| |
| |
| |
Overzicht van tijdschriften.
Het Katholiek Onderwijs. Augustus en September 1900.
Benevens bijdragen en oefeningen over lager onderwijs een lezenswaard artikel geteekend L, Weiman: Imperialismus in Engeland.
Vlaamsche Zanten. September 1900.
Over de kinderspelen: Eiken leggen en De slang. Vrouw Weyn schrijft over de gebruiken hier te lande bij de Kerstdagen en J. Van Vlierberghe geeft het vervolg van zijne studie Iets over droomen. Voorts eenige berijmde avondgebedekens, medegedeeld door H. Heyman.
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Augustus 1900.
Twee lezenswaarde artikelen over buitenlandsche toestanden: China door Alfred Van Geluwe en De Bulgaren en het Oostersch vraagstuk door A. Lodewijckx. Slot van M. Brants' studie: De Vrouw in 't Germaansch en in 't oud Vlaamsch recht, ‘gelijkstelling der zoons en dochters, bescherming der maagd, der kinderen en der weezen, vereering der vrouw en vooral der moeder, onafhankelijk bestaan der weduwe, zijn zooveel bloemen van Germaanschen bodem. Op dien bodem moet ons recht voort bouwen tegen den invloed van het uitheemsch wetboek van Napoleon in, in den zin eener grootere mate nog dan vroeger van vrijheid en persoonlijkheid der vrouw.’
- September 1900: In Een handvol drama's van Ibsen wordt de korte inhoud der bijzonderste drama's van den Noordschen meester medegedeeld. - De Taalkwestie in Zwitserland door Gustaaf Segers, ontleding der 10e aflevering van de uitgaaf van het Allduitsch Verbond Der Kampf um das Deutschtum. Eenige bladzijden vooraf over de staatkundige inrichting van den Zwitserschen Bond en van de Cantons ware stellig bij den grooten hoop der lezers welkom geweest. - Van Dr H. Smout: De gelijktijdige antwoorden van Marnix Byenkorf. Er wordt bijzonder gehandeld over de Confutatie oft Wederlegginghe van den Biencorff door Jan Coens.
De Vlaamsche Kunstbode. - Augustus, September 1900.
Eene zedenschets van Frans Zand: De Heiknuiter, wat nuchter. - Verzen van Arn. Sauwen, C. Thielemans en Jan Boucherij. - Derde bedrijf van Is. Bauwens' Iwein van Aalst. - Vervolg van Dr. Van den Weghe's Geschiedenis der Nederlandsche Taalkunde in Vlaanderen. Er wordt gehandeld over de Taalzuiveraars, de Rederijkers en de Versbouw, de Staatkunde en de Taal, de Spraakkundige taalstudie en het Woordenboek.
| |
| |
Jong Dietschland. - September 1900.
Onze lezers kennen dit tijdschrift voor ons jong volk. Tot hiertoe waren de studententijdschriften meer kampschriften. Zulke moeten er zijn; we moeten, de jongeren bijzonder, nu en dan ons hert eens kunnen ophalen en geestdriftig onzen zeg zeggen.
Jong Dietschland is meer gewijd aan kunst en letteren. In dit Septembernummer eenige lezenswaarde bijdragen: Zoo Van het muziekale bestanddeel in de poësis door E.H. Al. Walgrave; De bruid des Heeren (Virgenie Loveling) door J.D.C. in wien wij een onzer goede werkers van Met Tijd en Vlijt te Leuven meenen te herkennen; van Paul Back eene studie over Godfried Hermans Gedichten, ook Waarheid en Vrede: wat er in den geest van een materialist omgaat bij den kerkelijken lijkdienst zijner moeder. Voorts eenige wetenswaardigheden over Albrecht Rodenbach als kunstenaar door Paul van Eerzel ‘Voor dat Rodenbach een onderwerp in verzen schreef, teekende hij er eerst eene schets van, min of meer goed.’ Hij ‘had eene buitengewonen aanleg voor de schilderkunst.’
St.-Cassianusblad. Tijdschrift voor Opvoeding, Onderwijs en Onderwijzersbelangen, no 10, 2e jaarg. Drukk. Ryckmans, Mechelen; fr. 3,50. - Vaderlandsliefde, door N. Spaeninkx, een uittreksel uit 's schrijvers te recht gewaardeerd werk De Opvoedingsleer, 2e deel. Het art. ontwikkelt: Wat is vaderlandsliefde? Hoe moet vaderlandsliefde aangekweekt! - De Poëzie in de Jongensschool. - Vervolg eener Studie over Fénelon, als opvoedkundige beschouwd, door R.L.S. - De Aalmoes, gedichtje van W. Bilderdijk. - Voor onze bewaarscholen. Een spelletje met zang: De vermiste Koe; Kamerken huren; Marschlied; Twee oogen en twee ooren. - Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde (vervolg) door A. Verheyen, - De zevende les: Over de Gemeenschap der heiligen, door J. Brabantsen. - Congres van den Belgischen Volksbond, gehouden te Namen op den 23 en 24 Sept. jl. - Bijvoegsel no 17: Offlciëele stukken: Schorsing van de leergangen van handwerk. Wedden der meesteressen; enz. - Pensioenen aan weduwen en weezen. - Toelagen. - Sterfgevallen. - Snipperingen. - Boekbeoordeeling.
A.V.
Het Dompertje van den Ouden Valentijn, 12e nr, 32e jrg.: Dit nummer handelt vooreerst over Melati van Java's romantische werken, ter gelegenheid eener nieuwe volksuitgave, welke ter drukk. van H. Roelants te Schiedam verschijnt. Heer J. Vesters Jr. schrijft hierbij: ‘Ik eindig mijn korte bespreking, die niet anders dan een warme aanbeveling kan zijn, met den hartelijken wensch, dat de reeks van twaalf kloeke, boeiende deelen in uitgebreiden kring koo pers vinde, opdat velen in het lezen daarvan een aangename verpoozing smaken, en, wat meer is, er nut en leering uit trekken.’ Dit weze voortgezeid aan de bestierders onzer kath. volksbibliotheken. - Een Terugblik, door P. Hendricus, S.J. komt nog eens terug op zijn vorig artikel over kunst, en trekt hier inzonderheid te velde tegen ‘het onhoudbare en onbeduidend axioma of ten onrechte gezeid axioma: ‘kunst is een zaak van het hart’. - China en de Beschaving, door F.C., toont o.a. hoe laatdunkend men de oorzaak der tegenwoordige onheilen aan de zendelingen toeschrijft. - Dominee van Arkel's Denkbeeld, door J.V., hier min of meer op neêrkomende, de organisatie der kathol. Kerk althans voor het uiterlijk na te apen. ‘Dit bewijst wel, - indien zulk een bewijs nog noodig was, dat ook andersdenkenden
| |
| |
de kracht, die de Kerk door haar bewonderenswaardige organisatie uitoefent, begrijpen en duchten.’ - Naar aanleiding van een studenten-artikel. - Kort en Klein, door X., haalt o.a. een uittreksel uit een protest. nieuwsblad aan, waaruit blijkt: ‘In het orthodoxe (?) Middelburg, waar de Herv. Kerk 6 predikanten bezit en omstreeks 12,000 leden telt, van welke gemiddeld 1800 de ochtendgodsdienst-oefening nog bezoeken, stonden van de drie kerkgebouwen zondag 19 Aug. jl. twee ledig en moest de gemeente zich met één Kerk, aan het uiteinde der stad gelegen, die hoogstens 1000 personen bevatten kan, behelpen.’ En de redactie van dat protest. nieuwsblad beaamt de klacht van den inzender des artikels, en zegt dat het ongeveer overal zoo toegaat... Waarachtig, dit geeft geen hoogen dunk van de godsdienstigheid der Noord-Nederlandsche Hervormden. - Een woord tot Afscheid. Hiermede neemt de opstelraad van het 32-jaren-oud Dompertje afscheid van inschrijvers en lezers. De Maatschappij de katholieke Illustratie heeft tot oprichting besloten van een tijdschrift, Van Onzen Tijd getiteld, hetwelk's Dompertje's plaats zal innemen. Dit tijdschrift zal staan onder redactie van de Heeren Alb. van der Kallen en Theo Molkenboer en Mejuffrouwen Alb. Smulders en Maria Viola (secretaresse).
