Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 507]
| |
De Taalstrijd hier en elders. Maart 1900.Transvaalsch Volkslied, woorden en muziek. - Onze taal in de Kamers. Het amendement ‘De tekst der bankbrieven, voortaan uit te geven, zal in de twee officieele talen opgesteld worden’ wordt aangenomen, alsmede het voorstel van M. de Vríendt ‘De Nationale Bank, alsmede hare hulpinrichtingen, kantoren en agentschappen, moeten zich schikken naar de bepalingen der wet van 22 Mei 1878 op het gebruik der Vlaamsche taal in bestuurszaken, alsook wat betreft de formulieren en de opschriften op en binnen de gebouwen. Er zal eene behoorlijke kennis der twee talen geëischt worden van beambten in aanraking met het publiek, voortaan aan te stellen in de Vlaamsche gewesten, het arrondissement Brussel inbegrepen.’ - Onze Taal in het lager onderwijs, door G. Segers. ‘Waarlijk het wordt hoog tijd dat de Vlaamsche Beweging al hare krachten samentrekke op éen punt, en gedurende de e.v. jaren ze geheel en al wijdde aan die hoofdzaak: de vervlaamsching van het onderwijs, van laag tot hoog.’ - Middelbaar Onderwijs. Toestand in het Atheneum te Gent en te Brussel. - Middelbare scholen. Verzoekschrift door het Nationaal Vlaamsch Verbond, den 15 Febr. ll. aan de Wetgevende Kamers gestuurd, om de 2000 fr. af te stemmen, voorzien in de begrooting van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken en bestemd om het bestuur der stad Brussel te helpen de kosten dekken van eene zoogenaamde vaderlandsche manifestatie op 23 September e.k. Die 2000 fr. zouden beter aan de stad Brussel gegeven worden, als toelage voor het onderwijs der Germaansche talen in de middelbare scholen. - Onze Vlaamsche Plaatsnamen. Verzoekschrift door het Willemsfonds gestuurd aan den Minister van Binnenlandsche Zaken. - Verslag over de jaarlijksche zitting van den Vl. Volksraad 25 Febr. l.l.). | |
Vlaamsche Zanten. April 1900.Vervolg van E.D.'s studie Over de Kinderspelen. - Vrouw Weyn spreekt ons in Het Hof ‘Van der Linden’ over de Sinksendagen. - De Donder en de Bliksem in het Volksgeloof, door J. Van Vlierberghe. - Van Ridder Halewyn, door vrouw Weyn. - Onze herbergen in de XVIe eeuw, door J. Van Vlierberghe. - Het kieken met eenen poot, vertelling van P. Pauwels. | |
St. Cassianusblad.Maandschrift voor Opvoeding, Onderwijs en Onderwijzersbelangen. Tweede jg., no 4, April 1900. Mechelen, drukk. P. Ryckmans; prijs 3,50 fr. - J.B. de la Salle en het Volksonderwijs, door Dr. C.C. Dit jaar zal de gelukzalige J.B. de | |
[pagina 508]
| |
la S. denkelijk heilig verklaard worden... Het betaamt den onderwijzers zijn verdiensten op het gebied van onderwijs en opvoeding te overwegen. Schrijver wederlegt te gelijker tijd het verwijt als zoude de Kerk vijand van het volksonderwijs zijn. - Locke, door R.L.S. In breede trekken wordt in dit art. het stelsel van den Engelschen opvoedkundige geschetst. - Lesjes uit onze Dichters. Er is spraak in van W.J. Van Zeggelen. - Actualiteit, door een kath. gemeente-onderwijzer. De godsdienst alleen is nog in staat den stroom van verderf tegen te houden. - Helden van '79, hoopt... nog niet! door Thomas. Een krachtig en welgeplaatst woord ten voordeele van het wetsontwerp Schollaert. - Schoolmutualiteit door R.L.S. Hierin wordt aangeraden het sparen in de school uit te breiden tot ziekenen lijfrentkassen. - Practische les: Aan wie wordt het H. Olijsel gegeven? art. geteek. A. Hertsens. - Gulden sporenslag, door E. Hiel, muziek volgens de cijfermethode. - Vervolg van Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, door J.N. - Wetsvoorstel Maenhout. - Het bijvoegsel no 7 bevat offlciëele stukken,... Snippers,... Boekbeoordeelingen en aankondigingen.
A V. | |
Biekorf, Brugge, 4.Vervolg en slot van het fragment uit Maerlant's Spiegel historiael, met aanteekeningen over 't belang van dezen tekst, zijn eigenaardige taal, enz., door L. Sch. - Benevens de voortzetting van E.H. Mervillie's vertaling van Evangeline, en de gebruikelijke ‘Mingelmaren’, brengt dit nr twee gedichten: de Druivenranke, vrome legende, door Fr. H. van 't H.H., - en Zoo lang, - een natuurindruk, - door een van Gezelle's meest begaafde jongeren, den zangerigen, anoniemen, Horand. | |
Germania, Brussel, 6.Slot van G. Segers' opstellen over de Nationale Opvoeding. ‘Hij, die in ons land aan het onderwijs eene wezenlijke richting wil geven, stuit op moeilijkheden, die nergens anders, althans niet in dezelfde mate bestaan’... Onze zoogenaamde leidende standen hebben op bedroevende wijze hun nationaal karakter verloochend. In Brussel alleen worden alle dagen 35,000 Fransche dagbladen (Fransche uit Frankrijk!) verspreid. - In onze scholen worden zeer dikwijls leesboeken gebruikt, die niet voor Belgische kinderen passen: zoo de Bloemlezingen van Charles-André, - van Van Hollebeke, - het thans veel gebruikte leesboek van A. Piters (la Littérature française, Extraits et Notices), waaruit de heer Segers het volgende kostelijk brokje meedeelt, voorkomende op bl. 118, en ontleend aan een Franschen schrijver Regnard: ‘Anvers est la plus grande ville du Brabant, et à qui on pourrait donner des titres plus superbes, surpasse toutes les autres villes que j'ai vues à l'exception de Naples, Rome et Venise, non seulement par la magnificence de ses bâtiments, par la pompe de ses églises et par la largeur de ses rues spacieuses, mais aussi par les manières de ses habitants, dont les plus polis tâchent à se conformer à nos manières françaises et par les habits et par la langue qu'ils se font gloire de posséder en perfection. La cathédrale est fort bien bâtie, et le clocher, ouvrage des Anglais, est d'une délicatesse surprenante, mais qui pourrait peut-être quelque jour lui être funeste. On y voit des peintures admirables et entre autres une “Descente de croix” de Rubens, qui peut passer pour une pièce achevée’, waarop, met reden, de heer Segers zich afvraagt of dergelijke dingen van aard zijn om den kunstzin onzer leerlingen te ontwikkelen? | |
[pagina 509]
| |
Voorts bevat dit nr bijdragen van verschillenden aard, o.a. de Caoutchouc, door N.F.P. Kiehl, ('s Gravenhage), - das englische Heer vor hundert Jahren, door Schwebs (Kopenhagen), - Arthur Pinero, door Dr Hamelius (Brussel), - Burendisciplia, door W. Schoelermann (Kiel). - Genie, eene Foehn-sage, en de Arend, een dramatisch verhaal uit Zwitserland, twee met zorg bewerkte gedichten door Dr Haller von Ziegesar (Sleidingen). | |
De Vlaamsche Kunstbode, Antwerpen, 3.Bevat een realistische Brusselsche schets door Alfred Bogaerd (de Dag van 'n paar werkeloozen), een zangerige kindercantate door Dr E. Van Oye (Lentezonne), de voortzetting eener vertaling van Weber's Goliath door A. Desmet, en het begin eener Geschiedenis der Nederduitsche Taalkunde in Vlaanderen, door Fr. Vanden Weghe, welke 't beter was geweest voor de reputatie van een Dr in de Germnansche Philologie ongedrukt te laten. | |
