Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901(1901)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 395] [p. 395] Vlucht Het avondt weder al te vroeg. De dagen zijn nooit lang genoeg. De meeste vreugden komen aan als 't tijd is van naar bed te gaan Wat is het stovend heet in huis met al dien oorlog, dat gedruisch van wilde jongens! Buiten gloeit het avondrood en overvloeit den groenen wijngaard en 't prieel en 't pannendak. 't Is al te veel. Op lijze teenen, gauw en vlug ontsprongen achter moeders rug en worstlend door de nauwe poort, daar is de wilde bende voort, en bonzend dansend van genucht ijlt fladdrend in de roode lucht. De jongens jagen woest en wild door angst en wellust opgetild, langs donkre hagen, zwart geboomt, tot waar de diepe weide doomt in scheemrig licht en nauwlijks zien de hoppers hooi en immer vliên voor moeders noodgeroep in 't veld, tot dat het heinde en verre schelt van loopgedreun en schettervlucht. Dan eindlijk haapren zij, beducht voor vaders stem die nader komt en keeren, met den rug gekromd, schoorvoetend, langs den boord der gracht. 't Is wonder. Vaders stem verzacht. Genadig schouwt hij voor een stond in 't blozen van den avond rond en drijft dan traag naar huiswaarts toe zijn bende, die nu lam en moe, [pagina 396] [p. 396] bij krekelzang en loofgeruisch en 't wagglen van de vledermuis al slentren voortrolt langs de baan en, wijl 't geschemer van de maan reeds op den witten gevel blekt, stilzwijgend 't poortjen binnentrekt. Vorige Volgende