Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901(1901)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Kerstnacht. I. Nu wilde ik schooner wel een doek zien malen, Dan 't ooit op gulden drieluik Memling deed, De Meester, die - zoo waar en werklijk - weet Uit stof te wekken hemelsche idealen. Een' stal... die ruim en rijker schijnt dan zalen Op zuilen rustende en met goud bekleed; Een Maagd... die nooitgesmaakte lust en leed Uit de oogen van haar Kindje in 't hart voelt stralen; Een' man... die buigt en bidt, wijl achter hem, Strakstarend, herders, herders binnendringen En boven - uit een lichtwolk - Englen zingen, Die, hoorn en harpen huwend aan hun stem, Rondzweven om en bij in wijde kringen!... O wonder stalleken van Bethleëm! II. Nu wilde ik wel een hooger lied gevonden, Dan Vondel's Kerstnacht, waar - met gloed en klank Der psalmen - klinkt en ruischt der Englen zang En 't lieve lied, ontvloeid aan herdersmonden. [pagina 78] [p. 78] De God, die hooger troont dan 's hemels ronden, Ligt in een krib hier neder, klein en krank; De mensch, in schuld en schande, ziek van zonden, Staat op, met licht omkleed, in onschuld blank. O wondre wisseling, waar de eer van God, Door Satan's list verdonkerd en bespot, Haar hoogsten glans bij haalt en helste gloren! Waarbij de mensch 't onzeglijk zoet genot Des vredes wederwint, zoo lang verloren!... O Kind, Godmensch, in Bethleëm geboren! III. En 'k ging, in dank verslonden en gebeden, Verzuchtend naar het doek en naar het lied, Dat ík zoo hoog, zoo schoon mij droomde, en niet - Ach nooit! - zou zien noch hooren hier beneden. Hoor! 't klokkenlied voor Kerstdag's plechtigheden, Hoe blijde en hoog het uit den toren schiet! Hoe blijde 't licht, dat op en om mij vliet En speelt in 't goud van kelk en outerkleeden! Verheevner nog en voller lief en blij, Wat Christus' Bruid haar boezem liet ontstroomen En biddend zeggen, zingen laat door mij, Dan zijt Ge, in heimnisvolle stilte, Gij, Mijn God, met al uw lieflijkheên gekomen... En 'k schouwde en hoorde meer dan ik dierf droomen! Kan. Eug. De Lepeleer. Vorige Volgende