Tijdschrift van het Willemsfonds, Gent, 5.Inhoud: C.C. De schouwburgen in Duitschland en Oostenrijk. A.C. Van der Cruyssen. De leerplicht in de beschaafde wereld. Gustaaf d'Hondt. Letterkundige kroniek. A. Lodewyckx. Het Oostersche Vraagstuk en de Albaneezen. Egb. C.v.d. Mandele. Uit Noord-Nederland. A. Bracke. Vloeibare lucht. | |
Van Nu en Straks. Maart 1900.Nevens eenige gedichtjes geeft deze aflevering een artikel over Erasme Raway's Fête Romaine. (Men zie daarover Dietsche Warande en Belfort 1900; aflev. 1: Oratorium). De heer Dwelshauwers ontwikkelt de gedachte dat een groot kunstwerk eene Idee moet hebben. Program-muziek wekt niet de Idee... Maar toch zelfs een draaiorgel kan in ons heel een wereld doen opstijgen. De Idee... ‘gloeit op tot eene uitbarsting van al de menschelijkheid in ons...’ Weinig werken zijn machtig genoeg om zulke oogenblikken te wekken.’ ... ‘Maar zulk werk is... La Fête romaine’... ‘waar eene Idee uit afstraalt.’ Wij raden den braven heer Dwelshauwers eene audiëntie te vragen bij den heer Gevaert, die nog al wat van Grieksche muziek verstaat: hij zal wel van zijne Idee over de Ideeën terug komen, dat Raway en Bach zoo wat gelijk staan (bl. 126)! In ‘Onderscheiden kenmerken van de Vlaamsche en Italiaansche schilderkunst’ wederlegt Jac. Mesnil Muntz, den grooten kunstkenner, vooral der zoogenaamde renaissance, welke de oud-vlaamsche schilders van gebrek aan tendances spiritualistes beschuldigt. De schrijver beweert dat zelfs in Rubens' Engelsche groetenis, op het luik der Afdoening van het kruis, meer ‘edelheid en echte voornaamheid gelegd is dan Raphaël zelfs het deed (in het museum te Madrid). Als men de Venus van Titiaan, de Bachant van Caracci, St. Jan van Raphaël, de Herkulische Maagd van Michel Angelo aanschouwt ‘moet men (veeleer) erkennen dat het juist den Italianen aan gevoel, aan spiritualiteit ontbreekt.’ Da Vinci's Avondmaal is eene ‘uitzondering’ (135). Maar Raphaël's beroemde Maagden zijn ‘vermooide’; ‘Romeinsche boerinnen’, en de Hel van Taddeo di Bartolo toont geene kleinere ‘vulgariteit’ dan Breughel of Jeronimus Bosch. Ergo ‘de voorwendsels, die men inroept, om het ‘realisme der Vlamingen aan te randen, ‘zijn waardeloos’, zegt de schrijver. Karl Federn (Renaissance en Romantiek) wil aantoonen dat met de elfde eeuw de beschaving van Europa is geboren (bl. 158), dat de ‘omschepping’ aanvangt, die wij later Renaissance noemen. ‘Door | |
[pagina 510]
| |
het toedoen der Kerk ‘werd die beschaving vernietigd.’ Vele geleerden, zooals Berengar, Maeland, Baco en anderen ontgingen den brandstapel niet. (Prachtige historiekennis). De schrijver haalt tot bewijs Reuter's Aufklärung aan. Arnold van Brescia was in 1155 de ‘eerste martelaar der vrijheid!’ Vervolgens wordt er nog wat geprutteld tegen ‘den groven smaak in de Middeleeuwen. (Dus van 1, 2 of 300? of 800? tot 1500 toe ‘grove smaak’), enz. De schrijver zegt: ‘Slot volgt’. Wij danken daarvoor. | |
Durendal. Février 1900.L'Oratorio ‘San Pietro’ du P. Hartmann, door Laurent Janssens. ‘Je ne m'arrêterai pas à décrire le genre musical du San Pietro. Un mot suffira: c'est du grand style. On y trouve un rare ensemble de qualités maìtresses. La musique du P. Hartmann rappelle ces paysages attachants du Tyrol, si plein à la fois de grâce et de majesté. Ainsi doit chanter un fleuve qui traverse cette belle nature... Un banquet fut offert à l'auteur. Dans un des toasts, un ami du maëstro rappela les gloires de l'art flamand, et lui souhaita de voir bíentôt son San Pietro acclamé à Bruxelles. L'idée plut et je viens la soumettre sans retard. Le P. Hartmaan estime beaucoup la patrie de Gevaert et professe une grande admiration pour l'auteur de Godoleva.’ Goede verzen van Lebraz, Bonnehill, Berthel en de Sprimont. - Lezenswaard artikel van Ch. Martens, Richard Wagner. A propos de deux livres récents. (Houston Stewart Chamberlain, Richard Wagner, sa vie et ses oeuvres, traduit de l'allemand en Henri Lichtenberger, Richard Wagner, poète et penseur.) ‘Nous considérons Richard Wagner comme le plus authentique génie de l'art contemporain, le plus grand créateur de beauté de notre temps, celui qui, par son art, a le plus élevé et ennobli les âmes d'aujourd'hui. De nombreux esprits, à raison de dispositions provenant d'une éducation artistique toute différente ou à raison de diversités de tempérament et de race, lui demeurent encore fermés: leur hostilité, très naturelle, ne mérite certes ni colère, ni mépris. Mais quant aux pauvres penseursGa naar voetnoot(1) que d'aveugles préjugés antireligieux rendent inaptes à comprendre l'oeuvre Wagnérienne, leur opinion est dénuée de valeur et leurs aphorismes n'ont d'intérêt que pour ceux qui, comme Flaubert, s'amusent à collectionner la bétise humaine.’ - Van E.h.P. Cuylits, het slot van Le livre des douze Béguines (de Jean Ruusbroec). J.J. Van Ysendyck, door Edm. Joly. - Mars 1900. Prachtig artikel van Joseph Janssens Nos luttes et nos espérances, waarin de schilder onderzoekt ‘Dans quelle situation se trouve l'art religieux? Quels ennemis a-t-il à combattre?’ ‘Cette situation, nous l'avons déjà dit, est celle d'un malade ou, si vous le voulez, d'un convalescent trop faible encore pour sortir beaucoup et qui, malheureusement, n'est pas toujours très bien soigné chez lui. Pour l'artiste chrétien, l'ennemi est au dehors et au dedans. Comme chrétien, ne pouvant est ne voulant rien sacrifier de ses convictions, il se sent mal à l'aise dans le monde artistique actuel!... et d'un autre côté, comme artiste, il est souvent regardé de travers quand il entre à l'église. On nourrit à son égard certaines préventions, on se méfie de ses allures un peu trop personnelles, on semble toujours craindre quelque petit scandale.’ - Guido Gezelle, vervolg der studie van onzen eerw. vriend A. Cuppens. De Letterlijke vertaling van O 't ruischen van het ranke riet is bijzonder goed | |
[pagina 511]
| |
geslaagd. - Le roman picaresque et la littérature espagnole, door E. Fermaud; ‘le roman picaresque, c'est le roman de moeurs. L'observation exacte, la peinture vraie et minutieuse des phénomènes les plus ordinaires et les plus familiers de la vie en font, en outre, le roman réaliste par excellence’. - Musiques, verzen van R. Van der Elst. - Gravin Ed. de Liedekerke geeft het vervolg harer ontleding van het werk van Madame Marie du Sacré-Coeur, waarvan wij in ons laatste nummer spraken. | |
Revue de l'art chrétien, XI, 2.Als vervolg op het nummer van September geeft de heer Gerspach een overzicht van processievanen, te beginnen met 1500 in Umbrië. Hij maakt de opmerking dat er geen bewijs bestaat voor de bewering dat de Madonna van S. Sixtus tot vaan bestemd zij geweest. Gelukkig voor Raphaël! 't Is toch genoeg dat wij heden nog sukkelen met onze monstergroote, aanmatigende processie-vaandels, die horizontaal moeten gedragen worden om de kerk te kunnen binnen geraken. Overigens geeft de schrijver afbeeldingen van eene geheele reeks vaandels met levensgroote figuren. - De kerkschat van S. Ambrosius, te Milaan, de Relieken van Constantinopel. Eene scherpe kritiek van den Salon d'art religieux de Bruxelles en vele andere kleinigheden zullen de belangstelling van den lezer wekken. | |
