Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |
‘'T Sneeuwt buiten!’De witte biekens die vliegen
in dichte vlucht
door de lucht.
Hun fladdrend wieken en wiegen
en wekt gerucht
noch gezucht.
Ei mensch! Waar vinden ze honingbuit?
Op 't blomken zeker der vensterruit!
Of zijt gij, blomkens die daar zweeft,
't gewolk van den kant
dien de hand
eens engels, door wonder getoover,
in een land
den mensch onbekand,Ga naar voetnoot(1)
vol sprinklend glas en zilvren loover,
uit ijs, tot ruitgordijntjes weeft?
O! kleine bietjes, zoo lustig,
ik weet niet waar
uit uw kaarGa naar voetnoot(2)
ontsnapt, hoe dwarrelt ge onrustig
dooreen, als waar'
er gevaar!
Wat vlucht ge den dwarrelwind zoo snel?
Hij speelde met u toch zoo graag zijn spel!
| |
[pagina 275]
| |
Gij blijft in barren wintertijd
zoo welgezind,
en bemint,
gij kleine bietjes des Heeren,
den noorderwind
als een vrind.
Ach! Mocht ik uit uw stoeien leeren
van vroolijk te zijn spijts druk en strijd.
J. Lenaerts. |
|