J.M.
Biekorf, 15.
A. Leeder: van Volkskunde, - eene kleine bloemlezing uit ‘al de schoone en dichterlijke spreuken die ons volk in zijnen dagelijkschen omgang bezigt,’ besloten door een oproep om ze overal op te teekenen. Horand bezingt, in den trant van Gezelle, een Dageraad in 't Veurensche. L. Scharpé handelt over vijf Brugsche tooneelstukjes uit de vorige eeuw, voornamelijk over een spel van Jephtias, waarvan hij de handeling vergelijkt met die in Vondels Jeptha, en in het stuk van Abraham de koning. ‘Een lang niet onverdienstelijk treurspel, welks dichter stellig een man van zekeren smaak was, en ter dege in de edele verskunst geoefend.’
16. Over de geschiedenis van den kerkzang, door M.D. Vloeiende verzen van Horaad: Rust lieve knaap. - Voorts, 't begin van een opstel over ‘eenige diensten die door onze zendelingen aan Wetenschap, Handel en Nijverheid bewezen wierden.’
17. Slot van de studie over den kerkzang. - ‘Ei! het lewa-lawi-leeuwerkt!’, eene reeks zangerige strofen onderteekend A.-D. waarin Gezelle's invloed duidelijk te bespeuren valt. - Vervolg van het opstel over de zendelingen, - door R. Van Lede.
Germania. Oogst 1900.
Bijdragen van Prof. Dr. Fritsche (Die französische Kriegslyrik der Jahres 1870-71 in ihrem Verhältniss zur gleichzeitigen deutschen); van J. Obrie (Het eerste nederlandsch rechtskundig Congres in België), Dr. Reismann-Grone (zur Geschichte Belgiens), Prof. Brants (Geschiedenis der huisvrouw in Vlaanderen), Prof. Th. Gaederts (Fritz Reuter und Belgien; - draagt niemand kennis van brieven door Fritz Reuter tot Vlaamsche schrijvers gericht?). W. Michot en J.J. Justus Jr. doen uitschijnen (Alice Bron en de Boeren) hoe zonderling de handelwijze voorkomt van Mev. Alice Bron, welke nu van de Boeren enkel maar kwaad weet te vertellen, daar zij vroeger in haar brieven en artikelen uit Transvaal in Brusselsche bladen opgenomen niet genoeg de eerlijkheid, matigheid en zedelijkheid van het overwonnen volk wist te roemen; en uit deze warme verdediging der belasterde Boeren blijkt duidelijk hoe weinig gewicht aan de beweringen van Al. Bron te hechten valt, en hoe weinig de houding dezer dame haar tot eer strekt.
| |
| |
- September 1900.
Oproep tot ondersteuning der Duitschers en Nederlanders uit Johannesburg verjaagd en in nood verkeerende. - M.R. Gerstenhauer wijst op het belang der kolonie Duitsch-Zuid-Afrika. ‘Hier ist der sichere Sammelplatz aller Afrikaner, die sich der Sklaverei ihres Erzfeindes, England, entziehen wollen.’ - Artikel van Jef Hinderdael: Het Vlaamsche Lied. Fr steekt waarheid in de opmerking over Karel Heyndrickx' Studenten-Liederboek. ‘Naar onze bescheiden meening, zal de invloed van dit boek, op ons volk, niet het doel bereiken, omdat wij in dezen liederenbundel veeleer een wedijveren vinden van jeugdige kunstenaars en schrijvers, om de moeilijkst uit te voeren begeleiding of het meest lachwekkend of het mooiste gedicht te schrijven, zonder er op te letten of de begeleider de noodige vaardigheid in 't klavierspelen en de zanger genoeg kennis zal bezitten, om een lied uit dit werk voor te dragen.’ - Lezenswaarde bijzonderheden in Geschiedenis der Huisvrouw in Vlaanderen. De strijd om 't daglijksch brood, door M. Brants. Het slot nochtans is wel wat al te optimisch. ‘Wij wanhopen niet: de strijd om 't dagelijksch brood zal eens.... slechts geschiedenis zijn. Wij leven in een tijd van wonderen.’ - Wat willen de Alduitschers? ‘De Alduitsche Verband wil geene uitbreiding van het germanendom ten koste van anderen. Maar hij wil ook geen uitbreiding van anderen ten koste der Germanen; hij wil alleen behouden wat hij heeft, sterken en steunen en tezamenhouden.’