La Revue Générale. Avril 1900.Le second Empire, door Ch. Woeste, naar aanleiding van het IVe deel van Histoire du Second Empire, par Pierre de la Gorce, zooeven verschenen. - In Les Fouilles de Priène doet Alph. Roersch de uitslagen kennen der delvingen op het grondgebied van Priène gedaan onder toezicht van het Museum van Berlijn. - Lamartine et Coppée, door Bon de l'Epine. ‘Si les situatíons se ressemblent, si, comme en 1848, la France de 1900 s'ennuie, les deux hommes n'ont de commun que leur couronne de poète. Je me trompe: ils ont le même ardent amour pour leur pays. ‘La vie publique... l'attirait (Lamartine) et il se croyait fait surtout, du moins c'était son avis, pour la diplomatie ou la tribune.’ Coppée niet ‘elle (la France) souffre profondément et c'est pour cela, uniquement pour cela, que le poète des humbles, le doux et paisible citoyen qu'est Coppée, a voulu entrer dans les luttes politiques.’ - Fantômes, uit het Engelsch van Rudyard Kipling. - Les causes morales de la récente guerre entre la Chine et le Japon, eerste deel van eene belangrijke studie van Alexandre Halot. - La question des ‘Traitements’ du clergé catholique, door J. Buse. Schrijver besluit ‘Le clergé catholique, créancier de l'Etat, ne reçoit pas de celui-ci un traitement, mais une indemnité légitimement due. N'ayant pas de traitement, il n'est pas fonctionnaire et dès lors c'est sans droit que le gouvernement français confisque, sans jugement, les traitements ecclésiastiques. Les ministres d'autres cultes n'ont ni droit ni titre pour recevoir un traitement du trésor public’. Volgen eenige lezenswaarde bijzonderheden over La Comédie française, door Fr. Bournand. | |
Wetenschappelijke bladen. April 1900.Oorzaken van Oorlogen, door T.F. Manning uit The Westminster Review. Schrijver bespreekt de redenen die aanleiding gaven tot eenige oorlogen uit deze eeuw. - De Wetenschappelijke Geest. Rede van den voorzitter der Britsche Vereeniging ter Bevordering der Wetenschap, Michael Foster, uit Revue Scientifique. - Letterkunde zonder letterschrift, door F. Max Müller uit The Nineteenth Century. ‘Er is veel over gepraat | |
[pagina 512]
| |
of er met mogelijkheid iets bestaan kan hebben, gelijkende op datgene wat wij letterkunde noemen, vóor de uitvinding van ons alphabet of van een of ander soort van letterteekens, hieroglyphen, spijkerschrift of chineesche figuren.’ Nu kan dit niet meer betwijfeld worden, bijzonder sedert de ontdekking der Veda-letterkunde van Indië. ‘Het denkbeeld dat het geheugen, zoo al een mogelijk, dan toch een zeer onzeker middel is ter overbrenging van poëzie en nog meer van proza geweest moest zijn, is geheel wederlegd door datgene wat in Indie gebeurd is. De handschriften der Veda, die ik in vele bibliotheken met elkaâr vergeleken heb, bleken verbazend overeenstemmend te zijn. Terwijl de handschriften der Grieksche en Romeinsche klassieken en meer bijzonder die van het nieuw testament van verschillende lezingen wemelen, zijn die der Rig-Veda, de heilige zangen der Brahmanen bijna geheel vrij daarvan... De Rig-Veda-Samhitâ bestaat uit 1017 of 1028 zangen, ieder gemiddeld van tien verzen... De uitgever der Indian Antiquary verzekert ons, dat er nog duizenden van Brahmanen zijn, die de geheele Rig-Veda uit het hoofd kennen... de beoefenaars der Veda, die dezen letterkundigen last in hun hersens dragen, trachten ook nooit iets anders daarin op te nemen en denken hun leven lang aan niets anders... Hoe meer wij te weten komen van de toestanden in Indië gedurende het tijdperk der Veda, des te meer zien wij in hoe onjuist het zijn zou als wij tot de groote daden van dat begaafde ras ook de uitvinding van een geschreven alphabet wilden rekenen.’ - Koning Milan, door Albert Malet uit La Revue de Paris. De beruchte ‘Koning-Vader’ van Servië wordt hier in geene heldere kleuren voorgesteld ‘Hoeveel er ook aan Milan moge ontbreken, dom is hij zeker niet. Eene groote gemakkelijkheid om zich iets eigen te maken, weetgierigheid die niets beneden zich acht, meeningen van weinig diepte maar vaak zeer oorspronkelijk en die hij helder uiteenzet, maken hem tot een bijzonder aangenaam prater... Hij heeft het juiste begrip van de belangen van zijn land, hij kent zijne behoeften, zijne hulpbronnen en de goede eigenschappen zoowel als de gebreken van zijn volk’ maar ‘bij Milan wordt het verstand geheel verlamd door het karakter; alle vermogen van zijn geest zijn van geen nut voor zijne medemenschen, wegens de gebreken van zijn hart: hij mist alle zedelijk bewustzijn.’ Zijn staatkundig leven hoort thuis ‘in een opera van Offenbach.’ - De Hedendaagsche Scheikunde, door Mr J. Thilo uit Die Zukunft. - Het oudste Egypte, door Prof. A. Wiedemann uit Die Umschau. - Theologische Engelsche Romans. Mrs Humphrey Ward. Georges Moore, door Yetta Blaze de Bury uit La Revue des Revues. ‘Bijbelverklaring, stichtelijke leerreden, bekeeringen, monniken, nonnen, hooge katholieke geestelijken in gezelschap van dominees en rabijnen - er heerscht tegenwoordig een “influenza” van godsdienstigheid in den Engelschen roman.’ ‘Mrs. Ward is geen artiest, en dat is jammer wanneer men het katholicisme behandelt. Die eeredienst is gehuld is een waas van mysticisme, dat tot zijn innigste wezen behoort; hij maakt zich van den geest meester en boeit oog en oor door uiterlijken glans en vertoon van ceremonieel, en met die zijde van het katholicisme moet men noodzakelijk rekening houden, wanneer men geen zeer gebrekkig werk wil leveren.’ Bij G. Moore vinden wij ‘het ware leven van hart, ziel en zinnen terug.’ | |
Boon 's geïllustreerd Magazijn. Maart 1900.Generaal Van der Heyden, door N. van Harpen. Hulde aan den afgestorven held van Atjeh. - Mevrouw S. Pauwels-Van Biesse, door J.A. Holtrop ‘Wat te vertellen van een vrouw, die er niet eens een klein leeuwtje en in weerwil van haar vele indische kennissen zelfs geen chim | |
[pagina 513]
| |
