Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901
(1901)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 368]
| |||||||||||||
Confessioneel, interconfessioneel, neutraal.
| |||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||
I.Wat moet het karakter zijn der Duitsche ‘Christliche Gewerkvereine?’ Dat is de vraag. Met andere woorden: wat beduidt het denominatief ‘christlich’ dat deze Beroepsvereenigingen in het vaandel voeren? Is het negatief op te vatten, of wel in streng positieven zin? De eene meening luidt: ‘christlich’ moet beteekenen interconfessioneel, ja zelfs paritetisch, neutraal. De andere: ‘christlich’ mag niet anders beduiden dan ‘christkatholich’, uitsluitend katholiek.
Interconfessioneele Beroepsvereenigingen zijn zulke, die zoowel evangelische als katholieke werklieden aannemen, en die de godsdienstige overtuiging hunner leden buiten rekening laten. Neutrale ‘Gewerkvereine’ zijn diegene, waarin iedere arbeider, van welke partij ook, plaats zou vinden, mits hij slechts de in de natuurwet aangeschrevene waarheden - bestaan van éen God, bestaan van de zedelijke en rechterlijke orde - erkenne. Hier is christen zooveel als, niet-goddeloos, niet-materialist, niet-socialist. Men kiest een standpunt waarop alle werklieden zich vereenigen kunnen; men neemt als richtsnoer beginselen, die de stoutste arbeider, zoo hij het doet in theorie, dan toch inderdaad nog niet verwerpt, men plaatst zich in de zuiver natuurlijke orde. Zoo is ‘christlich’ niet-goddeloos, omdat de natuurlijke orde God en zedelijke beginselen erkent; Zoo is ‘christlich’ niet-socialist, omdat de natuurlijke beginselen de materialistische wereldopvatting van het socialismus veroordeelen. Zoo is ‘christlich’ ook niet-confessioneel, omdat de bespreking der hoogere waarheden tot de zuiver natuurlijke orde niet behoort. Zoo is ‘christlich’ neutraal, omdat zulke Beroepsvereeniging in ieder harer leden de bijkomde bijzonderheden uitsluit, en alleen die hoedanigheid eischt, die aan allen gemeen is. Hier dient tevens bijgevoegd, dat in eene neutrale Beroepsvereeniging de godsdienstige overtuiging van om 't even welk lid, noch door woord, noch door schrift mag gelaakt worden. ‘Christlich’ heeft hier eene negatieve beteekenis. | |||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||
Interconfessioneel zijn reeds de Christelijke Beroepsvereenigingen. Onder de 152.615 leden die zij tellen, zijn ongeveer 12000 protestantsche werklieden. Neutraale Gewerkvereine bestaan er nog niet. Tot hiertoe worden zij nog maar als een doel, als een ‘erstrebenswerthes Ziel’ voorgesteld. Zoolang het socialistische heir de ‘Sozialdemokratische Gewerkschaften’ tot politieke doeleinden gebruikt en deze belet het gemeenschappelijk louter oeconomisch standpunt in te nemen, zoo lang, zeg ik, blijft de neutrale Beroepsvereeniging een hersenschim. Dit verhindert echter niet dat in een gegeven geval reeds van stonden aan beide groepen tot het regelen hunner belangen tegenover de bazen zouden samenwerken, daar althans, waar het gevergde de christelijke rechtvaardigheid geen af breuk doet, en de middelen die men in het werk stelt, met de christelijke beginselen niet strijdig zijn. Voorloopig zou dit zelfs een goede overgangsmaatregel wezenGa naar voetnoot(1). Deze eerste richting heet de ‘Gladbacher Richtung’ of richting van Munchen-Gladbach. Dr A. Pieper, en de andere hoofden van het ‘Volksverein’ in München-Gladbach, Dr Lieber, Prof. Hitze, en meest al de leden van het Centrum zijn haar toegedaan. De hoofdgedachte die hun streven beheerscht, is dat de ‘Gewerkverein’ eene zelfstandige inrichting is met bloot oeconomische strekking. Zijn voornaamste, zijn eenige taak is den huishoudelijken stand der werklieden te verbeteren. Uit dit oogpunt beschouwd, is, zeggen ze, de interconfessioneele en neutrale Beroepsvereeniging: 1. Theoretisch gerechtvaardigd. - Eene oeconomische inrichting heeft met den Godsdienst slechts in zoo verre betrekking, als deze grondslag en voorwaarde is van alle degelijke ontwikkeling. Het Geloof in God, en het erkennen van de beginselen der zedelijke en rechterlijke orde, vormen dezen grondslag. 2. Praktisch mogelijk. - Interconfessioneel zijn reeds de Bauernvereine (Boerenbonden); de Unternehmerverbände | |||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||
