Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901
(1901)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
Iets over Belgische zouaven te Rome.Ik beoog niet, in deze beknopte briefwisseling, den lezers van Dietsche Warande en Belfort eene volledige studie onzer te veel vergeten helden op te dienen; ik wil slechts het een en het ander aanstippen dat misschien niet geboekt staat, en toch voor de Belgen niet zonder belang mag zijn. Een vijf minuten gaans buiten de S. Lorenzopoort, nevens de oude basiliek waar het gebeente rust van Pius IX, ligt het kerkhof van Rome. Slanke, donkergroene cypressen verheffen langs alle kanten hunne scherpe boomgestalten, en ademen rondom eene atmosfeer uit, ik zal niet zeggen van treurigheid, maar van ingetogenheid en stilte. Daar rijst een heerlijk monument in marmer. Een zouaaf is op den rechterknie geknield en sluit met stevigheid een vaandel in de linkerhand. De H. Petrus. vóór hem recht staande, reikt hem in zijne rechtere een zweerd, terwijl met de linkerhand, die de sleutels houdt, hij hem den hemel toont. Welsprekende groep! Daaronder leest men langs voren het opschrift: Accipe sanctum gladium munus a Deo
in quo deiicies adversarios
populi mei IsraelGa naar voetnoot(1).
Langs achter staat het volgende te lezen: Non in multitudine exercitus
victoria belli sed de coelo
fortitudo estGa naar voetnoot(2).
(Machab. Lib 3 v 19.)
| |
[pagina 188]
| |
Onderaan, langs den vóórkant, volgt een Latijnsch opschrift, waarin Pius IX aan zijne moedige soldaten, 't zij inboorlingen, 't zij vreemden, die in 1867 ‘hun bloed in hunne zegepraal vergoten’ dit gedenkstuk toewijdt. Rondom op het voetstuk staan de namen der dapperen gegrift. Hier volgen de Belgen, wier namen daar prijken, ten eeuwigen bewijze van hunnen heldenmoed. Ik geef ze op, zooals zij daar aangestipt staan: ‘Ubertus Mercier, Belgicus decurio cohort. velit. volunt. - Odoardus De Roeck, Belgicus e cohorte velit. volunt. - Leopoldus De Coesten, Belgicus, e cohorte velit. voluntarior. - Antonius Huyghen, Gallus, e cohorte velit. volunt. - Carolus ab Alcantara, Belgicus, subcent. cohor. vel. volunt. Fredericus Cornet, Belgicus, e cohort. velit. volunt. - Joannes Maes, Belgicus, e cohorte velit. volunt. - Walerandus d'Erp, Belgicus, e cohorte velit. volunt. - Henricus Mathys, Gallus, e cohorte velit. volunt. - Jacobus Kramer, Helvetius, e cohorte manuballistar. auxiliar.’ Huyghen (van Hasselt), Mathys (S. Truiden) staan door dwaling opgegeven als Franschen, misschien moet men hetzelfde zeggen van Kramer, die als Zwitser aangeduid staat. (Is hij Vlaming of Hollander?...) Doch waarom moeten onze vaderlandsche en christene gevoelens, hier gelijk overal in Italië, wederom al gestoord worden? Eer wij dit monument verlaten, werpen wij eenen blik op dit veel jonger opschrift daar van onder. ‘Questo monumento