panzeetje of 'n heel bijzonder papegaai op nahoudt - van een vrouw, een beroemde actrice nog wel, die zoo alledaags mogelijk leeft in een lief, gezellig thuis met een man en kinderen, die ze lief heeft, zooals ieder andere, pardon, zoo menig andere vrouw?... Haar eenvoud en soberheid zijn niet die van 't niet-kunnen - integendeel, zij zijn van de soort, die 't kenmerk is der grooten.’ - Torpedo's door licht gestuurd, door R.H. Meere. Uitvinding van een jongen Zweed, die eene nieuwe soort van Xstralen ontdekte waarmede hij torpedo's sturen kan zonder daarbij gebruik te maken van verbindings-draden. De lichtstralen worden door de lucht overgebracht van uit een radiator op een schip, aan de kust, of in een luchtballon, naar een toestel dat aan den torpedo bevestigd is; ze worden daar omgezet in eene beweegkracht die groot genoeg is om het roer geheel onder den invloed te brengen van den man die den radiator bestuurt. - De Hedendaagsche Kunst van Zelfverdediging. Bij middel van illustratiën wordt hier aangeleerd hoe men zich tegen elke soort van aanvallen verdedigen kan. - Een Maalfeest in Indië; volksspelen ter gelegenheid van het begin der suikercampagne. De vrouw van den administrateur met de andere aanwezige dames laten de eerste rietstokken door de molencylinders samenpersen. - De Handen van Napoleon, door G. Barral. - Onderzoekingen naar de vallende sterren met den luchtballon. ‘Om de drie en dertig jaar ongeveer gaat de aardbol door een stoffigen hoek van het wereldruim, die geheel vervuld is met het stof van de sterren en de nevelige spinnewebben. Het komt dan menigmaal voor dat die nevelige deeltjes geheel en al verbranden door de wrijving van onze atmosfeer, waarmee zij in aanraking komen. Onder dat proces schijnt het ons toe dat die deeltjes vallende sterren zijn, die een flauw licht-schijnsel, als een vuurpijl, achterlaten.’ - Brok van een roman De Pleegzoon der Wenderlins, door W. van Hillern-Birch. - Sport. Blijspel in eén bedrijf, door J. Eysten. | |
Vragen van den Dag. April 1900.Het kunstmatige broeden, door F. le Court. ‘Bij de Indiërs geschiedt de uitbroeding van eendeneieren op zeer origineele wijze. - De mannen zijn het, die hier de rol van broedhen vervullen, en dit handwerk wordt daar geleerd als b.v. bij ons dat van bakker, meubelmaker, enz. De “broeder” sluit zich op gedurende den tijd van het broeden in eene kleine hut van stroo. Iederen dag wordt het voedsel hem toegereikt door eene kleine opening in een der wanden van de hut, die hij pas verlaat na het te voorschijn komen van de jonge eendjes. Het broeden geschiedt op twee zeer verschillende wijzen. In het eerste geval bevestigt de “broeder” zich een net vol eieren op de borst, en houdt het daar tot het einde van den broedtijd. In het tweede geval worden de eieren in eene kist gelegd, meer lang dan breed, bij tientallen, telkens gescheiden door stroo of door veêren. Het geheel wordt overdekt door een deken, waarop de “broeder” zich voorzichtig uitstrekt en zoo aan de eieren zijne natuurlijke warmte mededeelt. Van tijd tot tijd verlegt hij de eieren.’ - In Over spelling en verbuiging bespreekt Prof. Dr H. Loggeman, Opstellen over spelling en verbuiging, van Dr Kollewijn. - Pensioen en ‘Behoud’, door Dr P. Schuringa. - Van S. Mars, Grootste barometrische-gradient of grootste barometerafwijkingsverschil in Nederland. - Hervorming van consulaatwezen, belangrijke studie van Dr H. Brink. Op geleidelijke inkrimping der Nederlandsche diplomatieke vertegenwoordiging met gelijktijdige uitbreiding van het consulaatwezen werd in de afdeelingen der Tweede Kamer bij de behandeling der begrooting van 1900 door vele leden aangedrongen. Het | |
[pagina 514]
| |
is noodzakelijk ‘dat er een verkenningsdienst wordt ingesteld, geleid door geschoolde, kundige en praktische waakzame blikken, om steeds te kunnen voorlichten en voortdurend inlichtingen te verstrekken omtrent handel, productie, handelsusantiën, firma's, rechten, enz. enz. aan regeering en natie’. - Volgen een lezenswaard artikel van T. Pluim, De Vrouw in de oud-germaansche samenleving en kleinere wetenswaardigheden. | |
De Katholieke Gids. April 1900.Neofitus eindigt zijn artikel Waarom zijn wij anti-semieten? ‘Het anti-semitisme is geen kwestie van rassen- of godsdiensthaat, maar het is een kwestie van zelfbehoud, een kwestie van verdediging van ons land, ons fortuin, ons geloof, onze vrijheid, onze zelfstandigheid tegen het jodendom, dat naar de wereldheerschappij en de onderdrukking van alle christen naties streeft.’ - Twee sonetten: Golgotha, Lourdes. - 1890-1900, door L.e.O., handelende over Hollandsche politieke toestanden. ‘Groot staat Dr Schaepman te midden zijner katholieke landgenooten. Wie zijne groote verdiensten zoude trachten te verkleinen of zijn onmisbaar genie, zijne werkkracht, zijne groote talenten, zijnen ijver zoude willen loochenen, hij zoude spreken tegen beter weten in, uit afgunst wellicht. Maar grooter, veel grooter nog zoude hij zijn, indien hij, zich zelven bedwingend, stond aan het hoofd der eéne, onverdeelde katholieke partij!’ - Volgen Voor honderd jaren. Paus en Keizer, door P.M. Bots en Politiek Overzicht. | |
Ons Tijdschrift. Februari 1900.In Een week in Kafferland, geeft ons J. de N.R. merkweerdige bijzonderheden over de zeden en gebruiken der Kaffers. - Vier-en-twintig uur in Pretoria. Uur voor uur schetst schrijver ons het leven in Pretoria. - Kleine Nonnie, vertelling. - Uit dagen van strijd en heldenmoed, verhaal van den slag bij Majuba heuvel door den Engelschen romanschrijver Rider Haggard. - De twee Broeders, Haar Eerste Avondmaalviering, De Meester, novellen. - Vervolg van Het Vonnis der Opstandelingen van 1815. - Dokter Santerne. Begin van het verhaal van een jong Engelsch dokter, naar Zuid-Afrika gekomen om zich in den Oranje-Vrijstaat eene praktijk te scheppen. | |
Cosmos, revue illustrée polyglotte, mars 1900.Amsterdam, Van Dishoeck. Korte, weinig beduidende artikels in 't Fransch, Engelsch, Duitsch en Nederlandsch Verzen, niets bijzonders. Prachtige plaat verbeeldende een vrouwenportret door Paul Moreelse. | |
De Arbeid. 1899/1900. Aflevering 6.Valentin Grandjean zet zijne studie voort Regards sur la littérature de la Suisse française. - Mooie verzen van Wilhelm Kalma. - Voor een Volkstooneel, door E. Beynon. ‘Er is geen godsdienstige- noch andere-leer, die zoo veel dichterlijke kracht kan werkzaam stellen, als die, welke door Jezus Christus is beleden, die dus meer bestemd is de leer te worden, die de toekomst zal hebben te huldigen.’ Meen echter niet dat schrijver christen is. Preekstoel en altaar zijn verouderd. Eene nieuwe ‘voortdurend werkzame leerschool van deugden zal worden gevonden.’ Dit is? ‘Men behoeft niet lang te zoeken om in te zien dat deze plaats het tooneel moet zijn.’ Schrijver bekent overigens dat, voor nu althans, ‘ons tooneel niet in staat is de idealen te verwezenlijken, die we haar ter vervulling hebben opgedragen.’ - Van 't Viooltje dat weten wilde, slot van een sprookje | |
[pagina 515]
| |
door Marie Marx-Koning. Hierop volgt Het sprookje als Almanak. Naar het Duitsch van Wilhelm Hauff. Dit sprookje verstaan wij wel; het eerste veel minder. Gedichten van J.G. van der Haar. Dood! Slot eener tamelijk zinnelijke novelle door F. Walraedt van Royen. | |