(ondernemersbonden), de Zwangsinnungen der Handwerker (handwerkersvereenigingen), zijn neutraal: evenzoo de Düsseldorfer Baugesellschaft. Hare leden, katholiek, protestant, en socialist, regelen in vrede de voorwaarden van den arbeid. 3. Praktisch noodzakelijk. - De huidige toestanden dwingen er toe. Langs dezen weg alleen is het nog mogelijk de ware beginselen allengskens ingang te doen vinden bij hen, die er nog vatbaar voor zijn. Zie maar, hoe de godsdienstige eenheid onder het volk te niet is. Het grootste gedeelte der Duitsche bevolking is niet katholiek, en onder hen, die den naam van katholiek dragen, is het getal dergenen bij wie de leer van den Zoon Gods in vleesch en bloed overgaat, uitermate gering. In het gansche Rijk zijn nu ongeveer 4.958.845 werklieden van 18 tot 60 jaren; werklieden bijgevolg die eene Beroepsvereeniging kunnen bijtreden. Ondanks al de pogingen der socialisten zijn slechts 589.473 arbeiders in de ‘Gewerkschaften’ ingelijfd. Is het dan niet billijk dat men om de groote schaar der anderen te redden, dat middel in de hand neemt, dat nog alleen overblijft, dat men ze vereenigt rondom die beginselen welke allen nog aankleven, omdat ze in het hart van den mensch geschreven staan, de beginselen der natuurlijke, goddelijke orde? In de huidige samenleving zijn deze beginselen in zoo verre zij tot het gebied der oeconomie behooren, nog niet geheel over boord gesmeten. Erkent zelfs de ergste socialist niet, dat men een wettig gesloten verdrag eerbiedigen moet, daar hij dengene die het verbreekt en hem schade toebrengt voor het gerecht daagt? Zoo men dan aan deze uiterste lijn niet post vat, zoo men strengere beginselen als richtsnoer vergt, en wacht totdat de onverschilligen voor deze ingenomen worden, dan laat men den vijand het volle veld vrij. Gaan de katholieken hier niet neutraal te werk, sluiten zij zich op in het Separatisme, dan blijven zij zonder kracht, zonder invloed. Daarbij de werkman zoekt naar een veiliger stoffelijk bestaan. De grondgedachte der Beroepsvereenigingen is eene zoo groot mogelijke macht in het leven te roepen, om de vertrapte vrijheid van den werkman door den overmachtigen baas te doen eerbiedigen. Een alleenstaande groep kan dit niet. Trots al zijn worstelen moet hij toch ten langen laatste voor de in bonden vereenigde patronen het onderspit delven. Waarom dan langer de krachten verdeelen? Is niet het belang | |||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||
van dezen werkman het belang van genen; de vrijheid van den eenen, de vrijheid van den anderen? Vele werklieden blijven buiten de Beroepsvereenigingen. omdat de onderlinge twist der verschillende groepen hun tegen de borst stoot. Waarom niet één bond die zich over gansch Duitschland uitstrekt, die alle werklieden omvat en wiens rechtvaardige eischen niet zoo licht in den wind geslagen worden? Dus in de gedachte der neutrale Gewerkvereine streven naar deze Beroepsvereenigingen, is streven naar een bij de omstandigheden passend doel.
Toch heeft dit plan der neutraale Beroepsvereenigingen menigeen geergerd. Geleek dat niet op een verbroedering met den vijand? Onder degenen, die minder hartstochtelijk en meer met bewijzen tegen deze meening zijn opgetreden, staan Fr. v. Savigny en Dr Fr. Kempel op den voorgrond. In een geschrift, getiteld: ‘Christliche oder neutrale Gewerkvereinsbewegung’Ga naar voetnoot(1) (beurtheilt an der Hand des Rundschreibens Rerum Novarum und des Hirtenschreibens der preusz Bischöfe. - Mainz. Kirchheim. Nov. 1900), heeft Dr Kempel met de interconfessioneele en neutrale Beroepsvereen gingen geen vrede, omdat het huidige Gewerkvereinswezen op zichzelf beschouwd, te veroordeelen is als zijnde eenvoudig een bijverschijnsel van het moderne Industrialisme, dat met de natuurlijke en positief-christelijke orde der samenleving in strijd ligt (bl. 87, en passim). Schrijver veronderstelt klaarblijkelijk dat het Gewerkvereinswezen het moderne Industrialisme vergezelt als eene eigenschap die uit het wezen der zaak voortvloeit en dezer gebreken deelt. Dit is echter niet juist. Industrialisme en Gewerkvereinswezen zijn beide de vrucht van het Liberalisme; doch het kapitalisme van eene onbeteugelde, het Gewerkvereinswezen van e[...]e verdrukte vrijheid die het geschonden recht thans wedereischtGa naar voetnoot(2). Beide staan dus lijnrecht tegenover elkander. | |||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||
Ook staat deze strijder om zoo te zeggen alleen. De groote meerderheid der tegenstrevers van de onzijdige beroepsvereenigingen deelt de meening van Bon. Fr. von Savigny, vroeger Regierungsassessor in Berlijn. Deze vergt streng katholieke inrichtingen, ontwikkelde ‘Arbeitervereine’ (werkmanskringen). Hij teekende zijn plan in ‘Arbeitervereine und Gewerkschaftsorganisationen im Lichte der Encyclica Rerum Novarum’Ga naar voetnoot(1). De grondgedachte der Beroepsvereenigingen huldigt hij als zonder twijfel gerechtigd (bl. 3), maar besluit tevens met overtuiging: ‘De Beroepsvereeniging alleen volstaat niet.’ Het heil ligt in de ‘Arbeitervereine’ deze zijn in staat en geroepen den werkman, den ganschen werkman, ook naar den stoffelijken kant zijns levens te beveiligen. Daarom, geene interconfessioneele inrichtingen, maar aangroeiende en bloeiende ‘Arbeitervereine.’ De Beroepsvereeniging volstaat niet:
Het heil ligt in de ‘Arbeitervereine’, in de werkmanskringen:
| |||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||
Von Savigny's bewijsgronden zijn, ingezien de omstandigheden, niet onaantastbaar. Doch wij geven alleen eene schets, het ligt in ons plan niet iets te beslissen. Nochtans tot opheldering van de gedachte der ‘Gladbacher Richtung’ dient nog een punt te worden aangeraakt. De hoofdoorzaak waarom de interconfessioneele en neutrale Vereenigingen bestreden werden is, dat zij het godsdienstige in den werkman verwaarloozen (vgl. v. Savigny, bl. 14). Zelfs heeft men gemeend, dat zij de ‘Arbeitervereine’ wilden verdringen, als hadden deze in de toekomst geen reden meer van bestaan. Dit is echter misverstand. De ‘Gladbacher Richtung’ wil een algemeenen bond, met een oeconomisch doel, een bond die voor alle werklieden open staat. Behoeft zij daarom eene andere inrichting, met bijzonder godsdienstig karakter te verdringen en behoeft de werkman, die eene Beroepsvereeniging bijtreedt, den ‘Arbeiterverein’ te verloochenen? Geenszins; integendeel; ‘Arbeitervereine’ blijven noodzakelijk. De katholieke werklieden zijn geroepen, de gezonde kern der Beroepsvereenigingen te vormen. Daartoe zijn noodig vaste beginselen, liefde en offerveerdigheid: dit geven de ‘Arbeitervereine’ door de godsdienstige oefeningen. Daartoe zijn noodig vakgeleerdheid en kennis der sociale aangelegenheden; dit geven de ‘Arbeitervereine’ door hunne vakafdeelingen. Zij zijn derhalve nog noodzakelijker dan voorheen, en, ze verdringen, ware opbouwen met de eene en afbreken met de andere hand. Dit is eene opmerking, die vele bezwaren uit den weg ruimt. Hiermede eindigt deze voorstelling van het vraagstuk; zonder haar bleven de feiten stom; zij kunnen het licht der theorie niet missen. | |||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||
II.
| |||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||
een weerklank van de grove onwetendheid, die zij gedurende de gansche beweging aan den dag hebben gelegd. Te Frankfort a/m had een congres plaats van christene beroepsvereenigingen. Aan de verslagen der socialistische bladen over het Congres - verslagen, waarin de waarheid verminkt werd - is het toe te schrijven, dat de Aartsbisschop van Freiburg het recht der katholieke geloofsleer bedreigd waandeGa naar voetnoot(1), en met het gezag van zijn bisschoppelijk woord de dwalenden wilde terug roepen. Zoo luidt het b.v. in een dier bladen: ‘Nog nooit hebben de christelijke arbeiders zoo verstandig gesproken als dit maal: Hunne bekwaamste mannen zijn het eens over de gedachte: Godsdienst hoort in de Arbeidersvereenigingen niet thuis’Ga naar voetnoot(2). Spreker had echter gezeid: ‘De bespreking van godsdienstige onderwerpen is geene verhandelingsstof voor vereenigingen met louter oeconomisch doelwit.’ Dat is heel wat anders! Verder in 't socialistisch blad: ‘De 152.000 christelijke arbeiders willen met de 500.000 socialistische werklieden hand in hand gaan.’Ga naar voetnoot(3) - Zij meenden dat de christelijke Beroepsvereenigingen zich zoo maar zonder voorwaarden en zonder uitstel bij hen zouden aansluiten en plotseling alle hunne zienswijzen en droombeelden zouden deelen. In Frankfort echter, - het dient met nadruk te worden gezegd - was men daar verre van verwijderd, zooals verder blijken zal. Deze valsche opvatting was dan ook oorzaak dat de socialistische partij in den laatsten tijd, zoo zeer de neutraliteit harer ‘freie Gewerkschaften’ verhief, ten einde door deze pralerij den christen werkman aan te lokken. Zij verklaart tevens de opschudding die de Fulda-brief in de vijandige gelederen teweegbracht. Artikelen verschenen onder het opschrift: ‘Een bisschoppelijke omzendbrief tegen de werklieden’ (Vorwärts nr 232, 5 Okt.) - Een banvloek tegen de christelijke beroepsvereenigingen. (Ibid. nr 240). - Scheuring in de katholieke Eenheid (Reichsbote, Beil. zu nr 249, 24 Okt.). - Een zegepraal der katholieke Arbeiders over de katholicke hierarchie. (Berliner Volkszeitung nr 524, 8 Nov.). ‘Vorwärts’ verwijt aan de HH. Bisschoppen dat zij ondernemer en arbeider met eene verschillende maat meten; de bonden der werkbazen zijn neutraal, | |||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||
