Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901(1901)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 392] [p. 392] Helden. De Noordzee toornt en bruischt en brult met eindelooze nacht omhuld; en glimmend door de duisternissen vol barmend schuim dat blekt en brandt, de waterheuvlen suizen, sissen en breken bruischend over 't strand. Daar loopen lichten langs den duin, daar gaadren schaûwen op de kruin met spattend wolkig schuim omstoven. Het noodschot dreunde keer voor keer. De visschers staren in den oven van 't wieglend wagglend zwalpend meer. Weer laait het noodschot over 't ruim op wolk en zee en vliegend schuim. Een zeilschip vlamt, omvergeblazen, Met fladdrend want en wriemlend zeil en zwankelt over 't waterrazen, op eenen berg van golven steil. Verblind en duizlig, stom en pal, in 't donker staan de visschers al en hooren 't dof en splintrend kraken eens boegs begraven in het zand. De noodschreeuw gilt uit 's afgronds kaken. De noodschreeuw gilt van 't bevend strand. [pagina 393] [p. 393] Een stemgeruisch in storremwind, een haastig woord voor ‘vrouw en kind’ en van den heuvel dalen schaûwen. Zes visschers springen in de boot. Het strandvolk hijgt in doodsbenauwen als vlogen zij ter wisse dood. Zie zwoegend kampend zwemt de schuit op 't water lijk een kreeft vooruit. Een stond, en wind en storm bedaren. De zee diep grommend zwelt en glimt, wijl op de helling van de baren het roeiend schuitje klimt en klimt. Dan kookt de waterheuvling weer en bonst in wilde woeling neer. De reddingsboot is plots bedolven in 't ziedend nat. Wat schrillend wee! Zes mannen hangend in de golven en weggezwolgen in de zee! Met haak en touw, met pook en paal stort al het strandvolk in den waal der branding, achtloos voor gevaren. Vergeefs! Hen rolt het golfgetij terug met wentelende baren, en heete tranen weenen zij. Vorige Volgende