Leuvensche Bijdragen op het gebied van de Germaansche Philologie en in 't bijzonder van de Nederl. dialectkunde. IVe Jaarg. 1c aflevering. (Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel). - Deze aflevering van 137 blz. bevat drie bijdragen. - L. Scharpé handelt over de Nederlandsche fabelbundels der zestiende eeuw, en onderzocht voornamelijk de geschiedenis van De Dene's Warachtighe Fabulen der Dieren (Brugge, 1567), de verhouding tot de Fransche bronnen, de vertalingen welke ervan gemaakt werden, en die zelve op hare beurt tot de fabelbundels van A. Smyters (Esopus Fabelen, 1612), A. Van de Venne (Woudt van wonderliche Sinne-Fabulen der Dieren, 1617) en van Vondel (Warande der Dieren, 1617) aanleiding gaven. Wat Vondels fabelen betreft, schrijver toont aan hoe Vondel zijn model regel voor regel navolgt en zeer weinig oorspronkelijkheid aan den dag legt. - L. Goemans, die in den vorigen jaargang der L. Bijdr. het zeldzame oude werkje van A. Sexagius, De Orthographia Linguae Belgicae liet herdrukken, en met eene belangrijke inleiding voorzag, wijdt aan de spelling van Sexagius eene reeks ‘aanmerkingen’, welke als een uitstekenden commentaar mogen beschouwd worden. Die aanmerkingen worden in twee hoofdstukken gegroepeerd, het eerste handelend over Sexagius' spelling, die phonetisch was, het tweede over Sexagius' taal, ‘volgens alle waarschijnlijkheid, de Mechelsche tongval van 't einde der XVIe eeuw, beschreven door iemand die in zekere bijzondere gevallen, onder den invloed van andere dialecten en van de boekentaal, de werkelijkheid niet gansch getrouw heeft weergegeven. ‘In een “aanhangsel” stipt Goemans ten slotte uit De Heniter, Spieghel en Sexagius de wijze aan waarop zij in hoofdzaak de Fransche uitspraak van hun tijd weergeven. - De bijdrage van J. Jacobs behandelt eenige ‘geschilpunten in de oudfriesche klank- en vormleer,’ en komt daarin voornamelijk op tegen de verklaring door Prof. Van Helten gegeven voor bedoelde geschilpunten, te weten: 1o welke oudwestfriesche tekst, de anjummer druk of het hs. van P. Wierdsma het meeste vertrouwen verdient? 2o Of
| |
| |
-t(h) in den 3 sg. ind. pr. der werkwoorden wegvalt of die apocope aan de nalatigheid van den copist is toe te schrijven? 3o Hoe men den gerundief in het ofri. vormde? 4o Hoe men de klankwijziging der klinkers vóór oorspr. v (bh) w verklaart? 5o Hoe men de bijvormen van vele sterke werkwoorden (wesa, wâsa, wessa, wassa) moet verklaren?’
Revue Sociale Catholique. September 1900.
Begin eener belangrijke studie: La Démocratie Catholique, door den E.H. deken De Gryse. - Le prochain recensement de la population en Belgique. Ch. De Lannoy maakt eenige opmerkingen over de wijze waarop, ten onzent, de optellingen geschieden. Het werk moet deftig en volledig gedaan worden, al kost het dan ook eenige duizende frank meer. - Vervolg van Les idées sociales du père Félix. - Voorts ontleedt L. Banneux de monographie van M. Ch. Gillès de Pélichy: L'industrie de la cordonnerie en pays flamand. ‘Cette étude est très intéressante et sérieusement documentée. On pourrait néanmoins reprocher à l'auteur d'avoir trop sacrifié la forme au fond.’
Durendal. No 8, 1900.
Goede schets van E.H.P. Cuylits : Au village: la fileuse. - Slot van Epreuves d'imprimerie, door J. Esquirol, van een jongen schrijver die wilde laten drukken; niet slecht verteld. - Verzen van Charles de Sprimont. - Les lettres belges, van Arnold Goffin. ‘L'âme belge, dont on nous rabattit, jadis, les oreilles, n'existe point; c'est un mythe, une entite scolastique ou, si l'on préfère, politique... On a essayé de définir ou, pour mieux dire, d'inventer l'art wallon. Tentative vaine; il y a eu, il y a encore des artistes wallons; d'art wallon, point. Celui-ci, sauf quelques particularités, négligeables, du reste, s'est toujours confondu avec l'art des contrées limitrophes, nia jamais connu d'existence indépendante et vraiment originale. Encore aujourd'hui, bien que quelques noms illustres puissent être inscrits à l'actif de la wallonie, la majorité des artistes belges est d'origine flamande.’ - La Bruyère ardente, kapittel uit een roman van G. Virès, schoon geschreven. - In Education et psychologie verdedigt Henri Mazel deze stelling ‘un enseignement basé sur la psychologie de l'enfant devrait s'abstenir absolument de sciences et ne comprendre que des langues et des arts.’
- No 9.
Van Ch. de Sprimont eenige welgevoelde woorden over zaliger Kan. J.B. Stiernet, leeraar in de geschiedenis en de letterkunde bij de faculteit van wijsbegeerte en letteren in St-Louis te Brussel. - Pieter Verhaegen begint in Une visite aux Musées de Hollande eene schets der Hollandsche Meesters van de XVe eeuw. M. Dullaert wijdt een artikel aan Quo Vadis van Henryk Sienkiewicz ‘... Quelques jansénistes de la critique, toujours les mêmes, se sont pudiquement alarmés de certaines pages de Quo Vadis, où s'évoque, en sa réalité peu vertueuse, la Rome païenne des Césars... De l'homme, esprit et chair, l'art tel qu'ils le conçoivent ne peut, mutilant la nature, connaître que l'esprit. La force les épouvante. Leur rêve est une littérature d'eunuques... En vérité, je ne crois pas que, depuis Chateaubriand, aucun écrivain d'imagination ait dressé, à la gloire du Christianisme, un tel monument’.
Wij zijn het eens, confrater, Quo Vadis is een hoogst merkwaardig boek, geschreven door een echt kunstenaar; een geschiedkundige roman zooals er niet veel in eene eeuw verschijnen, die Rome doet kennen zooals het was in Nero's tijd en waarvan men als christen den besten indruk bewaart. Het is niet waar, wat sommigen zeggen dat Quo Vadis
| |
| |
een ‘vet’ boek is; er komen enkele tooneelen in voor die heidensch zijn en voor een jong mensch, die er wat van zijne slechte inbeelding bij doet, aanleiding kunnen geven tot zinnelijke gedachten. Maar nergens wekt Sienkiewicz de zinnelijkheid. En hierin verschilt hij hemelbreed van sommige andere schrijvers, die, onder het uiterlijke van zangers van christene onderwerpen, hoogst zinnelijk zijn en de ziel besmeuren zoo v.b. Georges Rodenbach dien ge verleden jaar zoo hebt opgehemeld. - Van Fr. Verhelst l'Art Religieux.
De Nederlandsche Spectator, 33, 34, 35, 36, 37. In 33 wordt gewezen op de uitgebreidheid der volksliteratuur van Italië en op de ongezonde belachelijkheid der rooversgeschiedenissen.
Iedereen kent Le brigand calabrais: ‘Mon fils, prend ma carabine, sur toi veillera Dieu!’ Hier tegenover stelt zich niet slecht het sprookje der viooltjes van Marie Marx vol gezonde vroolijkheid.
Leerrijk is de Zweedsche kroniek. In 34 geeft Dr. Kok een leerrijk overzicht der laatste uitgave van Cornelis Everaerts ‘Spelen’ doende opmerken, dat Everaert vaak plat en gemeen, doch anderszins godvruchtig, christelijk dacht. In 35 wordt het nieuwe tijdschrift De twintigste eeuw aangekondigd (12 afl. per jaar, voor 75 centiemen 't stuk.) De inhoud zal van alles wat bevatten. De denk-grenzen kan elke medewerker naar zijne goesting bepalen, maar weg met ‘dogmatische invloeden.’ Die liggen zeker buiten de denkgrenzen!
