Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901

[p. 170]

Het nieuwe jaar.

Het moge zalig om ons lokken droomen -
Gelijk de golven van de heidebeken,
Die over kiezelsteen en wortel stroomen.

Het moge ons in metalen rythmen wiegen,
En als de klokken van de torencellen
Met zijn Hosannah naar de wolken vliegen.

Gelijk de vlinders in de groene weien,
Zoo moge 't met zijn vonkelreine beelden
Op ons bedauwde paden spelemeien.

Gelijk het zingend ijzer vóór den hamer
Zoo moge 't met zijn blijde lichtfonteinen
Door 't stille duister spatten van ons kamer.

Het vloeie vóór ons voeten als een zegen,
En lache ons in de gouden zonnestralen
Gelijk een blozend Jezuskindje tegen.

Het late mild gelijk de lindentoppen
En koel gelijk de rozen der waranden
Zijn honigperels op ons lippen droppen.

Het zij gekweel van vogels vóór de ruiten,
Gelispel, kleurenweelde, stille aanbidding,
Glans, etherblauw, geronk van herderfluiten.

Het zij een walm der gouden wierookvaten, -
Die in het Eden hun aromen mengen
Met de almuziek der grootsche lofkantaten!