Studiën op Godsdienstig, Wetenschappelijk en Letterkundig Gebied. Deel LIV, afl. I.Eene bijdrage van P. Albers geeft ons vele wetensweerdigheden over het Jubilé in de Middeleeuwen, vooral sedert 1300, wanneer het eerste jubeljaar gevierd werd, waar historische oorkonden over bestaan. Wat schrijver ophaalt aangaande den ongelooflijken toeloop der volksmassas naar Rome, hunnen hoogen dunk, ja weleens hunne bijgeloovigheden betrekkelijk dat jubilaeum, de misbruiken die er in slopen enz, werpt licht op de middeleeuwsche toestanden in 't algemeen. Een tweede artikel verhaalt ons de stchting der Kaapkolonie, hoofdzakelijk volgens het Dagverhaal van Jan Van Riebeeck, 1sten commandeur aan de Kaap de Goede Hoop, die er verbleef van 1652 tot 1662. Verder nog eenige bedenkingen over het ‘Nieuwerwetsch Proza’ en zijne strekkingen van optimisme of pessimisme. | |
Noord en Zuid, Culemborg, 2.Vervolg van te Winkel's bijdragen over de Geschiedenis der Nederlandsche Taal; in dit nummer handelt deze geleerde voornamelijk over Gemakzucht en welluidendheid als Faktoren van klankverandering, een des te belangrijker opstel daar het in zeer bevattelijken en boeienden toon gesteld is en tal van voorbeelden brengt ter opluistering van 't behandelde, - Marnix' Byencorf, - is eene populariseerende en vrij objectieve ontleding en bespreking van het beroemde smaadschrift. ‘In zijn volle kracht is Marnix, wanneer zijn ironie overslaat tot sarkasme. Dan heeft hij veel van een duivel, zooals het oude kerkgeloof zich deze voorstelde.’ Het artikel Taco H. de Beer. ‘De zaal en het tooneel van den Amsterdamschen schouwburg van 1637’ wordt toegelicht door een drietal platen welke het tooneel, de zaal en den plattegrond van den schouwburg voorstellen. - Van denzelfden, een uitvoerige beoordeeling van De Vreese's Gallicismen in het Zuidnederlandsch. Als een staaltje van officieel Vlaamsch discht de heer De Beer zijne Hollandsche lezers eenige regelen op uit een ‘Beschrijving op de nationale spoorweg’ (Notice sur le railway national), - een staaltje - inderdaad om onder glas te bewaren: ‘Den 5 Mei 1835 de koning Leopold 1ste hulde met groote pracht de eerste sectie van het staatsspoorweg in, de deze van Brussel naar Mechelen. Aan dit schitterende uitval verhief zich gansch België’. Enz. Daar zijn nu de Hollandsche lezers van Noord en Zuid goed ingelicht over de hoedanigheid van 't officieel Vlaamsch. Wat zullen ze een krop zetten, als ze daarbij hun eigenzelf even vergelijken met hun ontaarde broeders uit het Zuiden! Aan 't werk van Dr De Vreese wordt veel lof toegezwaaid. Deze wordt echter gewaarschuwd om niet te overdrijven, en er wordt op gewezen hoe hij nu en dan den bal mis slaat (nl. bij terugroepen, kwartier = kamers, in het net schrijven, vleezen geen woord verliezen, elkaar zien = ontmoeten, alles uitdrukkingen wel degelijk in Noord-nederland gebruikt). | |
Taal en Letteren, 's Gravenhage, 3.Belangrijke aanteekeningen van K.P. de Vries over de kerkelijke twisten te Amsterdam 1626-1631, - een hoogst verdienstelijke inleiding op Vondels Hekeldichten uit dien tijd. Voorts grammatische kleinigheden, 't vervolg van Nanta's | |
[pagina 516]
| |
opstel over de eigennamen die appellatieven geworden zijn (bl. 99 staat dat ‘het bier pieterman waarschijnlijk zal heeten naar den eersten brouwer’; de uitlegging, in Zuid-Nederland algemeen bekend, is anders: - Peeterman is een soort speciaal Leuvensch bier; de Leuvenaars heeten petermannen naar den Patroon hunner stad.) Vinnige polemiek tusschen prof. van Helten en Dr W.F. Gombault naar aanleiding van de Wachtendoncksche Psalmen, en de vraag hoe men best zal verklaren dat de eerste Psalmen Duitsche vormen bevatten. | |
Neerlandia, Dordrecht, 3.Aan het hoofd van dit nummer staat een warm Beroep op de Natiën vertegenwoordigd bij het Vredescongres: Voor gerechtigheid en Vrede. Belangrijk zijn de mededeelingen uit Zuid-Afrika, over den Oorlog; - insgelijks zoo, Meert's briefwisseling uit Vlaanderen, een verdienstelijke memorandum van den strijd der Flaminganten. | |
De Nederlandsche Spectator.No 7 verhaalt hoe Blok's Leven van den geschiedschrijver R. Fruin bevestigt dat deze een wat stroeve, deftige geleerde was, maar levende met zijnen tijd, met een warm hart, hulpvaardig, ofschoon kluizenaarachtig. Het Haagsch Jaarboekje brengt de geschiedenis der St. Jacobskerk, door C.H. Peters. Gysbert Hodenpijl schildert daarin 's Gravenhage in 1800. - Nr 12, brengt een artikel van Koopman, te Dubbeldm over Asselijn (Jan Klaas; Zwolsche nadruk) bezorgd door Buitenrust Hettema. Cramer en Poll, ‘eene basis voor elke studie over Jan Klaas en zijn nakomelingschap, in onze 18de eeuwsche litteratuur.’ Dr. Bredius vervolgt in hetzelfde nummer zijn studie over Drie Kunst-tentoonstellingen te Londen, waarop o.a. een werk (no 75) van den Meister des Todes Mariae voorkomt, met andere tafereelen aan ‘Jan Mostaart’ toegeschreven. Verder oordeelt Bredius hier dat Quentin Metsys zich vooral doet kennen door ‘leelijke en wanstaltige tronies.’ Overigens geeft dit artikel menig bemerkenswaardige bijzonderheid uit de kunstgeschiedenis. - Nr 13. W.G. van Nouhuys zegt, ter gelegenheid van Jeanne Reyne van Stuwe's Verzen, dat hier is ‘vooruitgang te constateeren.’ N. zag van hare ‘eersteling-verzen het onbehulpzame en nagedane,’ maar ‘voelde ook hier en daar het echte, als de naïeve bekoring van spontaan zich uitend sentiment.’ .... en de betere techniek is niet verworven ten koste van het ‘spontane élan’, dat aan de eerste gedichten de bizondere bekoring gaf. Het Nederlandsch is toch eene ellendige taal, die drie vierden van hare woorden aan andere talen moet ontleenen! Ook het gebruik van het woord ‘bekoring’, dat tegenwoordig mode wordt voor bekoorlijkheid, is kostelijk! Het groote Nederlandsche woordenboek kan maar niet begrijpen dat ‘bekoring’ heden nog alle dagen millioenen malen voor tentation gebezigd wordt. | |
Het Dompertje van den Ouden Valentijn.32e jg., no 5: Lectuur voor Katholieken, door M.V. ‘Veler lectuur bepaalt zich hoofdzakelijk óf tot het lezen van zoogenaamde devotie-werken, zuiver religieuze schriften of tot belletrie van weinig of in 't geheel geen letterkundige waarde: amusements-lectuur; het lezen om kunstgenot, literair kunstgenot kent men niet.’ Wie nu echter een boek zoekt, om zich een poosje aangenaam te verstrooien, behoeft niet te gaan tot onkatholieke schrijvers: ‘Van deze soort lectuur hebben we zelf ruime voorraad, die nog volstrekt niet te slinken dreigt’. - ‘Tot de voor argelooze lezers gevaarlijke | |
[pagina 517]
| |