Secretaris is B.P. van der Vos. Gust. Vermeylen, zoowel als H. Gorter, Domela Nieuwenhuis, S.R. Steinmetz, zoowel als Gittée en de leidsche prof. Bolland (de vriend van Schaepman!), komen onder de medewerkers voor. A propos van Bolland!... In nr 36 wordt deze weer behandeld, dewijl mijnheer C. van de Pol op zijne beurt ‘geweldig’ tegen Bolland optrekt en hem al dadelijk verwijt dat de prof. geene oude talen verstaat.
Bolland staat daartegen op, in nr 37, en verzekert, dat hij die talen wel verstaat en ze jaren lang heeft bestudeerd, maar dat hij met van de Pol niet wil redetwisten. Ondertusschen verwijt de Spectator aan prof. Bolland zijne grofheden tegen de katholieke Kerk, uitgesproken, ter gelegenheid van Bollands raadgeving aan protestanten voor de verkiezingen. In 36 komt nog een artikel voor over het Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht.
J.H. Hofman heeft namelijk in de 3e aflevering eene studie geschreven over Willem Berthold, in 1300 bisschop van Utrecht. Deze wordt hier verdedigd tegen Arend, Mol en vele vroegeren, die hem van ‘woelziekte’ en ‘krijgslust’ beschuldigen.
In 37 neemt ‘Holda’ Multatuli in bescherming tegen hen die hem eerst al te zeer hebben vergood en zich naderhand in hem bedrogen hebben gevonden. Dit geschiedt ter gelegenheid der Karakterschets, geschreven door Meerkerk, (Groningen Noordhoff), waarin veel over ‘Mimi’ en andere liefdesgeschiedenissen van D. Dekker wordt verhandeld.
Nieuwe Gids. - In 38 wordt verhaald dat hij, naar zijn eigen zeggen, met September eenen ‘nieuwen bloei’ is ingetreden. De hernieuwde Nieuwe Gids verklaart dat de aanstaande nog onuitgegeven roman geschreven is door een der ‘besten onder de besten’: Jeanne Reyneke van Stuwe. - Verder wordt in hetzelfde nummer De Vlaamsche School met grooten lof vermeld. Eindelijk wordt op waardige wijze Die Psalter-Illustration im Mittelalter (Helsingfors u. Leipzig) besproken: een belangrijk werk voor de geschiedenis der ‘kleinkunst’.
| |
| |
Elzevier's Geillustreerd Maandschrift. Aflevering VIII.
P. Cornelis De Moor. Een beschouwing door Arie Van Veen, naar aanleiding der tentoonstelling van werken van den Rotterdamschen schilder in zijn geboortestad, met platen. ‘Ons ras, dat nooit bizonder uitmuntte door fantaisie, heeft nog eens aan het einde dezer eeuw bij wijze van even pikant als verrassend hors-d'oeuvre een fantast voortgebracht, die in onze dagen nagenoeg alleen staat, en, zoo goed als de beste impressionisten, bestemd schijnt, onze reputatie in het buitenland waardiglijk te handhaven.’ Vervolg van De Bruidstijd van Annie De Boogh door Herman Robbers. - In Parijsche tentoonstelling schetst Eug. Bunge Nederland's Koloniale tentoonstelling, de aandacht hierop vestigende dat het niet zoo zeer te doen geweest is om een beeld te geven van den materiëelen rijkdom van Nederland's Koloniën als wel van de kunstschatten die er aanwezig en verborgen zijn. - Laatste dag, sonnet van Hélène Lapidoth-Swarth.
De Arbeid 1899-1900. Aflevering 10.
Zomer, door F. Walraedt van Royen. De taal is al te gezocht; waarom toch altijd zulke onderwerpen! - Albert Rehm bespreekt, ook al in eene onnatuurlijke taal, de verzen van Jeanne Reyneke van Stuwe en steunt op de ‘verwildering van 't réalisme’ en het ‘melodie-gebrek in de verzen’. Terloops kenschetst hij niet slecht drie moderne Hollandsche dichters. ‘Verwey, de forsche werkman, losslaande met sterke handen de hellewoorden uit de kalkrotsen der retoriek; Klaas die weervond wat sedert Vondel en Hooft verloren en daardoor niet meer bestaande scheen, de muziek der woorden, de geheimzinnige verwantschap die, dit woord geplaatst naast dat en dat, plotseling zich openbaren doet de melodie; Hélène Swarth, die de fijne schoonheid der caesuur voor ons herontdekte.’ - Mooi sonnet van Piet Koomen: Voor de liefste. - In eene Nabetrachting. Naar aanleiding van Zola's ‘La Terre’ doet Gerard van Eekeren ons niet al te klare wijsgeerige beschouwingen uiteen om te bewijzen dat Zola's boek schoon is, dus ook zedelijk! Een Executie, door Karel v. Waudestein; ja waarlijk eene executie, niet van een misdadiger, maar van Dr A. Kempe's werk Het boek van Nagadrah den Balling. Tot slot ‘Zoo dan onze conclusie: de heer Kempe is noch dichter, noch wijsgeer, noch aesthelicus, maar een goed mensch, die ons het displezier doet ook te schrijven.’
De Arbeid. 1899-1900. Aflevering 11.
In Over Decoratieve Kunst bespreekt A. Rehm: De Apotheose van Jezus Christus van Ed. Verburgh, den redacteur van 't tijdschrift ‘Het is bewonderlijk hoe een jong schrijver tot eene als de in dit boek geopenbaarde virtuositeit van taal is gekomen. Ik weet geen schrijver in Nederland, Van Deyssel niet uitgezonderd, die zoo schoon de meest nieuwe denkbeelden dwingt te stijgen op de krachtige nekken zijner rythmus-golven.’ - Het Christusbeeld op de rots door Marie Marx Koning.
- Aflevering 12.
Aan het komende geslacht door Jan Zürcher; Sproke, lichte versjes van W. Graadt van Roggen. - De Zusjes door Herman Waltha. Verzen van Marie Marx Koning. De man met het houweel: vertaling van Edwin Markham's gedicht naar aanleiding van Millet's schilderij die denzelfden naam draagt, alsmede van 's dichters antwoord van hen die zijne socialistische denkbeelden niet deelen. - Kinderleven, eene schets van W. Van Overbeke.
| |
| |
De Hollandsche Revue. Aug. 1900.