tegen deze zegt de brief geen woord! - En met reden: in de katholieke ‘Arbeitervereine’ staat de geestelijkheid aan het hoofd; tot de bonden der werkbazen hebben zij geen toegang! - De ‘kölnische Zeitung’ merkt op: ‘De Fulda-Brief vindt zijn oorsprong in de ultramontaanschklerikale heerschzucht. De hoogere standen vallen af; de kleinen uit het volk moeten de leemten aanvullen. Daarin ligt de drijfveer van het streven der ultramontanen. Niet het bevorderen der belangen van het volk, maar de zucht naar heerschappij heeft hier de bovenhand!’ - In waarheid is dit ijdel geraas van een verbitterd gemoed. De bisschoppelijke brieven hebben hunne plannen in het water doen vallen; van daar dat geweld! Wat zij door aanlokken niet verkregen, willen zij door opruien bewerken. Doch de katholieken hebben den bal in de vlucht gegrepen, en in dagbladen en Reichstag hun woord ‘voor Vrijheid, Waarheid en Recht’ gesproken. In den Reichstag (zitt. 24 Nov. 1900) sprak Dr Lieber, de aanvoerder van het Centrum, als volgt: ‘Mijne heeren, niets is onjuister, dan den Fulda-omzendbrief, als een, den werkman vijandig schrijven op te vatten en uit te krijten. De HH. Bisschoppen, toen zij in Fulda vergaderd waren, hebben integendeel uit ware liefde tot de katholieke werklieden en met echt vaderlijke bezorgdheid, hunne geestelijkheid gewaarschuwd; en wij zijn overtuigd dat zij hierin, niet alleen hun recht niet overschreden, maar ook het welbegrepen belang van den werkman behartigden... Gewis verwacht gij niet van ons, dat wij in zaken die den Godsdienst aangaan, eene andere taal voeren dan onze Paus en onze Bisschoppen, de alleen geroepen bewakers van onzen heiligen Godsdienst; maar verwacht ook niet van onze katholieke werklieden dat zij eerder luisteren naar de stem van den H. Auer en genooten, dan naar de stem hunner Bisschoppen en van hunnen Pauzen (Geroep links.) Dat is het wat ik den Heer Auer te zeggen heb. Voorzeker, deze hooggeachte heeren (Sozialdemokraten) handelen teenemaal volgens hun programma, als zij van deze gelegenheid gebruik maken om een weinig in katholieke arbeiderskringen te rakelen en deze op te jagen tegen de Bisschoppen die God over hen heeft gesteld. Deze aanslag zal zijn doel missen! Hij zal ons enkel een les geven, en van heden af zullen we al onze krachten inspannen om onze katholieke werklieden over het ware inzicht en de wezenlijke volksgezindheid | |||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||
onzer HH. Bisschoppen in hun laatsten brief, in te lichten.’ (Bravo in het Centrum en rechts)Ga naar voetnoot(1). Zoo was de indruk dezer brieven bij de socialisten.
Hoe was het met de katholieke bladen gelegen? Bijna alle, waaronder zelfs ‘Germania’ (vgl. nr 252) hebben den Fulda-brief uitgelegd in den zin dat de HH. Bisschoppen de beweging van de christelijke Beroepsvereenigingen hier niet veroordeelden, maar alleen hunne geestelijkheid wilden waarschuwen tegen de strekking der neutrale socialistische ‘freien Gewerkschaften’. Aangaande den Freiburger brief werd de stelling moeilijker. Zonder twijfel waren hier de christelijke Beroepsvereenigingen zelf bedoeld en veroordeeld. Hieruit volgde een bedenkelijke toestand. Hadden niet de uitstekendste sociologen van Ketteler, Moufang en Windhorst af tot Fr. Brandts, Fr. Hitze en Hulpbisschop Dr Schmitz toe, het plan der christelijke Beroepsvereenigingen verdedigd? Meermaals hadden de algemeene katholieke Vergaderingen te hunner gunste gestemd; het Centrum stond op denzelfden bodem en wilde door het meermaals besprokene voorstel van Hitze en Lieber, om aan de Beroepsvereenigingen rechtspersoonlijkheid te schenken, deze vereenigingen op een vasten grondslag vormen. Was de veroordeeling gewettigd, zoo waren de beste katholieken van Duitschland, leeken en priesters, er door getroffen, en deze hadden het niet verdiend! Men begrijpt dat het voornaamste Centrumsblad, de ‘Kölnische Volkszeitung’Ga naar voetnoot(2) schreef: ‘Wij aarzelen niet dit schrijven zeer betreurenswaardig te noemen, een schrijven dat alleen door het onnauwkeurig ingelicht zijn van den H. Aartsbisschop van Freiburg te verklaren is. Verre boven de 100.000 werklieden, meest allen voor zooveel wij weten katholiek, zijn in Beroepsvereenigingen vereenigd die zich uitdrukkelijk “christelijk” noemen. Om dit woord eenvoudig voor een uithangbord’ te houden, moest men de onomstootbare bewijzen in de hand hebben. | |||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||
