Het volkslied.
De heer H. Persyn schrijft in Dietsche Warande en Belfort (2e jaar, nr 1), een nuttig artikel Het dorper lied, naar aanleiding eener gekende voordracht van Pastor Hugo Verriest.
Dit artikel bevat eenige waarheden, welke gedurig dienden herhaald te worden:
‘Ons volkslied is ellendig, onhebbelijk.
Nog altijd gelijk voor dezen is de marktzanger bij ons landevolk de leeraar in 't vak, de zangmeester gebleven.
Op een volk dat zoo geern zingt gelijk het onze, kan het lied onder zedelijk opzicht grooten invloed hebben.
De Socialisten, die wakker zijn, hebben 't gevat en zij maken hun nu het lied ten dienste om hun zaad te zaaien op onzen buiten.’
Op de vraag: ‘Hoe nu gedaan om het eigenlijke volk, om den minderen stand te leeren zingen, betamelijk en in hebbelijk woord?’ - volgt onmiddellijk: ‘'t Is moeielijk voorzeker’, alsof de schrijver vreesde, dat de middelen, welke hij opgeeft, niet recht op het doel zouden afgaan.
Zijn eerste middel dient om het lied te verspreiden.
‘Zou de marktzanger, die ons voor dezen zooveel kwaad deed, daartoe de geschikte man niet zijn?... Kon men hem zijnen armoedigen voorraad afnemen en hem deugdelijke, vrome, vaderlandsche ware in de hand steken...’