Hoe de Turken, in den beginne, de Chineesche boxers gelijk gaven; hoe de gezanten der groote Mogendheden te Constantinopel verzet aanteekenden tegen de houding der Turksche overheid en hoe deze laatste kazak keerde. - Over het verkeerd kleeden der vrouwen. - Karakterschets van D.-F. Scheurleer die vele diensten bewees aan de muziekgeschiedenis van Holland. Hij is nooit zelfscheppend artist geweest; zijne verdiensten tegenover de kunst bepalen zich dan ook tot het waardeeren, verzamelen en opnieuw verspreiden van de kunst van anderen. Als Boek van de Maand wordt E. pater Ermann's S.J. De Paus besproken.
- September 1900 deelt de troonrede mede van koningin Wilhelmina en handelt over 't geen 't Parlement nog zooal te doen heeft in zijn laatste zittingjaar. Daarop volgen inlichtingen over de verkiezingen in Engeland en over het 25 jarig regeeringsjubileum van den sultan van Turkije ‘den Grooten Moordenaar’. - Uiteenzetting van Tolstoï's denkbeelden over Patriotisme en Staat. Karakterschets: Li-Hung-Chang. Nogal veel bijzonderheden, links en rechts saamgeraapt. Boek van de maand: De Wetten der erfelijkheid en het toenemen der krankzinnigheid door Dr W. Koster. - Nog Bolland! In 't Oogstnummer van De Hollandsche Revue werd pater Ermann's De Paus besproken en 't slot was dat, na wikken en wegen de bewijzen voor en tegen deze twee stellingen: is Petrus te Rome geweest; is hij bisschop van Rome geweest ‘voor ons de overmacht der bewijzen (want geloof en gelooven blijven hier buiten spel) naar de zijde van Pater Ermann is overgegaan’. Dit tegen Bolland, die te paard springt en hieromtrent de Hollandsche Revue een brief zendt, waar toch veel meer hoogdravendheid en verwaandheid in zit dan bewijzen voor zijne stelling. Ook blijft de Hollandsche Revue bij hare meening.
Studiën. Dl. 55, afl. 1.
A. Van Gestel zet zijne verhandeling voort over De Gemeenschap der Heiligen en het Altruïsme. Hij toont dat het individualisme van Smith en van zijne volgelingen op een valschen wijsgeerigen grondslag rustte. Smith was geen godloochenaar, maar miskende de goddelijke wet. Tegenover zijne dwalingen stelt de Heilige Kerk de gemeenschap der heiligen, die wel hoofdzakelijk eene onderlinge mededeeling van geestelijke goederen bedoelt, maar zich toch ook tot het tijdelijke uitstrekt. Ook is die mededeeling een plicht niet van vrije liefdadigheid, maar ook van sociale gerechtigheid. Het altruïsme, dat niet wortelt in God, houdt geenen steek.
Is. Vogels ontleedt verder het zielsproces, door hetwelke François Coppée en Joannes Jörgensen zich tot het Katholiek geloof bekeerden. Bij den eerste was lichaamslijden, bij den tweede zielewee de spoor-slag tot zoeken naar hooger heil. Bij beiden was het aandenken aan eene godvruchtige moeder ook een machtige drijfveer ten goede. Voor Coppée, gewezen katholiek, was de weg des terugkeers korter, de bekeering van Jörgensen was moeilijker, maar hij bewijst dat het Katholicisme, niet het Protestantisme de volle geestesbevrediging kan geven, die Jörgensen zocht. In zijne Vondeliana geeft H.J. Allard eene kleine bijdrage over de bronnen van onzen dichtervorst, en over de mannen, die invloed op hem hebben uitgeoefend, onder welke hij vooral vermeldt C.G. Plemp.
Dl. 55 - afl. 2.
Na een godvruchtig In Memoriam voor P. Van Gestel, die in
| |
| |
de voorgaande afl. nog eene merkweerdige bijdrage leverde en sedert reeds bij den Heer het loon van zijn vruchtbaar studieleven is gaan ontvangen, krijgen wij eene levensbeschrijving te lezen van Vrijheer Wilhelm von Ketteler vóór hij Bisschop was. Wij maken er kennis eerst met zijne edele, doorbrave ouders, dan met den onstuimigen, opbruischenden jongeling, die eens in een tweegevecht een stuk van zijnen neus verloor, maar later toch, na zijne studiën in de rechtsgeleerdheid, door Gods genade tot den priesterlijken staat werd gebracht. Als kapelaan te Beckum, en als pastoor te Hopsten en later te Berlijn, gaf hij dagelijks bewijzen van die bezorgdheid en die liefde voor het volk, welke hem op den stoel van Mainz tot een der doorluchtigste bisschoppen maakten onzer eeuw. - Die levensschets is door H. Van Nieuwenhoff nagemaakt op het werk van P. Otto Pfülf Bischof von Ketteler, te Mainz bij Kirchheim verschenen.
P. Van Kasteren geeft ons nog een toemaatje op de Oude Gegevens uit het Mathoeusevangelie, en doet nog eens de lichtzinnigheid uitschijnen van ettelijke beweringen des Leidschen hoogleeraars. - Onder opschrift De Vereenigde Nederlanden onder Koning Willem I geeft P. Albers een overzicht en kritiek over het werk van zijnen Belgischen medepater Delplace: La Belgique sous Guillaume I roi des Pays-Bas. Hij looft dit merkweerdig boek, dat vooral belangrijke bijzonderheden mededeelt over de tusschenregeering vóór de aanstelling van Koning Willem. Delplace's oordeelvellingen over Willem den Koppige kan P. Albers niet heel en gansch beamen en terecht trekt hij zijn Belgischen Confrater met het oor, waar deze aanhaalt dat Willem het Hollandsch aan de Belgen wilde opdringen, alsof Hollandsch en Vlaamsch twee verschillende talen waren.
De Katholiek September 1900.
Vervolg van W.P.H. Janssen's artikel Richard Wagner, en van J.D.J. Aengenent's studie Het Wetenschappelijk Socialisme van Karl Marx. In Petrus te Rome bespreekt E.p.H. Ermann S.J. de redenen die de protestanten doen gelden tegen St. Pieters verblijf te Rome. Zeer belangrijke bijdrage van A.N. Mutsaers: De toestand van het Katholicisme in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Nergens, zoo meent men veelal, is de Kerk vrijer dan in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en meer dan een goede katholiek zou, in stede van het Concordaat, het Amerikaansch stelsel ten onzent willen ingevoerd zien. Dit artikel is een emmer koud water op dien geestdrift: ‘Waar is zingenot, hebzucht, eerbejag meer algemeen dan in het land van den almighty dollar?’ Nergens is die het Christendom zoo vijandige wereld dieper doorgedrongen in de openbare meening, in wetten, instellingen en gebruiken.’ Alle godsdiensten zijn vrij en voor de wet gelijk maar het recht om onzen heiligen godsdient in practijk te brengen wordt geweigerd in vele instellingen voor zieken of ongelukkigen, alsmede aan misdadigers in de gevangenissen en tuchthuizen. Hoewel vele katholieken dienen in het leger en bij de marine, toch kan men de aalmoezeniers tellen op de vingers van enkele hand. De hoogste eereambten in de Republiek worden aan de katholieken geweigerd. De katholieken maken het zevende gedeelte der bevolking uit en nochtans zijn er onder de 90 Senatoren slechts 2 en onder de 357 Kamerleden slechts 20 à 25 katholieken te vinden. Het schoolstelsel laat veel te wenschen over; de bekeeringen tot het katholicisme zijn niet talrijk, van de katholieke inwijkelingen vallen er veel af of worden onverschillig. Schrijver vreest dat ‘wanneer eenmaal de stroom der
| |
| |
landverhuizing ophoudt te vloeien, het katholicisme meer af dan toezal nemen.’
