Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901
(1901)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Bij de Italiaansche katholieken.Op 27, 28 en 29 December ll. woonden wij te Rome eene wetenschappelijke bijeenkomst bij van Italiaansche katholieken, een Congres in 't klein. 't Was de jaarlijksche algemeene vergadering van de ‘Katholieke Italiaansche maatschappij ter bevordering der wetenschappelijke studiën’. De wetenschappelijke beweging aan dezen kant der Alpen, en in 't bijzonder, de toestand der Italiaansche katholieken in dit opzicht, zijn weinig in België bekend; daarom dit beknop verslag. Maar vóóraf eenige woorden over de bovengenoemde maatschappij. Wie een weinig op de hoogte is der wetenschappelijke ontwikkeling dezer laatste jaren, kent het Leogesellschaft der Oostenrijksche en het Görresgesellschaft der Duitsche katholieken, twee machtige vereenigingen, die niet alleen kostbare bijdragen geleverd hebben voor den vooruitgang der verschillende takken der wetenschap, maar bovendien hebben bewerkt dat niet langer de wetenschappelijke studiën als 't ware een monopolium bleven der onverschilligen of der kerk- en godsdiensthatenden in de Duitschsprekende gouwen. De noodzakelijkheid eener dusdanige instelling voor Italië werd door de katholieken dezer streek sinds lang gevoeld: gemis aan persoonlijk initiatief, gebrek aan onderstand en vooral aan geld - 't eeuwig nervus belli - de inbeslagneming van alle hulpmiddelen door een der Kerke vijandelijk staatsbestuur; al die redenen noodzaakten en dwarsboomden tegelijk eene nauwere vereeniging onder de Italiaansche katholieke geleerden. Sommige mannen met diepen geestesblik en vurig hart, | |
[pagina 82]
| |
dachten dat de moeielijkheden bestudeeren en betreuren tot niets hielp; zij sloegen de hand aan 't werk, al ware 't slechts om eens te beproeven, en, ter gelegenheid der Volta-feesten in Como, September 1899, kwam tot stand de Katholieke Italiaansche maatschappij tot bevordering der wetenschappelijke studien. De grondleggers dezer maatschappij waren de doorluchtige Bisschoppen van Padua en Pavia, samen met Prof. Tonilo der hoogeschool van Pisa. Het doel der maatschappij kunnen wij samenvatten in deze zinsneden uit hare standregelen: ‘overtuigd dat, tusschen de openbaring, behoed en verklaard door de Kerk, en de uitslagen der wetenschap, nooit en geen de minste tegenstelling kan heerschen, verklaart de maatschappij in de behandeling der verschillende wetendheden streng wetenschappelijke methoden te volgen, tevens gehoorzame afhankelijkheid van den h. Stoel belijdend’. Daarom wil zij ‘door alle middelen de wetenschap in overeenstemming met het geloof bevorderen en verspreiden onder de Italiaansche katholieken, alsook nuttige briefwisselingen aanknoopen en onderhouden met de beoefenaars der verschillende vakken en de menigvuldige geleerde genootschappen van Italië en elders.’ Om niet verder uit te weiden over de inrichting der maatschappij, zullen wij enkel zeggen, dat, voor het geleerd werk, zij geplitst is in vijf afdeelingen, de 1e voor godsdienstige, wijsgeerige en apologetische studiën; de 2de voor maatschappij-, huishoud-, rechts- en staatkunde; de 3de voor natuur- en wiskunde; de 4de voor geschiedkundige en daarvan afhankelijke studiën; de 5e voor taal-, letter- en schoonheidkundige wetenschappen. De afdeelingen zijn, ieder voor haar vak, gansch zelfstandig in den schoot der maatschappij, zij bestaan uit gewone, briefwisselende, bijdragende en eereleden, en hebben een eigen bestuur. Deze maatschappij dan was het, welke, bij 't sluiten der 19de eeuw, een aanzienlijk getal van Italiaansche vakmannen te Rome verzameld had om er, zooals Card. Parocchi in de openingsrede zegde: ‘middelen te beramen voor doelmatiger maatschappelijke inrichting der katholieken op het gebied van kunst en wetenschap.’ | |
[pagina 83]
| |