‘Deze bewijzen ontbreken zoowel wat de personen als wat de feiten betreft. Wat de personen aangaat, kunnen openlijk toegedane vrienden en bevorderaars der Beroepsvereenigingen genoemd worden wier naam alleen tot eene volkomene wederlegging volstaat. Aangaande de feiten heeft de brief met het congres van Frankfort te doen. Wij hebben de verslagen in nrs 511 en 515 nagekeken en niets gevonden dat de bevestigingen des H. Aartsbisschop verrechtvaardigt’ - ‘Het gezag van den H. Bisschop in volle eer; doch in zijne beoordeeling der christelijke Beroepsvereenigingen zullen de Duitsche katholieken hem niet volgen en behoeven zij hem niet te volgen’Ga naar voetnoot(1). Het was stout en boud geschreven. Doch de gansche Centrumspers stemde de Köln. Volksz. bijGa naar voetnoot(2). Neen, het kon niet anders of de christelijke Beroepsvereenigingen waren hier ten onrechte veroordeeld. Heeft de Centrumspers recht gekregen? Op eene wijze die heel en gansch voldoende is. Op 13 December 1900 verleende Dr Hubertus Simar, Aartsbisschop van Keulen, aan het Voorzitterscomiteit van den christelijken bond der textielarbeiders in Aaken, gehoor. Naar hun verslag, sprak de Aartsbisschop in dezer voege: ‘De Fulda-zendbrief had, gelijk de tekst zelf het getuigt, alleen de katholieke “Arbeitervereine” bedoeld, en wel dewijl hunne Voorzitters Geestelijken zijn, die als zoodanig onder de Bisschoppen staan; om die reden ook moeten de Opperherders over de inrichting der katholieke “Arbeitervereine” toezicht hebben. Met de Beroepsvereenigingen hadden de Bisschoppen in Fulda zich niet nader bezig gehouden. Hunne meening was dat de interconfessioneele inrichtingen volstrekt geoorloofd zijn, zoo lang zij den christelijken bodem vast en onverdeeld bewaarden; want ook hier werd dan aan de christelijke zedenwet recht gegeven. Overigens was het niet te ontkennen, dat de werklieden, indien zij zich | |||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||
in katholiehe en evangelische Beroepsvereenigingen verdeelden, hunne krachten verzwakten; hetgeen in het belang der arbeiders niet te wenschen was’Ga naar voetnoot(1). Van den anderen kant, verklaarde de Aartsbisschop van Freiburg, einde October 1900, aan de christelijke Beroepsvereenigingen in Mannheim, dat hij de Badensche ‘Gewerkschaften’ als christelijk aanzag. En tot de afvaardiging van den bond ‘Arbeitersschutz’ in Freiburg, sprak de Aartbisschop: ‘Werkt gerust voort, zooals gij het tot nu toe gedaan hebt’Ga naar voetnoot(2). Heeft dit laatste woord niet de beteekenis van een plechtige herroeping? Gaan wij over tot de feiten. | |||||||||||||
III.Mainz, Frankfort a m en Keulen zijn als brandpunten der beweging te beschouwen. In Mainz vergaderde einde Mei het eerste Congres der christene Beroepsvereenigingen. Het was tevens eene eerste monstering dezer opkomende christelijke arbeidersmacht. Het bovengenoemde vlugschrift ‘Christliche Gewerkvereine’ in April 1899 verschenen, had het veld voorbereid. Uit Noord-Duitschland waren 30, uit het zuiden 18 afgevaardigden ter plaats. Zij vertegenwoordigden 102.590 werklieden. Vóór aan de lijst der besluiten werd op het karakter der Beroepsvereenigingen uitdrukkelijk gewezen: ‘De Beroepsvereenigingen moeten interconfessioneel zijn, d.w.z. leden der tweevoudige christelijke geloofsbelijdenis omvatten, maar tevens op christelijken bodem stand nemen’Ga naar voetnoot(3). Dit was enkel eene bekrachtiging van hetgeen reeds bestond. De eerste Beroepsvereeniging die gesticht werd, in Essen, 1894, was interconfessioneel. En toch was dit het sein tot de verwarring. In het ‘Märkische Kirchenblatt’ verscheen in Juni 1899 een reeks artikelen van von Savigny, die het confessioneele karakter van de arbeidersvereenigingen eischten. | |||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||
Zij beletten nochtans den aangroei der Beroepsvereenigingen niet. Einde 1899 telde Dr Pieper 32 ‘Gewerkvereine’ met 112.160 werklieden; en toen op 3, 4 en 5 Juni 1900, in Frankfort, het tweede Congres gehouden werd, waren 152.615 leden in 34 Beroepsvereenigingen geschaard. De interconfessioneele ‘Gewerkvereine’ waren in bloei. Doch wilde het bovengenoemde vlugschrift ‘Christliche Gewerkverein’ geene neutrale inrichtingen? Hierover waren het de hoofden inmiddels niet eens geworden. De Keulener bond Arbeiterschutz verzette zich de eerste tegenover de ‘Gladbacher Richtung’ en legde op 25 Mei 1900, den Voorzitter van het voorbereidingscomiteit van het 2de Congres in Frankfort, 5 stellingen voor, ten einde ze te onderzoeken. Het paritetisch karakter wordt hier niet onvoorwaardelijk verworpen. In een bijzonder geval, zoo luidt de 3de stelling, kunnen zich de christelijke ‘Gewerkvereine’ onder bepaalde voorwaarden bij niet-christelijke en anti-christelijke ‘Gewerkschaften’, in vergaderingen en Commissies, tot verhandeling van zuiver oeconomische vraagpunten aansluiten; doch is het geschil eenmaal bijgelegd, gaan beide inrichtingen weder uiteen, en houden de christelijke vereenigingen in hunne werkzaamheid hunne eigene christelijke beginselen weder hoogGa naar voetnoot(1). Deze soort minnelijke schikking tusschen de beide richtingen, was in de vergadering der katholieke Arbeitervereine te Aaken bewerkt geworden. De Keulener bond eischte nochtans, dat het aanstaande congres het vraagstuk beslist zou oplossen en deelde onder de congresleden een afschrift der vijf genoemde stellingen uit.
