Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901
(1901)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |
De regeering van koningin VictoriaGa naar voetnoot(1).Zeer vroeg op eenen zomerochtend van 1837 kwamen de Lord Kamerling en de Aartsbisschop van Canterbury in het Kensingtonpaleis en zeiden aan Prinses Victoria, - toen een achttienjarig meisje, - dat zij, door den dood van haren oom, William IV, koningin van Engeland was geworden. Laat op eenen winternamiddag van 1901, toen de schaduwen des avonds over de Engelsche zeeëngte vielen, lag eene oude vrouw op sterven in eene kamer van het Osbornekasteel. Hare kinderen en kleinkinderen omringden haar: onder hen bevond zich de keizer van Duitschland. Eenige dagen later werd zij ter rust gebracht te midden van een rouwvertoon, dat zijne weerga niet vindt in de hedendaagsche geschiedenis. Tusschen deze twee tijdstippen had eene regeering plaats van drie en zestig jaren, de langste in de Europeesche geschiedenis, met uitzondering dergene van Lodewijk XIV. De Krimoorlog was de eenige Europeesche oorlog, die de rust dezer lange regeering stoorde. Het was eene regeering van vrede; maar, zooals Shakespeare zegt, ‘Vrede heeft zijne zegepralen, niet minder roemrijk dan die van den oorlog.’ | |
[pagina 267]
| |
Het leven der jonge prinses was een stil en afgezonderd leven. Hare uitmuntende moeder, de hertogin van Kent, had haar met de grootste zorg opgevoed, en, toen zij den troon besteeg, was zij niet alleen hoogst ontwikkeld, maar ook met de beste grondbeginselen doordrongen. Koningin Victoria was in haar gehuwd leven bijzonder gelukkig. Haar echt was een liefdeshuwelijk, met veel kinderen gezegend. Na twintig jaren van zulk heil, werd haar echtgenoot, door de Engelschen Albrecht den goede genoemd, haar ontnomen. Van toen af tot aan het einde, d.i. veertig jaren lang, was hare kroon, zooals Tennyson het wel noemde, ‘een eenzame luister.’ Die lange regeering zag letterkunde, kunsten en wetenschap grootelijks bloeien, dichters ontstaan zooals Wordsworth en Tennyson, schrijvers zooals Dickens, Thackeray en George Eliot. Eene nieuwe school van landschapschilders verrees en, in het laatste gedeelte der regeering, nam de portretschildering bijzonder toe. De op het gewone leven toegepaste wetenschap bracht eenen ganschen omkeer te weeg in het volksleven. Vóór zij den troon besteeg had de prinses nooit per spoor gereisd. Toen zij koningin werd, waren er slechts 200 mijlen spoorweg in Engeland gelegd: nu zijn er 20.000. Die ontwikkeling in het verkeer gaf aan haar volk niet alleen meer welstand, maar verlevendigde ook zijn verstand. Het invoeren van de postzegels en van de elektriksche telegraaf had een dergelijk uitwerksel. Genees- en heelkunde werden heel en al vervormd, vooral door het gebruik van chloroform en andere gevoelloosmakende middelen. Gedurende de regeering der koningin, was de verbetering van 's volks toestand allermerkwaardigst. Armoede teekende het begin en voorspoed het einde der regeering. De beweging tegen de Koornwetten eindigde met een goedkooper worden van alle levensbehoeften; zoo dat de Engelsche werkman thans zijn loon grootelijks verhoogd ziet en den prijs zijner | |
[pagina 268]
| |
voeding en kleeding grootelijks verminderd. Opvoeding, eene der grootste zegeningen die een land kan genieten, heeft gedurende dat tijdvak groote vorderingen gemaakt. Bij de ten troonstijging der koningin was er geen stelsel van nationale opvoeding. Door het aannemen van M. Forster's Opvoedingswet in 1870, werd het onderwijs in het bereik gesteld van gansch het volk; en nu is het onderwijs, zelfs voor de armsten, algemeen, verplichtend en vrij. Men kan zeggen dat die uitkomsten, door den gang van beschaving en verstand, onder welke omstandigheden ook, moeten verkregen worden. Maar wij mogen den grooten aandrang niet vergeten, die alle werk door de genegenheid en de aanmoediging van hooggeplaatsen krijgt. Elke werker voelde, in zijnen bijzonderen arbeidskring, dat het hart zijner koningin in zijn welgelukken deel nam en werd zoo tot verdere poging aangemoedigd. Koningin Victoria's regeering was niet alleen eene lange, maar ook eene goede regeering, tegen het scherpst onderzoek bestand, hoewel zij leefde in wat Tennyson noemt ‘het felle licht, dat eenen troon beschijnt en alle vlekke zwart maakt.’ En voor twee derden van dien tijd, was haar leven dat eener eenzame vrouw. Voor haar waren Shakespeare's woorden zeer waar: ‘Ongemakkelijk ligt het hoofd, dat eene kroon draagt.’ Maar nooit zocht zij den last te ontkomen. Zij was hoofdzakelijk een ‘staatsman’. Zij had een der wijsste hoofden van Europa. Eenmaal zullen wij weten hoeveel goed er gedaan werd, hoeveel verdriet werd afgekeerd door het brein dier verweduwde vrouw. In al haar doen was zij ten eenmaal grondwettelijk. Wie haar om raad vroeg, vond dezen altijd wijs. Groot was hare vlijt: zij stond vroeg op, zij was altijd stipt, en zij werkte meer dan de meesten harer onderdanen. Te midden harer openbare plichten, vond zij tijd om voeling te houden met de nieuwere letterkunde. Zij | |
[pagina 269]
| |
hield zich met het welzijn van elk lid harer groote familie bezig. Als vrouw, bezat zij een sterk liefdevermogen. Bij elk onheil, dat een gekroond hoofd van Europa trof, schreef zij eenen roerenden brief van deelneming en genegenheid; en niemand betreurt haar meer dan de arme hutbewoners, die rondom haar kasteel in Schotland wonen. Hare regeering was door eene grootere verdraagzaamheid gekenmerkt, dan onder eenige andere geheerscht had. Geen protestantsche vorst is zoo goed voor de katholieken geweest. Aan het hoofd van haren rouwstoet, reed de hertog van Norfolk, maarschalkgraaf van Engeland, en hoofd van den katholieken adel. In 1851 werd onze kerkregeling hersteld en de groei der Kerk gedurende hare regeering was wonderbaar. Ofschoon niet vertoonmakend, was haar persoonlijke godsdienst diep en rechtzinnig. Die haar het best kenden, zeiden dat zij nooit eene gewichtige staatswerkzaamheid aanving, dan na een lang gebed. Het grootste bezwaar, dat tegen haar werd ingebracht is, dat zij haren echtgenoot overdreven betreurde! Bij hare troonbestijging was de staat der maatschappij op zijn laagst. Dronkenschap en vrijgeesterij waren de gewone zonden van den adel. Hanen- en prijsgevechten waren de geliefkoosde uitspanningen. Nu zijn zij ongekend. Haar hof was een der bedorvenste van Europa: zij maakte het tot een der reinste. Wel kan er gezegd worden, dat al deze verbeteringen natuurlijk plaats grijpen in een demokratisch land, waar de wetten door de vertegenwoordigers van het volk gemaakt worden. Men kan zeggen dat de persoonlijke invloed van den vorst in eenen grondwettelijken staat niet veel beteekent. Maar denkt op al het kwaad dat een vorst kan doen. Door zijne wankelmoedigheid, dompelde Karel I Engeland in eenen burgeroorlog. Joris III verloor, door zijne onverzettelijkheid, de Amerikaansche koloniën. Veel meer geleek koningin Victoria's regee- | |
[pagina 270]
| |
ring aan het leven eener goede vrouw aan het hoofd van haar huisgezin. En een koningdom is slechts een huisgezin op grooten voet. Gelukkig het koninkrijk, dat aan zijn hoofd eene goede moeder heeft, steeds wakende over haar volk, zijn welzijn wenschende en hopende, blijde om zijn geluk en deelende in zijne zorg. Zoo treurt het Engelsch volk, om Koningin Victoria, voelende dat het niet alleen eene vorstin, maar tevens eene vriendin verloren heeft. Van haar zal men altijd spreken als van Victoria de welbeminde. Te recht heette zij Victoria: want hare regeering was eene victorie over onwetendheid, armoede en misdaad. En zij die het met Edward VII wel meenen, kunnen slechts hopen dat hij in de voetstappen zijner goede moeder zal treden, wier schoonste titel het was genoemd te worden de Vriendin van haar Volk.
Arthur Wentworth Powell M.A. |
|