Wij bepalen ons overzicht tot de hoofdgedachten welke in de verschillende afdeelingen werden vooruitgezet en verdedigd. In de eerste afdeeling hoorden wij eene fijne redevoering van Mgr. Talamo over een ‘volledigen terugkeer tot de wijsbegeerte van S. Thomas.’ Voorzeker de algemeene beginselen van den Engel der School, welke slechts de uitdrukking zijn der eeuwige waarheid, dienen aangenomen en tot richtsnoer gehouden te worden der wetenschap; voorzeker de positivistische school van Aug. Comte, die zoogezegd slechts aanneemt wat vatbaar is, en de afgetrokkene (maar toch door waarneming afgeleide en dus op het wezenlijke steunende) beginselen der rede wegcijfert, loopt in een verkeerd spoor en kan de wetenschap tot geene zaakrijke daarstelling voeren; voorzeker het ultra-rationalisme is gansch onredelijk waar het geene wezens en krachten aanneemt wier wezenheid, ik zeg niet wier bestaan, het natuurlijk bevattingsvermogen van 't menschelijk verstand te boven gaan: maar waar Mgr. Talamo ons, als tot het ideaal der voorstelling en gedachtenuiting, wil terugvoeren tot de redeneeringswijze van S. Thomas in zijne beide Summa's, daar kunnen wij niet nalaten eenig voorbehoud te maken. Ook kunnen wij moeilijk instemmen met den geleerde, die den wensch uitte overal weer het Latijn als voertaal der wijsbegeerte in voege te brengen. Wel moet men thans, om op de hoogte der wetenschap te blijven, vier of vijf talen machtig zijn, maar die noodwendigheid bestaat voor alle andere vakken, en de geest drukt zich natuurlijk beter uit in eene levende, gesprokene taal. Volgaarne stemmen wij in met een anderen geleerde, die van gedacht was dat de katholieken (over 't algemeen) niet genoeg belang hechten aan de werken en stelsels hunner tegenstrevers, en al te gemakkelijk over hunne bezwaren heenstappen. En zou 't niet doeltreffender zijn, om ze te bevechten, stand te nemen op hun eigen terrein, en aan te toonen hoe al de zekere, wetenschappelijk bewezene gegevens der menschelijke kennis, op welkdanig gebied ook, niet alleen de leerstukken der openbaring en het bestaan van het bovenstoffelijke, niet omverwerpen, maar ze op velerlei wijze staven en bekrachtigen? | |
[pagina 84]
| |
Terecht drukte een spreker den wensch uit dat er ten dienste der wijsgeerige studiën, een beknopt, saprijk handboek zou worden samengesteld voor elk der menigvuldige wetenschappen, uit wier gegevens, vooral in de zielkunde en cosmologie, de wijsbegeerte grootendeels hare besluiten moet afleiden. 't Is immers in deze takken der wijsbegeerte, dat de leer van St. Thomas vaak onvoldoende is, ter oorzaak van de onrijpheid der natuurlijke wetenschappen in zijnen tijd. En met dezen wensch dient een andere samengeknoopt, welke geopperd werd in de afdeeling der natuurlijke wetenschappen. Allernuttigst namelijk zou het wezen indien door bevoegde geleerden, in ieder vak, vastgesteld werd wat in hunne wetenschap onbetwistbaar zeker is, dus wetenschappelijk, wat vermoedelijk of althans niet onwaarschijnlijk, wat gewaagd of zeker verwerpelijk is. Alsdan zouden vele blinkende maar wankelende theoriën, zulke onhebbelijke verwarring onder de geleerden, - er is spraak van gewetensvolle geleerden! - niet meer veroorzaken. Over de wijsbegeerte van St. Thomas deed Card. Parocchi nog opmerken dat de Paus, in zijnen wereldbrief CEterni Patris aanbevolen heeft de wijsheid van Thomas te volgen ‘sapientiam Thomas sequimini’, en volstrekt geen slaafsche navolging heeft voorgeschreven. Dus rekening gehouden van de leering der andere degelijke wijsgeeren en niet minder van de ontwikkeling der natuurlijke wetenschappen! In de 3e afdeeling werd er geredetwitst over de vraag ‘of de natuurwetenschappelijke studiën onder apologetisch oogpunt moeten gevoerd worden.’ Algemeen was men van gevoelen dat de apologie den gang der zuiver wetenschappelijke werken niet mag leiden, maar dat, in afzonderlijke schriften, men moet uiteendoen al wat de wetenschap ten dienste stelt der openbaring, en de drogredenen bestrijden door welke valsche geleerden de tegenstelling tusschen geloof en rede willen gangbaar maken. Ook werd er op gedrukt dat de katholieke geleerden, in welkdanig vak van de vetenschap; krachtig en degelijk zouden meewerken tot dier vooruitgang. Praktisch vooral werd er gehandeld in de afdeeling der geschiedkunde. Pater Erhle S.J., bestuurder der Vaticaansche bibliotheek, stelde een doelmatig plan voor tot oprichting eener historische school voor Italië, om te putten in de zoo | |
[pagina 85]
| |