schrijvers behoort de populaire Justus van Maurik... Zijne werken hebben niet de geringste letterkundige waarde.’ En van zijn laatste werk, reisindrukken van Indië, gewagend, zegt schr.: ‘'t Is alles van den buitenkant, van wat ligt aan de oppervlakte, gemakkelijk zichtbaar voor iedereen, van plezier-hebben, van sociëteits- en hôtel-leven, van veel en lekker eten en drinken vooral.’ En hij eindigt: ‘Ik meen geen meerdere aanhalingen noodig te hebben, om te bewijzen, dat dit werk van Just. v. Maurik geen literair kunstwerk is, en daar er nu onder katholieken, helaas! nog velen zijn, die lectuur beschouwen en gebruiken als een verstrooiing voor ledige uren, achtte ik het niet overbodig hier den raad te geven, den grappigen, populairen Justus van Maurik maar over te laten aan eigen vereerders, en zich te bepalen bij onze, voor geloof en zeden ongevaarlijke schrijvers, - want over gebrek aan van katholieken komende lectuur in dit genre hebben we vooralsnog niet te klagen.’ - Dr Wijnaendts Francken's Misdadiger, door Frank Smit (slot). Een pleidooi ten voordeele van 's menschen vrijen wil tegen de moderne uitspraken eener ongeloovige wetenschap. - Excelsior, door J.D. Laten wij, werken, o ja! voor de stoffelijke verbetering van het volk, doch verwaarloozen wij maar de belangen zijner ziel niet! ‘O, laten zij, die er zich toe geroepen voelen, die de gave des woords bezitten, die op hun tijdgenooten dien heerlijk mooien invloed ten goede kunnen uitoefenen, laten zij die hooger staan op de maatschappelijke ladder, die meer en beter ontwikkeld zijn dan de groote schare, laten zij toch bedenken, dat het niet voldoende is, de materiëele zijde van het volks-vraagstuk tot oplossing te brengen, dat het in vele opzichten zoo hoog staand katholieke volk van Nederland niet winnen zal bij een uitsluitend materiëele verbetering van zijn leven. Neen, geef dat volk een wezenlijk menschwaardig bestaan door zijn hart te treffen, door zijn ziele-leven te verhoogen, door het te voeren tot God, de eeuwige Schoonheid zelve!... Want, en dit begrijpe men goed, niet alle kunst mag dat volk worden voorgehouden; niet de zich-zelve aanbiddende, de zich-zelve op een voetstuk plaatsende kunst zal dit volk naar hooger kunnen voeren. Neen, l'art pour l'art, het schoone om het schoone, dit mag niet de leus zijn dier edele volksvrienden. De kunst, om kunst voor ons katholieke volk te zijn, moet zich tot ideaal stellen God, de eeuwige aanbiddelijke Schoonheid zelve, en de H. Moedermaagd, de volkomenste en verhevenste, de heerlijkste en lieftalligste afstraling der Godheid.’ - Resultaten der methode-Högyes aan het Instituut-Pasteur te Budapest. Populaire bijdrage tot het vivisectievraagstuk, door A.C.A. Hoffman, semi-arts. - Het Tekort der katholieken in de Wetenschap, door J.V. Het is de bespreking van een vlugschrift, aldus getiteld, en door den hr M.A.P.C. Poelhekke, leeraar aan de hoogere burgerschool te Nijmegen, in het licht gegeven. Het schrift van den kundigen schrijver wordt ‘ten dringendste ter lezing’ aanbevolen. - Handelsblad-Moraal, door G.B. ‘In het vorig nummer van dit tijdschrift werd den heer Boissevain, hoofdredacteur van het (Hollandsch) Handelsblad, rekenschap gevraagd van zijn inconsequentie, waar hij in het door hem bestuurde blad allerlei lichtzinnige beschouwingen op het gebied van zedelijkheid toeliet en zelf met plechtig gebaar de heiligheid van het huwelijk bepleitte...’ Het H. heeft zich nog niet gebeterd. Bewijs er bij... Van de doodstraf gewagend, eindigt het art.: ‘Het afschaffen der doodstraf, de feiten wijzen het ook uit, vermeerdert het aantal moorden; de menschelijkheid, die hier wordt voorgestaan, is onmenschelijk; zij neemt een hinderpaal voor het bedrijven van moorden weg en bevordert dus indirect de misdaad.’ - No 6. - Zijn eigen Leven leven, door N3. Die woorden wijzen | |
[pagina 518]
| |
‘op den grooten plicht van het hedendaagsche menschdom, op het eerste gebod uit het moderne Evangelie’. Daarin ‘schijnt het geheim te schuilen van het geluk’. Nietzche ‘wees als ideaal der moderne wereld aan het type van den Uebermensch’, doch dat ideaal van mensch is eigenlijk niets dan een egoïst van het eerste water.. ‘Ibsen schreef een heel repertoire van tooneelstukken om aan te toonen, hoe men het moet aanleggen om zijn eigen leven te leven... De moraal is: Doe precies datgene, waarin gij lust hebt.’ Elk christen en eerlijk mensch ziet aanstonds in, waar die zedenleer van Nietzsche en Ibsen, van onze Fransche, Duitsche en Hollandsche modernen heenleidt: Het eigen leven leven is een beginsel, dat logisch gevolgd tot de grootste verwarringen aanleiding moet geven, ja dat de geheele maatschappij met ondergang bedreigt... Iets beters dan de tien geboden Gods heeft de moderne wereld nog niet gevonden en zal zij ook nimmer vinden, hoe geleerd en verlicht zij ook nog moge worden.’ - De Katholieken en de Schilderkunst, door M.V. ‘Wij, katholieken van Nederland, wij staan zoo goed als heelemaal buiten de artistieke beweging van onzen tijd.’ Dit is toe te schrijven aan de hervorming op godsdienstig en staatkundig gebied... aan veler weinig belangstelling, aan veler onverschilligheid, waar ons publiek niet alleen de schuld van draagt, maar een groot deel daarvan komt op rekening van wie geroepen is dit publiek voor te lichten in couranten en tijdschriften: nl. van de critiek. ‘Eene bekwame, artistiek ontwikkelde kunst-critiek bestaat zoo goed als niet onder ons.’ Eindelijk een andere oorzaak van geringe kunstwaardeering is een overdreven pruderie..... ‘Onze kunstenaars, niet in dezen zin moeten ze terug naar de middeleeuwen, dat ze de kunst dier tijden zoo conscientieus zouden navolgen, alsof tusschen toen en nu geen perioden van kunstontwikkeling lagen; iedere tijd heeft zijn eigen kunst-verschijning, zijn eigen artistiek-sentiment. De katholieke kunstenaars moeten niet staan buiten de beweging, maar er midden in; sterk in de onaantastbare hoogheid van het katholiek kunst-ideaal, waardiglijk vertegenwoordigend een katholieke moderne schilderkunst.’ - Bollands Verweer. ‘Dit is de titel van het jongste werkje van Pastoor Sloet te Harderwijk: een ontleding van hetgeen de bekende hoogleeraar geantwoord heeft op schrijvers vroegere pennevrucht: Bollands Lichtkogels..... Een bijdrage tot de kennis van Bollands wetenschappelijk gehalte... En het slotwoord luidt: Ik zie in Bolland... een zuiver komische figuur. Hij is de clown der wetenschap.’ - Dr. Kuyper's Rechtzinnigheid, door G.B. Dit art. werd geschreven naar aanleiding van een verschil tusschen F. de Savornin Lohman en Dr Kuyper over de vraag: ‘of de hoogleeraar aan de gereformeerde hoogeschool bij zijn onderwijs gebonden was alleen aan de H. Schrift of ook aan de in de Formulieren van Eenigheid neergelegde gereformeerde Calvinistische beginselen’? - Ook een Tekort, door H.D. ‘Hoe verdienstelijk de brochure van den heer Poelhekke, “Het Tekort der katholieken in de wetenschap” ook moge zijn, onder één opzicht schiet ze m.i. te kort, daar nl., waar de schrijver het laat voorkomen, alsof het openbaar middelbaar en hooger onderwijs voor ons, (Nederlandsche) katholieken, geheel voldoende, en onze eenige fout deze is, dat wij van dat onderwijs niet zoo ruim gebruik maken als hij noodig of althans zeer wenschelijk acht.’ - Het Ideaal, door Scholasticus II. Het art. bespreekt: ‘Hoe is het ideaal, de vrije school voor het geheele volk, te verwezenlijken?’ - Kort en klein. Eenige beschouwingen over het leerplicht-ontwerp in de Tweede Kamer van Nederland.