che il governe theocratico ergeva
a ricordo di mercenari stranieri
Roma redenta
lascia ai posteri
testimonio perenne
di tempi calamitosi
S P Q R
24 Octobre 1871Ga naar voetnoot(1).
| |
[pagina 189]
| |
Als de reiziger het zegeveld bezoekt van Mentana, waar in 1867 9 officieren en 543 soldaten uit België gestreden hebben, valt zijn verontwaardigde blik op eene gedenkzuil den snooden Garibaldianen gewijd. Vroeger, vóór de aanhechting, moet daar een edeler monument gestaan hebben, opgericht door Pius IX, vervaardigd door den Antwerpschen beeldhouwer Breuer-SchottGa naar voetnoot(1). Boven op het voetstuk, waarvan de hoeken met gebroken lansen en lauweren versierd waren, stond het beeld van den zegenenden Verlosser, waaronder de woorden ‘Alles valt; de Kerk blijft bestaan’; daaronder prijkte het portret van Pius IX. Langs beide zijden verhieven zich de standbeelden der vrome Apostelen Petrus en Paulus. Rondom stonden in het marmer de namen gebeiteld der gesneuvelde dapperen van Mentana, en van anderen die zich elders onderscheiden hadden. Te midden las men het opschrift ‘Gedenkteeken ter gedachtenis der dappere Belgen en Nederlanders, van den slag van Mentana 1867’ Eindelijk van onder: ‘Die mannen van geloof zijn sterk geworden in den krijg en hebben de heirlegers der vreemden op den vlucht gedreven’ Heb. XI-84. Aan de vier hoeken rustten vier wakende leeuwen. Hier volgen eenige namen, die daar prijkten: ‘Graaf Carlos d'Alcantara, Maes (van Houthalen), Jan Verlinden (van Duffel), Antoon Huyghe (Brussel), Van Haudenhoven (Aalst), Mathijs (St. Truiden), Jan Moeller (Leuven), baron Waleran d'Erp (Gent), Jan Meire (Heurne), Guillemin (Boom).’
Te Rome zelf zijn er thans ook nog eenige gedachtenissen van Belgische zouaven: te weten eenige grafsteden. Zij rusten, die ware Belgen, bij hunne landgenooten, in de kerk van het Belgisch kollegie. Ik som ze opvolgenlijk op, met eene korte schets van hun leven: Graaf Carlos d'Alcantara.Ga naar voetnoot(2) Geboren te Brussel, 5 Jan. 1841. Pas 20 jaar oud, trekt hij op naar Rome en wordt | |
[pagina 190]
| |
opvolgenlijk kaporaal en sergeant. Was buitenmate door zijne gezellen bemind. Hij strijdt mede te Mentana, en wordt er gekwetst boven de knie; binst 26 dagen lijdt hij geweldige pijnen. Op zijn sterfbed, in de aanwezigheid van zijn vader, wordt hij tot den graad van officier verheven. Hij sterft den 29 Nov. 1867. Een Latijnsch opschrift herrinnert bijna al die feiten. Aug. Victor MissonGa naar voetnoot(1). Werd geboren te Brussel, den 5 Jan. 1841, studeerde in S. Stanislas- en S. Michielskollegie der Jesuiten te Bergen en te Brussel. Was leerling der Hoogeschool te Leuven, en heeft slechts 4 maanden kunnen strijden. Hij stierf te Rome, 4 Juni 1861. Zijne marmeren grafstede verbeeld hem geknield; zijne linkerhand drukt zijn geweer tegen zijn hart, en met zijne rechter wijst hij naar den hemel, of naar Rome. Volgens het opschrift dat er onder staat ‘mortem vitae consentaneam obivit’, stierf hij zooals hij geleefd had, als kind van O.L. Vrouw. Ziehier zijn laatste gebed: ‘Mijn God, Gij weet of ik begeerd heb te sterven in het verdedigen der heilige zaak waaraan ik mij gewijd heb.... Wanneer ik aangezicht aan aangezicht met U zal zijn, mijn zoete Jezus, niet waar Gij zult mij toelaten U nog lastig te vallen voor de zegepraal uwer Kerk?... En gij, Maria, mijne goede moeder, Gij zult uw kind tot God geleiden, en Gij zult mij helpen om de zege van de Kerk van Jezus-Christus te bekomen.... Leve Jezus!.... Leve Maria... Leve Pius IXGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 191]
| |