Op het Congres te Frankfort kwamen zij inderdaad op het tapijt, ofschoon men vergeefs had getracht ze stilzwijgend te behandelen. Döring (Keulen) verdedigde het standpunt der Keulener | |||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||
richting. Giesberts (München-Gladbach) dat der neutrale vereenigingen. Alras kwam leven in de bespreking. Brust (Altenessen), Bärrn (Frankfort), Berg (Krefeld), en andere, deelden de meening van Giesberts, terwijl Unverhau (Berlijn) en Bergmann (Berse) Döring bijtraden. Giesberts legde voornamelijk den zin der strekking bloot: Oprichting der neutrale Beroepsvereenigingen wilde hij niet; daartoe was de tijd nog niet rijp; doch allen moesten tot de overtuiging geraken, dat het met eene immerdurende verdeeldheid der verschillende groepen van ‘Gewerkschaften’ tot geene oplossing kon komen, en dat de Arbeidgevers, in sterke bonden vereenigd, met de in strijd liggende arbeiders, vrij spel hadden. Eene algemeene neutrale Arbeiderschap worde nog niet aanstonds tot een feit gemaakt, doch zij blijve het vaste doelwitGa naar voetnoot(1). Tot een besluit bracht men het niet. Doch door een vorig voorstel was het uitgeven van een Correspondenzblatt. voor de christelijke Beroepsvereenigingen aangenomen. Hierin zou men over verdere betwiste vragen beraadslagen en beslissenGa naar voetnoot(2). Kwam men tot een besluit in Keulen?
Hier greep op 8 Nov. 1900 de zitting plaats van het Comiteit, aan hetwelk het Congres in Frankfort, de stichting van den Gesamtverband der christlichen Gewerkschaften Deutschlands (Algemeen Verbond der Duitsche christelijke beroepsvereenigingen) had opgedragen. Intusschen had de christelijke sociale Vereeniging der Duitsche metaalbewerkers (Duisburg 1899), op 2den September, in de eerste vergadering harer afgevaardigden, juist zooals men in Frankfort gedaan had, de christelijke begin- | |||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||
selen als richtsnoer aangegeven, en tegen eene neutrale inrichting gesproken. Fr. Wieber, haar voorzitter, zou in Keulen nogmaals het woord voeren Het gold hier, nopens de bisschoppelijke brieven eene verklaring te geven. Deze luidt: ‘I. De leden der christelijke Gewerkschaften die met groote moeite en zware offers deze laatste in het leven riepen, achten zich verplicht tegen de uitdrukking in den brief van den Aartsbisschop van Freiburg, t.w. dat “hun het woord christelijke slechts een ijdele klank” en een uithangbord was, en “dat zij, deze kringen, die inmiddels nog op den bodem der huidige maatschappelijke orde beweerden te blijven, op Socialistische wegen brachten” zoo krachtig mogelijk te protesteeren. Deze opvatting, zooals zij in genoemden brief en ook in een klein deel der katholieke, alhoewel niet toonaangevende bladen, uitgesproken werd, steunt op geen enkel der feiten en is eene onverdiende krenking der tot nu toe in de christelijke Gewerkschafts-beweging werkzame leden en vrienden van den arbeidersstand. II. Wij verklaren hier nadrukkelijk, dat wij zullen voortgaan met, bij het nastreven van het doel der Beroepsvereenigingen, de christelijke beginselen tot leiddraad te nemen. Eene vereeniging van al de arbeiders der verschillende beroepen in één enkele bond, blijft nochtans het doelwit dat wij te bereiken hebben; doch tevens wordt er vereischt dat zulke bonden in hunne handelingen de christelijke beginselen niet tegenspreken. Daar, ingezien de heerschende meeningen zulke inrichtingen vooralsnu onmogelijk schijnen, houden wij vast aan het programma dat op het eerste congres te Mainz werd opgesteld, en volgens hetwelk onze Beroepsvereenigingen interconfessionneel, en op politiek gebied onpartijdig, op christelijke bodem moeten stand nemen. Wij hopen dat, nu door de bevoegde personen, alle misverstand is weggeruimd, voortaan de ontwikkeling der christelijke Beroepsvereenigingen door geene moeilijkheden zal belemmerd worden. Keulen, den 8 November 1900. Het Komiteit van den algemeenen bond der christelijke Beroepsvereenigingen van Duitschland, enz.Ga naar voetnoot(1).’ | |||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||