J. Mdm. | |
[pagina 519]
| |
De Hollandsche Revue. Februari.Artikels over Bierhandel, Kleeding, Eten en drinken en De Lepra. Karakterschets van O. Kamerlingh-Onnes, secretaris der werkcommissie van de Nederlandsche emigratie-maatschappij voor Transvaal en Oranje-Vrijstaat, 15 blz., met afbeeldingen, o.a. een genrestukje als portret. Men schetst in dit opstel hoe Onnes' ‘intellektualisme’ ‘domineert’; hoe hij als jongeling vlijt betoonde, met eene ‘emotioneele’, ‘impressionabele’ natuur en ‘spontaan anthoesiasme’. (Een geheele oogst voor Dr. de Vreese!) Onnes legt zich toe op ‘partikuliere statistiek’ en vergelijkt die bij de ‘officieele handelsstatistiek;’ hij gaf naar aanleiding daarvan een ‘Jaarboekje’ uit, om op de hervorming van de statistiek te werken en vervolgens een ‘statistisch instituut op te richten; doch hij werd daarom toch geen cijfers-wellusteling’... Zag hij ‘lamheid’, om zich heen, zijne ‘impulsieve’ natuur legde 't hoofd er niet bij neer. Doch werd hij ook redacteur der ‘internationale gegevens’, hij had ‘materieel weinig sukces’. Door handelsoverwegingen, niet uit ‘pure filantropie’ werd hem bijgesprongen. Doch eer en geld waren nog niet toereikend!... ‘Wie springt hem nu bij?’ Of ‘moet hij een geloovend eenling blijven?’ ‘Wij hopen het niet’... - 25 Maart 1900. Wereldgeschiedenis: Leerplicht, Het Panislamisme in Oost-Indië, de telegrammen van Krüger, Steyn en Salisbury. Wat Tok er van zegt (van deze telegrammen), En wat De Koo zegt. - Belangrijke Onderwerpen: De Arbeidskracht, eenige brokken uit de openbare les onlangs gehouden door den nieuwen socialistischen privaat-docent aan de Universiteit van Amsterdam, M. Frank van der Goes; Iets uit en over Amsterdam, Nog eens onze Eereschuld, Onze Belangen in Zuid-Afrika, Leekegedachten uit Nederlandsch-Indië. - Karakterschets A.W.L. Seyffardt, oud-minister van Oorlog. Waarom toch dat opeenstapelen van uitheemsche woorden. Zoo b.v. ‘Dit allen zijn geen feiten, die men zich niet in een militaire maar wel intellectuelle carrière imagineert.’! - Revue der Tijdschriften. Het Boek van de maand: De liefde in de natuur, door W. Bölsche. | |
De Gids. April 1900.Orpheus in de dessa, novelle van Auguste de Wit; lief, bijzonder het slot; wat langdradig nochtans; sommige beschrijvingen, goed op zich zelve, behooren min tot het verhaal. - Nieuwe richtingen in de Strafrechtswetenschap, door Prof. D. Simons, waarin de schrijver zeer volledig, naar de laatst verschenen boeken en verslagen van Congressen, de nieuwe richtingen ontleedt, zich aansluit bij de meening dat de vrije wil niet tot grondslag kan dienen van de verantwoordelijkheid en vele gedachten aanneemt van Von Liszt. - Een tocht op den Mont-Blanc, door M.G. Vissering. Reisbeschrijving met historische bijzonderheden, wat veel ontleend aan de bekende Mont-Blanc literatuur. - De lach van Rabelais, levenswaarde studie van Prof. A.G. von Hamel, met hier en daar nochtans eene zienswijze die wij kunnen beamen, ‘Rabelais zelf doopt haar (zijne wijsbegeerte) met den naam van “Pantagruélisme” en duidt haar aan als een blijmoedige en serene levensbeschouwing, een gelijkmatigheid van voelen en zijn, die den mensch verheft boven de wisselvalligheden van het bestaan, “une certaine gayeté d'esprit conficte en mespris des choses fortuites” en die hem belet zich ooit aan iets te ergeren waarvan hij weet dat het voortkomt uit een frisch, gezond en loyaal gemoed.’ Het komische bij Rabelais wordt fijn ontleed. - Mooie verzen | |
[pagina 520]
| |
van Helena Lapidoth-Swarth, hier en daar nochtans vrij onduidelijk. - De Letterkundige Kroniek is gewijd aan Stijn Streuvels; de lof is wat te uitbundig. ‘Stijn Streuvels, de man met de eigen taal, zoo frisch uit de bron geput, met den eigen helderen kijk op de menschen en dingen rondom hem, die in zijn afgelegen hoekje, alleen met zijn rijkdom van eigen zien en voelen, er zijn genot in vindt mooie dingen te maken en die aan zijne medemenschen te genieten te geven, heeft in éen of twee jaar een weg afgelegd waarover anderen vaak een halven menschenleeftijd doen. Wat ons van dezen ernstigen, stillen werker ook nog te wachten moge staan, reeds nu neemt hij op het rijk geschakeerd veld der Nederlandsche letterkunde een plaats in, een eigen plaats, onder de besten.’ - Volgt het muzikaal overzicht van H. Viotta. | |
De Katholiek. CXVII, April.Belangrijk is het artikel van Dr. Hensen, over een Madonna-relief uit Wedderen, te Zoeterwoude. De schrijver herinnert aan Vredis Karthäuserkloster zu Wedderen (Münster, W.H. Schöningh), en wijst op het levendig verkeer tusschen Westfalen en de Nederlanden, gelijk Von Bezold, tegenwoordig bestuurder van het Germaansche museum te Neurenberg, dit reeds in de Dietsche Warande, 1883, bl. 5, vlg. heeft gedaan, bij gelegenheid van het bespreken der Vincentiuskerk te Zinik (Soignies.) De heer Hensen spreekt vervolgens van de eigenaardigheid der Karthuizermonniken voor het werken in klei, hoe broos de stof ook zijn moge, beschrijft dan de schoonheden der onderdeelen van het beeldje, hetwelk bepaald het kenmerk draagt van een Noordnederlandsch model, met gezonde roode wangen en vrij korten neus, en maakt de nuttige opmerking dat er opschriften in de stralenkransen in de volkstaal zijn bewerkt. Verder bevat de aflevering een artikel over wijlen Aug. Reichensperger, waarin de kunstkennis des voortreffelijken mans minder wordt herdacht dan zijnen politischen invloed, enz. | |
Noord en Zuid.I. Ter gelegenheid van Verwey's Gedichten van Jan van der Noot geeft T.H. de Beer eene ernstige studie over dit onderwerp, eene uitmuntende bijdrage voor boekenkennis, gelijk er trouwens, als gewoonlijk, ook in dit nummer een aantal voorkomen. Noord en Zuid is een tijdschrift volkomen op beschaafde leeraren berekend. Het weidt niet uit over altotria en richt zich tot een bepaald publiek. Behartenswaardig zijn o.a. nog de opmerkingen over vroegere uitleggingen van De Drie Zustersteden (bl. 42), verder Schaepman's woord: ‘De nieuwere kunst is geen kunst voor de gemeenschap’ (niet sociaal) niet voor het volk, ..... duister’ (bl. 53), benevens veel ander goeds en nieuws. | |
Das litterarische Echo. 1 Februari 1900.Die Grundlagen des neunzehnten Jahrhunderts is een boek beoordeeld door Ernst von Wolzogen en geschreven door een Engelschman, Houston Stewart Chamberlain die zich bevlijtigt om aan te toonen hoe de geschiedkundige, wijsgeerige, ethnographische en andere toestanden der XIX-eeuwsche beschaving zich uit den voortijd ontwikkelen. Hij vat post op een wagneriaansch standpunt en beschouwt dus hoofdzakelijk ‘het Germaansch ras als overwinnaar over den volkenbaaierd dien het Romeinsche rijk over de toenmalige wereld had verspreid.’ Eigenaardigheid van opvatting, frischheid van fantaisie en een | |
[pagina 521]
| |