Is dit beeld niet al te zwart?
- October. Binnewiertz vervolgt zijne Moderne poëtiek, treedt op tegen ‘Rhetorica’, bespreekt den ‘glashelderen’ Kloos, verklaart dat in 1880 ‘de zon der natuurlijkheid’ weer is opgegaan, dat b.v. J.J.L. ten Kate, ‘met zijn roosjes’ in ‘dwaze dronkenschap’ Bilderdijk, ‘den geniaalsten aller rhetorici’, volgt (257), dat Boutens (met recht) in den Gids een predikstoel heeft gevonden, want ‘de schoonheid’ onzer dichters is ‘onsterfelijk’ en naast Kloos is Helene Lapidoth-Swarth de souvereine koningin, met ‘verzenpaleizen... vol witmarmeren monumenten van onsterfelijkheid.’ Zonder ‘rhetorica’?
Wetenschappelijke Bladen. Sept. 1900.
Lezenswaard artikel van Pierre de Coubertin uit The Fortnightly Review: De mogelijkheid van eenen oorlog tusschen Engeland en Frankrijk. ‘Er is geen punt van verschil tusschen Frankrijk en Engeland dat een oorlog zou wettigen.’ Er ligt echter een groot gevaar in de gewoonte die de bladen van beide landen genomen hebben malkander uit te schelden; de redenen hiervan worden opgezocht. Een ander gevaar berust in de verkeerde denkbeelden die de twee volken omtrent elkanders macht koesteren. - De opvolger van Leo XIII door Sigmund Munz uit The Contemporary Review. Naar menschelijke berekening zal de paus niet lang meer leven. Wie heeft meest kans hem op te volgen? Kardinaal Gotti heeft, volgens schrijver, de meeste kans den H. Stoel te beklimmen. Hij is karmeliet, zijn vader was een ‘facchino’ een lastdrager. Er ware veel op te merken aangaande dit artikel waar beweerd wordt dat geen denkend mensch de gegrondheid van 's pauzen aanspraken op het dominium temporale kan toegeven; dat Pius IX twee en dertig jaar lang ‘zijn noodlottigen scepter over de wereld zwaaide’ enz.
Zielkundige vraagstukken door E. Sokal uit Die Umschau. De Metalen der oudheid door Alfr. Ditté uit Revue Scientifique, schets van den tegenwoordige stand der kennis omtrent de rol der metalen bij de oudste beschaafde volken. Uit Lecture pour tous: Eenige bijzonderheden uit het leven van Frans-Josef, keizer van Oostenrijk ‘de type van den souverein van het oude regime, met hoffelijke manieren, vriendelijk en voorkomend zonder gemeenzaamheid.’ Rusland in Perzie uit Revue de Paris. ‘Sinds Peter den Grooten gehoorzaamt Rusland aan een drang, die zijne geheele politiek beheerscht: het bereiken der open zee. Ten Oosten doet het door Siberie de Stille Zuidzee aan, ten Zuiden dringt het door tot de Indische Zee.
Perzie ligt op dezen weg; Rusland boort zich daar den weg.’ Hier wordt aangewezen hoe. - Charles Fournier door Jules Blais uit Revue des Revues. De leeringen en voorzeggingen van Fournier worden hier kort maar klaar uiteengezet: ‘van dien ouden droomer, die volstrekt geen politicus was, worden na zijn dood veel meer dan van Marx en Lassalle de theorieën verwezenlijkt. ‘De staatkundige en maatschappelijke toestand van Spanje door R. Mella uit l' Humanité nouvelle.
- October 1900.
De versterking van het (Britsche) rijk en de bevestiging zijner eenheid uit The Westminster Review. Wat is de economische drijfkracht achter het Jingo-Imperialisme, de kracht die het in staat stelt zoo- | |
| |
veel kwaad te doen? Er worden er twee aangegeven: Het Engelsch erfrecht dat de jongere zoons arm maakt en hen laat teren op de openbare schatkist, en dan ook deze veelgebruikte volzin: ‘Wij moeten voor onze nakomelingen zorgen.’ Rousseau in zijne eer hersteld uit Revue des Revues door Frederika Macdonald. ‘Een argument tegen J.J. Rousseau, dat als afdoend beschouwd wordt door degenen die in hem slechts den “Tartuffe van het menschdom” zien, is dat hij zijne vijf kinderen te vondeling gelegd heeft, terwijl hij zelf in zijn Emile welsprekend had uitgeweid over de plichten der ouders. Naar aanleiding daarvan doen zich twee vragen voor: Zijn de feiten, waarop die beschuldiging berust, juist voorgesteld? Als die feiten in het ware licht beschouwd worden, blijkt dan uit de vergelijking van zijn woorden met zijn daden dat Rousseau een huichelaar was?’ Deze twee vragen worden ontkennend beantwoord. - De Staatkundige en maatschappelijke kracht der katholieke Kerk in Frankrijk door M. Stainville uit Revue Bleue. Lezenswaard artikel in anti-katholieken maar gematigden toon. Het katholicisme heeft veel invloed op den adel, de hoogere burgerij, de vrouwen der mindere burgerij; de plattelandsche bevolking is onverschillig, niet vijandig gezind als het socialistisch werkvolk. De officiers, inzonderheid in de hoogste rangen, zijn klerikaal; de rechterlijke macht wordt het meer en meer; in het hooger en middelbaar onderwijs is de invloed van 't klerikalism nul, maar men is er eerbiedig voor andermans meeningen. Hieruit blijkt dat de Kerk, in Frankrijk, eene niet te versmaden kracht ontwikkelt.
Men wil nu tegen haar geweldige middelen gebruiken. Schrijver is er geen partijganger van. Men moet de Kerk laten uitsterven.
