et le fait, le fait et le droit, et que l'organisation du suffrage ne peut trouver que dans la vie ses cadres naturels, réformer amsi et ainsi transformer, construire ainsi l'Etat moderne, ce
serait de plus en plus s'éloigner de la politique romantique, de plus en plus se rapprocher du réalisme politique.’ - La Gréle, zeer geleerd artikel van graaf A. de Laporta. - Revue dramatique. - Revue musicale. - Boekennieuws.
| |
| |
Civiltà Cattolica. 4 Maggio 1901.
Giuseppe Mazzini - Massoneria e rivoluzione. In Rome wil men een standbeeld oprichten aan Mazzini. Om de dwaasheid van zulk gedacht te doen uitschijnen en tevens de geheime handelwijs der sekte bloot te leggen, zal schrijver het leven en de werking van Mazzini, een der kopstukken der omwenteling, bespreken.
Mazzini, Genovees van geboorte, heeft, met zijnen buitengewonen geest, de omwentelingsgedachten weten te verspreiden, zoodat hij met recht als leidsman en filosoof aanzien wordt van de partij waarvan Garibaldi de wapenheld was. Tot aan de jaren 1870 gaf hij verscheidene schriften uit vol omwentelings- en republikeinsche gedachten. Heden zijn zij uitgegeven in 18 boekdeelen. Hij stichtte verscheidene maatschappijen die hetzelfde doelwit betrachtten: ‘het jong Italië’ het ‘jong Zwitserland’, ‘het jong Duitschland’, ‘het jong Polonie’, ‘het jong Europa’ enz. In 1871 stichtte hij in Rome een dagblad ‘La Roma del Popolo’. - Zijn ideaal was ‘Dio e il popolo’ 't is te zeggen God alléén meester in den hemel, het volk op de aarde, bijgevolg geene kerk, geen Paus, geene koningen. Vandaar de omwenteling en de middelen om daartoe te geraken de opvoeding, en de opstand tegen alle overheid. Het politiek centrum of de hoofdstad die tot uitgangspunt dier gedachten moet dienen is Roma ‘la terza Roma’.
Il divorzio in Italia: Vervolg van eene studie over de echtbreuk in Italie.
Il concordato e i vescovi legittimi ed intrusi: Vervolg eener studie over het concordaat in hetwelk gewezen wordt op de valsche handelwijs van de geestelijkheid die de Constitutie aangekleefd was. Zij gaan zooverre in hunne vermetelheid dat zij zich in nationaal conciliabule tegenover den Paus vereenigen. Rome veroordeelt ze. Volgen verscheidene breven aan de wettelijke en onwettelijke Bisschoppen, namelijk de breve ‘Post multos labores’ door dewelken Z.H. de Paus hen tot onderwerping uitnoodigt. Verscheidene Bisschoppen die uit hunne streek geweken waren, namelijk in Engeland, wilden zich niet onderwerpen.
18 Maggio 1901.
La congiura antidistiana della Massoneria confermata dal gran maestro Nathan. Nathan heeft ter gelegenheid der opening van de zalen in het paleis Giustiniani als tempel der Vrijmetselarij eene redevoering uitgesproken, met het inzicht die vrijlievende maatschappij tegen hare aanvallers te wreken. Het thema was: ‘De Vrijmetselarij, hare werking en hare middelen.’ Nathan haalt verscheidene artikels aan van hare standregels die juist niets bewijzen, maar slechts bevestigen dat al de ingeschrevene broeders een voorbeeld van liefde en deugd zijn - de volmaaktheid van 't menschdom beoogen enz. Hij had beter de bijzondere geheime regels uitgelegd wilde hij zijne maatschappij in haar waar licht doen kennen waar men spreekt van het ‘uitroeien van priesters en keizers’.
Daarna bespreekt hij de buitengewone macht van zijne maatschappij, hare tusschenkomst in de Fransche omwenteling en in deze van Italie. Daarin zijn wij ten volle 't akkoord met den oppermeester en de oproerige gebeurtenissen, de vervolgingen die nu plaats grijpen in Frankrijk, Spanje, Portugaal en Oostenrijk, zijn nog het werk van die oprechte volksvrienden.
I padroni e le societa operaie. Schrijver stelt vast dat de socia- | |
| |
listen den klassenhaat behertigen, en altijd voor den dag komen met vijandschap tusschen kapitaal en arbeid. Welk is de oorsprong van die vijandschap? - Miskenning van het gezag in name der liberale grondbeginsels. Misbruik van wege de meesters. Middel tot verbetering: het stichten van vereenigingen onder patroons en werklieden, bijzonder der gilden van ambachten en neringen. Maar deze vereenigingen zijn soms moeilijk omdeswille van het wantrouwen der werklieden tegenover den patroon. Dit wantrouwen is verstaanbaar als men nadenkt dat de patroon dikwijls den geest van kristene liefde verloren heeft, welke zijne voorgangers in verledene eeuwen ten opzichte hunner onderdanen bezielde. Waar immers is nog die familiegeest van eertijds? En nochtans in vele plaatsen heerscht er groote ellende b.v. bij de mijnwerkers in Siciliën. Edoch, vervolgt schrijver, de werklieden dragen ook een deel der schuld door hun gebrek aan spaarzaamheid, en door allerlei ondeugden. Het sociaal vraagstuk is dus eerst en vooral in zedelijk opzicht op te lossen.
Della stela del Foro: Vervolg van eene studie op de ontdekkingen in den Forum.
In de boekbeoordeeling bespreekt de Civiltà het werkje waarvan Dietsche Warande en Belfort eertijds een verslag gegeven heeft Guérison subite d'une fracture. L. Van Hoestenberghe etc. Dit werk werd onlangs in 't Italiaansch vertaald door Dr Carlo Costa. |
|