rijke bronnen voor geschiedkunde, welke Italië, en vooral Rome, bezitten. Frankrijk heeft zijne Ecole d'Athènes et de Rome; Duitschland zijn Historisches Institut; het Görrisgesellschaft heeft hare nederzetting te Rome; Polen, Noorwegen en Denemarken onderhouden wetenschappelijke navorschingen in de Italiaansche Archieven; Engeland en BelgiëGa naar voetnoot(1) staan op het punt een dergelijke school in Rome te vestigen: zou het katholiek Italië achterblijven tegen de andere landen? .... De geleerde en ondervindingrijke bibliothecaris van het Vaticaan wil dan zulke school voor Italie doen oprichten met het tweevoudig doel aan jonge geleerden de laatste volmakende opleiding tot geschiedkunde te verschaffen, en tevens geschiedkundigen arbeid vooruit te zetten en nuttige werken voort te brengen. Gezien hebbende dat soms de geleerden, na hunne studiën en navorschingen te Rome op kosten van Staat of bijzondere maatschappijen voltrokken te hebben, later geen levensonderhoud vinden in de geschiedkundige studiën, en deze daarom laten varen, meent hij, dat er voor de leden dier school vaste plaatsen moeten gevonden worden als archivaris of bibliothecaris in openbare, kerkelijke of bijzondere instellingen. Daarvoor moet de Katholieke Italiaansche Maatschappij zorgen. Ik vond dit gedacht zoo praktisch dat ik gemeend heb het te moeten meedeelen. Moge het toepassing vinden bij de inrichting uwer Belgische School!.... | |
[pagina 86]
| |
In deze afdeeling werd ook besproken wat er nuttiger zou wezen, of voorbereidende historische werken te leveren (teksten van oorkonden enz.) of samenvattende en voorstellende werken? Men kwam overeen het te houden bij werken omtrent de bronnen der geschiedenis. Daar het onmogelijk is volledige geschiedenissen te schrijven alvorens al de daartoe vereischte bestanddeelen aan 't licht gebracht en bewerkt zijn. De 2e afdeeling, voor staathuishoudkunde enz., hoewel hare stof tot hevigen strijd scheen aanleiding te moeten geven, en men er wellicht praktische besluiten had mogen van verwachten, leverde niets heel belangrijks. Ieder toch is, alvorens vooruit te werken, in afwachting eener nieuwe Encykliek over het maatschappelijk vraagstuk, welke reeds van over meer dart twee maanden als aanstaande voorzegd werd, en van welke verscheidene dagbladen, - wie weet uit welke bron en met hoe veel gegrondheid? - de vermoedelijke hoofdtrekken hebben meegedeeld. De vergadering besloot dat er moest belet worden dat de katholieke werklieden deel uitmaken van socialistische of anders gezinde Camere di Lavaro en dat men zulke instellingen op uitsluitelijk katholieken grond overal moest oprichten. Hierover werd nog al hevig getwist, zoodat de tijd niet toeliet andere brandende vraagstukken te behandelen. De 5e en laatste afdeeling, leverde insgelijks geen groot belang, en deed enkel uitschijnen dat in opzicht van letterkundige werken de Italiaansche katholieken verre ten achter staan bij hunne uitheemsche broeders. Maar dat zal beteren. Om te eindigen een woord over eenige praktische gevolgen of voornemens der katholieke Italiaansche maatschappij tot bevordering der wetenschappelijke studiën en hare congressen. Van af hare gronding bezit de maatschappij twee befaamde tijdschriften, een voor staathuishoudkundige studiën: la Rivista internazionale, bestuurd door Mgr. Talamo, en la Rivista di scienze fisiche e matematiche, degelijk wetenschappelijk tijdschrift voor natuurlijke wetenschappen bestuurd door kan. P. Maffi. In het laatste Congres werd besloten voor de letterkunde als orgaan aan te nemen l'Ateneo, tijdschrift met jonge, versche strekkingen, onlangs door de christene volksgezinden van Florentië naar Rome overgebracht, als bijschrift van hunne | |
[pagina 87]
| |
Cultura SocialeGa naar voetnoot(1). Voor de andere takken der wetendheid besloot men onder doorloopende nommering, en zonder tijdstellende verplichting, degelijke werken uit te geven, en dit bij middel der Maatschappij voor boekuitgave, onlangs door de christene volksgezinden te Rome gevestigd. Ook besloot men de hand aan 't werk te slaan om in de verschillende Universiteitssteden eenen leerstoel op te richten voor christene wijsbegeerteGa naar voetnoot(2), opdat de katholieke studenten die verplicht zijn in de Staatshoogescholen een godloochenend en -hatend onderricht te hooren, hunne goede beginselen zouden kunnen hertemperen en aanvullen. Blijkt het niet uit het hierboven gezegde dat de Italiaansche katholieken bezig zijn de stramheid, waarmee de katastroof van 1870 hen scheen geslagen te hebben, af te schudden? Al te lang hebben zij het gehouden bij praten en academizeeren: werken zij in 't vervolg hunne leuze!
Paolo Gentili. |
|