Waléran d'Erp, zoon vun den luitenant-generaal baron d'Erp, van Gent, aldaar in 1846 geboren. Hij was de rechten studeerend te Leuven en schikte in de diplomatieke loopbaan te treden. Naar den bisschop van Poitiers, schreef hij ten dien tijde: ‘Het is goed het recht te studeeren, maar nog beter er de zaak van te verdedigen.’ Men zegt dat hij naar Rome vertrok zonder zijne moeder te durven vaarwel zeggen, uit vrees dat hare tranen hem hadden kunnen doen wankelen. Den 1en Nov. 67, treedt hij in het zouavenkorps, biecht, gaat te communie, en trekt op naar Mentana. Een kogel doorboort hem den schedel; in eene gracht blijft hij levenloos liggen, totdat men hem 's anderdaags nog ademhalend wedervindt, doch eenige stonden nadien geeft hij den geest. Alfred de Limminghe, geboren te Gentinnes. Zijn marmeren beeld stelt ons hem voor geknield. De H. Petrus doet hem met de eene hand opstaan, en opent hem den hemel met de andere. Ja, zoo moet het gebeurd zijn, toen hij, na te Castelfidardo door een kogel aan den rechter arm gewond geweest te zijn, later te Rome, in 1861, valschelijk gedood werd. Hij leefde, volgens zijn opschrift, 26 jaar 7 maanden en 16 dagen. Antoon Huyghen. Zijn monument vertoont ons zijn marberen borstbeeld. - Hij werd te Hasselt geboren, in 1845. Samenzweerders waren vereenigd in eene herberg te Rome. Adéodat du Fournel werd tegen hen met eenige zouaven 's nachts uitgezonden. In de ontmoeting, bleef de Fransche bevelhebber dood. Onze landgenoot werd gewond, en bezweek den 23 November 1867. Ferdinand JacobsGa naar voetnoot(1), geboren te Biévène, 26 Mei 1840; was student in 't Belgisch Collegie te Rome, toen de oorlog uitbarstte, en seffens stond hij gereed als aalmoezenier der | |
[pagina 192]
| |
zouaven. In Oogstmaand keerde hij terug naar Rome uit Velletri, waar hij aan de zouaven eene ‘retraite’ gepredikt had. Hij was aangetast door eene moorddadige koorts, gevolg van de vermoeienissen van zijn ambt en overleed, slachtoffer van zijnen ijver, den 11 Oogst 1866, in de armen van zijnen gezel, M. van den Branden de Reeth, thans bisschop van Erithrea. Een Latijnsch opschrift, hem door zijnen bisschop Mgr Labis opgericht, herinnert ons deze feiten. Jan Moeller, zoon van den beroemden hoogleeraar te Leuven, vocht als onderluitenant te Castelfidardo. Hij keerde later als vrijwilliger en eenvoudig soldaat naar Rome terug, en streed mede te Mentana. Men vertelt van hem den volgenden blijk van dapperheid: Eene barricade (te Mentana) was door Garibaldianen bezet, die de zouaven hard werk gaven De heldhaftige Moeller loopt er gansch alleen naartoe, werpt zijnen képi te midden der vijanden, roepende: ‘Laat ons hem wederhalen! Wie hart heeft, volge mij!’ Op denzelfden stond wordt hij door eenen kogel getroffen; hij valt en sterft later, den 29 November 1868. Hij was een groote vriend van d'Alcantara; zij werden denzelfden dag in hetzelfde gevecht gekwetst, stierven denzelfden dag en werden denzelfden dag begraven. Hij rust ook in het Belgisch kollegie, doch jammer genoeg, geen enkel opschrift of gesteente toont nog de plaats aan waar hij begraven werd.
Zoo wij reeds zeiden zijn deze regelen geene volledige studie. Ongetwijfeld moeten er nog anderen, onvergeten helden, in Italie's grond, dien zij met hun leven verdedigd hebben, verdoken liggen, 't zij te Rome, 't zij te Castelfidardo, 't zij te Mentana of elders.Ga naar voetnoot(1) Zoo sneuvelden b.v. | |
[pagina 193]
| |
Nicolaas Heykamp, de 1ste zouaaf die gedood werd, te Bagnorea; Maes, van Houthalen, te Mentana; zoo bezweken nog aan hunne wonden te Mentana ontvangen: Mathijs van S. Truiden en Bracke van Laerne. Aan u allen, Belgische helden, brengen wij onze hulde! En gij, lezers van ‘Dietsche Warande en Belfort’ als gij te Rome bedevaart, vergeet niet te gaan knielen bij het monument en de graven, en er eene stille bede te storten voor de martelaars. Ik sluit met eenen wensch: Wanneer verschijnt er eens een degelijk, volledig Vlaamsch werk, dat deze kostelijke bladzijde van uwe nationale geschiedenis naar behooren behandelt, en terzelvertijde een groot getal van onze onbekende helden uit het stof der vergetelheid haalt? Wanneer?..Ga naar voetnoot(1)
Paolo Gentili. |
|