Aan deze verklaring weigerde Fr. Wieber zijne stem. Alhoewel hij bij het stemmen der verklaring alleen stond, zoo waren nochtans bij de bespreking 3 anderen op zijne zijde: Martin Neumeyer (Stüttgart); Adam Stegerwald (Munich); C.M. Schiffer (Bocholt). Doch ter wille der eendracht lieten deze heeren hunne persoonlijke meening vallen. Het was een teeken dat de neutrale gedachte hoe langer hoe meer veld won. Neumeyer en Stegerwald vertegenwoordigden het zuiden. Te Frankfort bleek dat in het zuiden nog eene strooming tegen het neutraalstelsel heerschte, In Keulen scheen hare kracht gebrokenGa naar voetnoot(1). Eene verklaring als deze van het Comiteit in Keulen hadden reeds gegeven: De Beroepsvereeniging der christelijke mijnwerkers in Altenessen, (14 October). De Beroepsvereeniging der christelijke mijnwerkers, ijzer- en metaalbewerkers, in Siegen (26 October). De christelijke Gewerkschaftscommissie voor Würtemberg, in Stüttgart (22 October). De bond der textielarbeiders en arbeidsters van Beieren, in Augsburg (8 November). Deze verklaring geeft dan ook den huidigen toestand der zaak weer. Alle Beroepsvereenigingen willen het interconfessioneel karakter; en zoo de tijden beter worden, eene verdere ontwikkeling in eene neutrale Arbeiderschap. Dit laatste bekampt alleen de christelijke sociale Vereeniging der Duitsche Metaalbewerkers in Duisburg. Uit deze feiten blijkt klaar - het dient herhaald te worden - dat de neutraliteit der christelijke Beroepsvereenigingen tot hiertoe bloot een ‘academische vraag’ gebleven is. Zij is een doelwit; tot daden is men nog niet overgegaan. Zoo was dan de geschiedenis der beweging in de Beroepsvereenigingen zelf.
Het kon niet anders of de strijd moest zich aan de ‘Arbeitervereine’, deze kweekscholen der Beroepvereenigingen, mededeelen. | |||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||
Misschien nog woeliger dan in de christelijke ‘Gewerkvereine’ was de strijd hier, deels omdat het voor de leden niet heel klaar was waar men met de nieuwe beweging heen wilde, deels omdat jonge bollen, die nauwelijks de twintig jaren voorbij waren, het hooge woord voerden tegen hen die in deze zaken ervaring en levenswijsheid hadden opgedaan. Thans is de verwarring nog immer groot; en ten voordeele van eene gansch bepaalde richting heeft men zich nog niet uitgesproken. Aangaande Noord- en Oost Duitschland mogen wij twee vergaderingen in Charlottenburg en Berlijn, op 6 Januari gehouden, niet stilzwijgend voorbijgaan. In beide vergaderingen spraken ten gunste der neutrale Beroepsvereenigingen: Brust (Altenessen) en Giesberts (München-Gladbach). Voor de confessioneele katholieke inrichtingen spraken in Berlijn, Bon v. Savigny en Kapelaan Lic. Heinrich Fournelle, Generalsecretär der katholieke ‘Arbeitervereine van Noord- en Oost Duitschland. Met algemeenheid van stemmen uitgezonderd vier werd het volgende besluit aangenomen: De ongeveer 1000 Berlijnsche werklieden heden in het Leohospiz vergaderd, verklaren het met de HH. Brust en Giesberts eens te zijn en gelooven dat de arbeiders zich bij interconfessioneele en in politiek onpartijdige Beroepsvereenigingen moeten aansluiten, daar slechts op deze wijze hunne oeconomische belangen kunnen bevorderd worden’Ga naar voetnoot(1). Luidens het ‘Märkische Kirchenblatt’Ga naar voetnoot(2) stond men hier op den bodem der positief christelijke beginselen. Met neutrale Beroepsvereenigingen loopt men niet hoog op. Z. Eminentie Kardinaal Kopp (Breslau) schreef aan de voorzitters der katholieke ‘Arbeitervereine’: het doel dezer laatsten immer voor oogen te houden, en niet te vlug of te onvoorzichtig te zijn in de keus der middelen. In het St Jozefs ‘Arbeiterverein’ (Moabit), het voornaamste van Duitschland, bekommert men zich weinig om de neutraliteit; onvermoeid streeft en arbeidt men, naar eene frissche ontwikkeling der ‘Arbeitervereine,’ zooals de brief uit Fulda dat aanraadt. | |||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||
In West-Duitschland had op 3 Februari, in het St Paulushaus te Düsseldorf de tweede Delegirtentag der Unterrichtskurse der katholieke ‘Arbeitervereine’ van het Aartsbisdom Keulen plaats. Daar luidde het besluit als volgt: ‘(nr 1), betrekkelijk den Fulda-brief: De christelijke arbeiders zijn met de HH. Bisschoppen eensgezind, om iedere onchristelijke wereldaanschouwing van het volkhuishoudelijk leven te verwijderen. Op eigen grondgebied is men, aangaande de vraag of neutrale Beroepsvereenigingen te stichten zijn, minder geneigd tot redetwisten, dan tot strijden tegen den invloed van het Socialistisch streven’Ga naar voetnoot(1). In Münster, op 16 December 1900, Delegirtentag der katholischen Arbeitervereine in der Diöcese Münster, vroegen de diocesane voorzitter, Dom capitular Rüping, en Fr. Wieber positief-christelijke inrichtingen. In de katholieke ‘Arbeitervereine’ geeft men dus den voorkeur aan Beroepsvereenigingen met positief-christelijke karakter. Zal men later naar neutraliteit overhellen? Qui vivra, verra.