‘Langzaam maar zeker wordt ze door de hedendaagsche wetenschap ondermijnd!’ - Eene zaakrijke studie van A. Hornung uit Die Zukunst: Engelsch Soudan. - Ter gelegenheid van den 80sten verjaardag van Spencer een artikel van Dr W. Schallmayer uit Die Zukunft: Herbert Spencer en het socialisme. ‘Spencer is blijkbaar geen geloovige in het socialistische staatsideaal. Hij pleit echter altijd voor de vervanging der wettelijke dwangtoestanden in de burgerlijke samenleving (welker bestaan nauw samenhangt met de traditiën in een militair - despotischen staat) door de vrijwillige coöperatie van bezitters arbeiders. Hij meent dat goede uitkomsten te verwachten zijn van arbeidsregelingen, bij welke de arbeiders zelve eigenaars van werktuigen ter voortbrenging zijn; zelve ook de voortbrenging regelen en volgens bepaalde overeenkomsten tegen “stukloon” werken.’ - De Duitsche vrouwen en het burgerlijk wetboek door Dr L. Field uit Zeitschrift für Socialwissenschaft. - Oud-Rome in hedendaagsch Rumenie door Joannes Kraner.
De Katholieke Gids. September 1900.
Slot van Bavo's vertelling Moderne heidenen. - Het Katholicisme in China door V.H. - In Werkliedenvertegenwoordigers komt A. Van Winkel op, en met reden meenen wij, tegen den eisch van sommigen als zou het noodzakelijk zijn dat de werkmansstand door werklieden in 't parlement vertegenwoordigd ware. - Na vijfhonderd jaren. Een blik op het Wonder-Altaar van Boxmeer door A. Van Velp. - Toch opwaarts aanvang van een socialen roman naar het Duitsch van L.v. Neidegg, door H.J.B. Küppers.
October 1900.
Vervolg van Toch opwaarts. Voorts een uitvoerig artikel, geteekend J.v.A. Wijziging van het Invoertarief.
| |
| |
Vragen van den Dag. October 1900.
Van de redactie: Iets over de geschiedenis der lomberds als inleiding voor C.G. Polvliets lezenswaardig artikel Banken van leening, iets over hun werking en inrichting. Slot van C.H. Peters' studie: Opmerkingen over den bouw en de ontwikkeling der Nederlandsche steden.
Letterkundig Maandschrift. September 1900.
Begin eener novelle Wijding, door G. De Graaf. Uit Kaapstad's verleden door S. Kalff. Verzen van Willem Gysels. - Eene beschrijving van het Italiaansch stadje Alassio, eene uur oostwaarts van Genua gelegen.
Cosmos. September 1900.
Niets bijzonders in deze aflevering. Van L. Bückmans eene uitvoerige beoordeeling van Anna de Savornin Lohman's: Geloof. ‘Als kunst staat “Geloof” heel zwak... Van goede conceptie; een in leven in hare personen, een psychologisch juist volhouden der karakters, een doorvoelen der gegeven toestanden, een aankunnen van het aan ontzaggelijkheid bezweken onderwerp, geen spoor.’
De Gids. - September 1900.
Begin van een Indischen roman van L. Couperus: De stille kracht. Dit is de stille kracht van den Javaan die hoopt ‘dat God zal oprichten wat nêer is gedrukt, eenmaal, eenmaal, in de ver verwijderde opendeiningen van de dageradende Toekomst’. Maar even als Langs lijnen van geleidelijkheid met al te zinnelijke toestanden doorspekt. Beato Angelico, Fragment uit een reis-dagboek van Henri Borel ‘Nu weet ik ook eigenlijk eerst, wat engelen zijn, wie de kuische gespelen zijn van Dante's gebenedijde Geliefde, die met hen woont in de hooge hemelen. Ze behooren nu voor altijd tot mijn innigste leven, bij de heel weinige dingen, die overblijven, waar zooveel, wat eéns toch mooi was, in de tijden is verbleekt’. Eenige geestdriftige bladzijden van Augusta De Wit over Marie Philippine Bilders - van Bosse. - A.G. van Hamel ontleedt in De receptie van Paul Hervieu als lid der Académie française, de feestrede van Hervieu op zijn voorganger Ed. Pailleron en die van Brunetière op Hervieu. - Vervolg der studie van Byvank: Nederlandsche Shakespeare-Kritiek naar aanleiding van B.A.P. van Dam's boek: William Shakespeare, Prodosy and Text. An essay in criticism. Leyden 1900. ‘De Shakespeare-kritiek heeft zich weinig of in 't geheel niet met die handschriften (van de bikliotheek van 't British Museum, van het South Kensington Museum en van de nalatenschap van Alleyn in het Dulwich-College) bemoeid, ofschoon ze een bijna onmisbare basis zijn voor de studie van den dramatischen tekst. Dr. Van Dam schijnt hun aanzijn zelf niet te vermoeden, het is een van de groote leemten in zijn werk. - Muzikaal overzicht van H. Viotta: Huten Berlioz.
Noord en Zuid, 5, bevat eene belangrijke studie, van Joanna A. Wolters over den prozaist Jacob Geel, den schrijver van het leerzame werk Onderzoek en phantaisie en boekbewaarder te Leiden, benoemd in 1822.
Taal en Letteren, 8 (15 Augustus).
Boeiende ontleding van den Middelnederlandschen Ferguut, door J. Koopmans. - Van Willem de Vreese, de tekst zijner voordracht op het tweede Nederlandsch Philologencongres: ‘over Middelneder- | |
| |
landsche Handschriftenkunde in verband met taal- en letterkunde.’ De Middelnederl. handschriftenkunde werd tot hiertoe zeer verwaarloosd. Wij hebben zoo goed als niets gedaan om de ontwikkeling van ons schrift te leeren kennen. Over onze middeleeuwsche bindkunst en binders zijn we al niet veel beter ingelicht dan over al de rest. ‘Het wordt tijd dat wij er ons van doordringen dat de overgroote meerderheid onzer tekstuitgaven niet langer bruikbaar is, omdat ze ons niet geven wat in de handschriften staat. Zoogenaamde kritische uitgaven zijn niets anders dan aesthetische liefhebberijen, voor taalkundige studie ongeschikt.’ De middeleeuwsche interpunctie dient insgelijks bestudeerd.
‘Wie het Middelnederlandsch bestudeert met de hulpmiddelen die we thans bezitten, zal ongetwijfeld getroffen worden door het weinige dat we weten van de chronologie der meeste taalverschijnselen... De ongewisheid waarin we daaromtrent verkeeren komt voort uit onze gebrekkige kennis van de chronologie van ons middeleeuwsche schrift, zoodat we over het algemeen onze middeleeuwsche handschriften als veel te oud voorstellen.’ De heer De Vreese heeft ‘reeds eenige jaren besteed aan het verzamelen van het materiaal van een Bibliotheca Neerlandica manuscripta, die op hare beurt bouwstoffen zal leveren voor een Nederlandsch schriftwezen in de middeleeuwen en voor een palaeographisch album met facsimile's van meestal gedateerde handschriften en met een woordenboek van verkortingen’
- 9. (15 September).