Een grooter verschil van meening treffen wij aan in de protestantsche ‘Arbeitervereine.’ Op den Dresdener Verbandstag, 18 April 1900, bleef het vraagstuk onbeantwoord. Men verschoof het tot den volgenden Verbandstag, in Speyer 1901. Op 12 September 1900 echter, werd het in Erfurt, door het bestuur van het Verbond der Evangelische werkliedenvereenigingen, uit de dagorde van den in Speyer te houden verbondsdag geschrapt. Op den Christlich-sozialen Parteitag, in Wetzlar, 8 October 1900, was de stemming weder gunstig: ‘degelijke interconfessioneele, ééne Beroepsvereenigingen werden als doeltreffend middel aanbevolenGa naar voetnoot(2). Ebbe en vloed! In hoofdzaak zijn twee tegenstrijdige meeningen te onderscheiden. | |||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||
Lic. Pf. Weber (München Gladbach,) Reichstag afgev. en fabrikant Franken, wenschen dat er zich in de evangelische ‘Arbeitervereine’ vakafdeelingen zouden ontwikkelen. De evangelische ‘Abeitervereine’ zijn eene zelfstandige inrichting. Hunne taak is niet enkel sociaal-politisch, zij is ook nationaal en evangelisch. Sluiten zij zich bij de Beroepsvereenigingen aan, zoo verdwijnen zij hierin als een beekje in de wateren van den stroom. De Arbeidersbeweging in haar geheelen omvang is onze zaak niet. Onze belangen blijven ons eigen en duurbaar. Quandel en Franken voegen daar nog bij: Het sta elk lid vrij in eene Beroepsvereeniging te treden, doch hij blijve tevens lid der ‘Arbeitervereine’ en deze behouden hun evangelisch-nationaal karakter. Pf. Naumann en Stöcker antwoorden hierop: De evangelische ‘Arbeitervereine,’ met hunne 80000 leden, zijn zoo ver gekomen dat zij den eenen of den anderen dag in evangelische burgerskringen zullen ontaarden. Vakafdeelingen zijn, ingezien de omstandigheden, doodgeboren kinderenGa naar voetnoot(1). Er valt op te merken dat in de protestantsche werkmanskringen de strijd meer onder de aanvoerders heerscht dan onder de werklieden. Deze blijven meestendeels uit de beweging. Zoo werd b.v. in Erfurt, geen enkele arbeider geraadpleegd. De werklieden, door nood gedwongen, zullen ten slotte daar hulp zoeken waar zij ze hopen te vinden, en op de Massenfabrikation von Petitionen, waar Pf. Weber enkel op te roemen weet, niet bouwen. Is men voor het oogenblik bij een deel der werklieden in Rijnland en Westfalen het bijtreden tot de Beroepsvereenigingen niet genegen, zoo is dit te wijten aan de liberale fabrikanten, die deze ‘Vereine’ onder den hiel houden.
Het aanstaande Congres der christelijke Beroepsvereenigingen zal in de zaak meer licht brengen. In afwachting, sluiten wij onze beschouwingen en deze schets van de jongste beweging in de christelijke Beroeps- | |||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||
vereenigingen in Duitschland. De lezer vergete niet dat wij hem op Duitschen bodem hebben gevoerd, en toestanden bespreken die elders niet voorhanden zijn. Het valt niet te betwijfelen, de christelijke Beroepsvereenigingen geven blijken van noeste vlijt en taaie werkingskracht. Hunne leaders schatten het vraagstuk, van welks oplossing het heil van den werkman afhangt, waarlijk hoog. Waarom de toekomst in het zwart zien? Waar toewijding en kracht met onbaatzuchtigheid gepaard gaan, daar leeft eene hoop die niet zal worden teleurgesteld. Daarom ook mogen de katholieke werklieden niet achteruitblijven. Zij moeten zich bij Christelijke Beroepsvereenigingen aansluiten om den gezonden kern, en het sterkste bestanddeel der nieuwe vereenigingen te vormen.
Düsseldorf. Thomas Heidebrand. |
|