Buitenrust Hettema handelt over ‘Overeenkomst en verschil van Algemeen taal en Dichtertalen’, ‘Waar elk afwijkt in z'n taal van 't algemeene, daar doet elk-en-een ieder dit alles zonder te vragen: wat zoüen de mannen van de stijl- en taalgeleerdheid er wel van zeggen? Wat denken taalstudie-lui hier van? Vinden ze 't wel goed? Vooral de Dichters doen dit. Voor hun toch is de taal niet allereerst een converzasiemiddel om er zich in verstaanbaar te maken voor Jan- en Alleman, maar om presies te uiten wat zij in hun dichterbinnenste voelen....’
Ter opluistering van het verhaal van Lucifers nederlaag, in Vondels Treurspel, wordt een reproductie van den Helleval door Jeronimus Bosch, door N.A. Cramer gevoegd bij fragmenten uit eene lezing over Vondel als historie-dichter. Wezenlijk een treffende illustratie op Vondels verzen. Schr. komt op ‘tegen de opvatting van sommigen, als zou Vondel met zijn kunstrichting zich in lijnrechte tegenstelling bevinden met de dichters der middeleeuwen. Neen, hij behoort eigenlijk veel meer tot de middeleeuwen dan tot den nieuwen tijd.’ - Van Salverda de Grave eene studie over de eigenaardige taal van Grauwbunderland. - Onder den titel ‘Grammaire raisonnée’ eindelijk eene reeks beschouwingen van Buitenrust Hettema, die zijn stelling in de volgende woorden samenvat, en daarop overtuigend toelicht: - ‘In de nieuwe Taalwetenschap stellen we dus geen regels van te voren op, hoe 't in Taal moet wezen; maar constatéren hoe en wat 't is. We geven te gelijk aan of 't waargenomene algemeen voorkomt, meer of minder, of dat het iets singuliers is. Daarna verklaren we't zoveel we kunnen, - niet beredenéren, niet beraisonnéren we't!’
Das litterarische Echo. - 15 September 1900.
Belangrijk artikel van Henri Lichtenberger: Ibsens Weltanschauung. Ibsen vindt in de hedendaagsche wereld niets dan leugen, huichelarij en karakterzwakte. De menschen durven zich zelf niet zijn. Maar hij is niet als vele andere socialistische getinte kunstenaars die droomen van eene heerlijker toekomst. Ibsen is een pessimist sceptiker. Het ‘derde
| |
| |
rijk’ is voor hem het oorbeeld. Na het heidendom en het christendom zal het derde rijk komen waar de heidensche levensvreugde met de christene deugd zal samen gaan. Zal dit derde rijk werkelijkheid worden? Wagner in Parsefal en Nietzsche in Zarathustra meenen ja. Ibsen twijfelt er aan en als vele pessimisten zou hij wel tot het besluit komen dat de gewone mensch levensleugen noodig heeft als drijfveer in 't leven. Van Camille V. Susan eene studie: W.H. Riehl als Erzähler en van Julius Hart: Platens Tagebücher. Voorts een lezenswaard artikel van Leo Berg: de jongst verschenen boeken over Nietzsche.
- October 1900.
Fritz Munthner: Wortkunst; van H. Hart, eene studie over Wilhelm von Polenz. Over de Spaansche provinciale letterkunde handelt Hans Parlow. Portret van W. von Polenz en fac-simile van Nietzsche's geschrift.
Anseiger des germanischen museums II. Belangrijke bijzonderheden over den koopmansstand in de 15e eeuw. Met verlichting.
In dezelfde aflevering geeft P.-J.-F. Vermeulen bijzonderheden uit het eerste verblijf van Th. W.v. Orange in de Ned. na de ballingschap.
Civiltà Cattolica. 1ste sept. 1900.
1. - Il risveglio politico dei Popoli Gialli - Alle oogen zijn thans gekeerd naar het verre Oosten waar tusschen beschaving en barbaarschheid een woedenden kamp gevoerd wordt. De Civiltà wijdt insgelijks aan het Chineesch vraagstuk een belangrijk artikel, in 't welk de oorzaken en gevolgen der staalkundige ontwaking van de gele volksstammen nagespoord en uiteengezet worden.
2. - Il Card. Sforza Pallavicino e la Republica di Venezia. - Belangrijke bladzijde uit de geschiedenis van de oorlogen der christene volkeren tegen het indringend Mahomedismus. In dezen eeuwenlangen oorlog bekleedt het klein maar dapper gemeene best van Venetië eene eereplaats. In deze studie wordt, bijzonder onderzocht en op oorkonden gestaafd, welken onderstand de h. Stoel, vooral door bemiddeling dezes legaats Card. Pallavicino, aan voorzegd gemeenebest schonk tot behoud van het eiland Candëi.
3. - Paralipomeni d'lpnotismo e di Telepatië. - De kundige schrijver doet eene afwijking van zijne studie om uitleg te geven omtrent zekere wondere gevallen van hypnotismus en vergevoelen, hem, tengevolge zijner vroeger gezegden, door verscheidene personen voorgesteld.
- 15 Sept. 1900.
1. - Jalus Italiae Pontifex. - Een gesprek op reis gevoerd met een Engelsch, Protestant over het beroerd Romeinsch vraagstuk, gaf aanleiding tot dit artikel wiens gevolgtrekking is dat de Paus Italië's heil uitmaakt. Door banden van eeuwenheugende betrekkingen is Italië aan den Roomschen kerkvoogd verbonden. Deze banden werden door de vrijmetselarij verbroken om het eene Italië met Rome tot hoofdstad te stichten: vandaar de vloek die op Italië rust, vloek van ellende en schande. Den Paus zijn recht terug geven is 't eenig middel om weder heil te genieten.
2. - Della stela del Foro etc. - Aan deze studie schijnt geen einde te komen, dank den volgehouden redetwist tusschen de archeologen. Thans worden de verschillende verklaringen over het opschrift van de stela filologisch getoetst en gezift.
3. - Cecita liberale. - Artikel-tegenhanger van het eerste dezer aflevering. De Italiaansche liberalen krijgen hier hunne zaligheid om
| |
| |
de domme woede, waar zij eenstemmig in los braken, toen de Paus de welgekende Nota uitvaardigde betreffend het toelaten der kerkelijke tusschenkomst bij Umberto's dood en begrafenis.
4. - Il Cardinal Consalvi a Parigi: Eens te meer geven ons deze bladzijde het bewijs van de dubbelzinnige rol door Bonaparte gespeeld tegenover den h. Stoel. De eerste consul trachtte 's Pausen gezant op alle wijzen te verschalken met medewerking van den afgevallen bisschop en sluwen staatsman Talleyrand: 't geen den Paus en Card. Consalvi droevige stonden deed beleven.
5. - Il presente e il passato della mecanica all' esposizione di Parigi. Hoe de werelduitstalling van Parijs aanschouwend leert wat al wegs de werktuigkunde in deze laatste tijden heeft afgelegd. De deskundigen zullen dit overzicht met belangstelling lezen.
|
|