ongemeene kunstvaardigheid zijn, volgens Von Wolzogen, de voornaamste kenmerken van dit gewrocht. Wat de wetenschappelijke zijde aangaat, zij hier enkel aangestipt dat deze Chamberlain de Roomsch-Katholieke Kerk als den vreeselijksten vijand van de Germaansche beschaving aanziet en dan ook tusschen de regels de waarschuwing lezen laat: ‘Ceterum censeo ecclesiam catholicam esse delendam.’(!) - Ein pariser Abenteuer Hebbels, uit dezes dagboek voor 't eerst medegedeeld door Prof. Dr Richard Maria Werner (Lemberg). - Ungedrucktes von Carl Beck, 3 gedichtjes medegedeeld door Dr Adolf Kohut (Berlijn). - Antonio Fogazzaro, een karakterschets door Helen Zimmer (Florence). Fogazzaro is een katholieke, Italiaansche dichter en romanschrijver, bij wien ‘de verwikkeling steeds berust op dezelfde hoofdgedachte: op den strijd tusschen hartstocht en plicht, tusschen geloof en ongeloof; strijd waarin plicht en geloof altijd zegevieren.’ Hij schreef o.a. Daniele Cortis (1885) en vooral Piccolo Mondo Antico (1895), een meesterwerk. Verder het in elk nummer gebruikelijke overzicht van tijdschriften, boekbeoordeeling, tooneelkroniek, enz. 15 Februari 1900. Auferstehung, door Edgar Steiger (München) ‘Verrijzenis’ is een roman van Leo Tolstoï. 't Is een ‘zielenschilderij die de geheimste bewegingen van 't christelijk geweten bloot legt, en tevens een beeld der Russische beschaving dat ontzettend waar is, dat al de lagen der maatschappij omvat’. Het kerkelijk Christendom, dat zich aan bepaalde dogmata vastklampt en van den modernen denker vergt dingen te gelooven die hij niet gelooven kan, is volgens Tolstoï een schreeuwende verminking van Christus' leer. In de plaats daarvan stelt hij zijn Evangelie, dat niets bovennatuurlijks bevat en slechts de effen, de eenvoudige moraal is van de bergrede. De menschheid moet gered niet door 't geloof, maar door een niet zichzelf zoekend handelen, door den triomf van den geestelijken mensch op den zinnelijken. De huidige samenleving, vooral de Russische, is enkel de verdrukking der volksmassa door een gering getal rijken; den grootsten misdadiger houdt hij voor een hoofdzakelijk produkt van de verkeerde sociale toestanden; het tegenwoordige, misdadige strafrecht dat een man veroordeelt na hem tot schelmerij te hebben gedwongen, zou hij vervangen door 5 geboden aan Mattheus ontleend en die alweer niet anders opleggen dan zelfverachting, zelfverzaking. - Philipp Langmann, een karakterschets door Fritz Lammermayer (Weenen). Langmann schreef, behalve weinig beduidende novellen en tooneeldichten, ‘Bartel Turaser’, een drama dat waardeering verdient. De personages ervan zijn proletariërs; 't stuk is vol van een treurige werkelijkheid en ontwikkelt zich uit 't gemoed zelf der op 't tooneel gebrachte menschen; in samenstelling, handeling en taal is er waarschijnlijkheid, natuurlijkheid en frissche eenvoud. - Der Verflogene Ruf, een der beste novellen van den pas genoemden Langmann - een eigenaardige schets die een kenmerkend voordeeld is van 's schrijvers ‘kleinkunst’. - Lieder eines Zigeuners, 5 gedichtjes van Georg Busse-Palma, in wien Wilhelm von Scholz een nieuwen, levensvollen en zelfstandigen dichter begroet. - Portugiesische Autoren, door Hedwig Wigger die ons met eenige jongere Portugeesche letterkundigen bekend maakt. 1 Maart 1900. Mehr Goethe, door S. Lublinski (Johannisburg). Dit is de beoordeeling van het boek: ‘Mehr Goethe’, geschreven door Rudolf Huch. Met het oog op den grooten Goethe, dien men meer zou dienen na te volgen, bindt Huch den strijd aan tegen de moderne letterkunde. Waar hij met de geestige scherts, die aan Lessing herinnert, de weinig beduidende | |
[pagina 522]
| |
schrijvelaars ongenadig uitkleedt, wekt hij bewondering; doch tegenover de führende Geister, waarvan hij slechts de bolster en niet de verborgen kern ontwaart, maakt hij een armzalig figuur. Wat hij over Ibsen zegt, houdt steek; wat echter Zola en Nietzsche betreft, daar misgrijpt hij zich deerlijk. - 't Boek van Huch is een ‘Reaktion im schlimmsten Sinne des Wortes’. - Zur Geschichte des Volkskalenders: Paul Seliger (Leipzich-Gautzsch) deelt eenige wetenswaardigheden mede over den volksalmanak in vroeger eeuwen (XV-XIX eeuw). - Dramaturgische Schriften: beoordeeling van boeken die handelen over tooneel. - Das Signal, een vertelling van W. Garschin. Neugriechisches Theater, door J.C. von Hösslin (Athene). 't Nieuw-grieksch drama laat tot nog toe weinig hopen; men bepaalt zich bij een doorgaans gebrekkige navolging van oud-grieksche en van vreemde tooneeldichters. Alleen de lichtere stukken, zooals de dramatische idyllen, kunnen misschien - ingezien den lyrischen aanleg der moderne Grieken - een zekere hoogte bereiken. 15 Maart 1900. Ein Gruss an Paul Heyse: hulde, in rijm en onrijm, waardoor eenige vrienden den 70n verjaardag van dichter Heyse's geboorte vieren (1830-1900). - Heyse und Fontane, aus dem Jahre 1859. De eerste toonde zich immer vriend en beschermer van den laatste. - Zur Geschichte des Volkskalenders, voortzetting en slot van Paul Seliger's artikel. ‘De bloeitijd van den eigenlijken Volksalmanak - die eens met den Bijbel de gansche huisboekerij van talrijke eenvoudige lieden in stad en dorp uitmaakte - is heden voorbij. Het dagblad en de goedkoope geïllustreerde schriften hebben den ouden, trouwen huisgenoot zoo niet geheel verdrongen, dan toch van zijn bevoorrechte plaats gejaagd.’ - Siebenbürgisch-sächsische Litteratur, door M. Berg (Budapest). In de Siebenburgsche fraaie letteren duikt er hier en daar een op die zijn individualiteit poogt te ontwikkelen; doch tot nog toe deed geen enkele zijn ‘Volkstum’ in den dienst der kunst treden; wel bracht eenieder de kunst in den dienst van 't ‘Volkstum’. Zoo heeft de geboortegrond bezieling en stof geschonken aan de drie grootsten onder de Saksische dichters: Michael Albert, den tooneelschrijver, Taugott Teutsch, den verteller, en Fr. Wilhelm Schuster, den lyricus. In de schaduw van dezen trits kiemt en bloeit ook een jongsaksische letterkunde die belangstelling verdient, alsmede een niet te verachten dialektische litteratuur. | |
Zeitschrift für Christliche Kunst, XII, 12.Mauss, De mantel van Hendrik II (slot) en daarnevens met 2 platen de zoogenaamde ‘Dalmatica van S. Lambertus’, te Maastricht. Dit unicum was tot heden slechts onvolledig besproken, door Didron, Bock en Willemsen. De stof is bepaald van oostersche afkomst en mogelijk van de 12e eeuw. De opsteller (Braun, S.J.) raadt tot voorzichtigheid in het vaststellen des tijdperks. Wij vinden hier verder eene belangrijke Bücherschau, waarin o.a. voorkomt eene beoordeeling van Gietmann's Allgemeine Aesthetik door Graeven, te Rome. - Het werk zal 5 banden omvatten. No 1 is onder bovenstaanden titel, alsmede No 3, Musik-Aesthetik, verschenen. - Het moet in ‘massvollem, gründlichem Sinn’ geschreven zijn. In 't algemeen is het tegen de Züggellosigkeit gericht. Wij komen daarop terug. | |
Stimmen aus Maria-Laach, 14 Maart 1900.Begin eener studie over Aug ust Reichensperger, door A. Baumgartner. - Waar zullen de priesters opgeleid worden, in seminariën of aan hoogescholen? In België wordt daar niet eens op gedacht. In Duitsch- | |
[pagina 523]
| |
land is dit eene veel besproken vraag. E.P. van Hammerstein wijdt hieraan een wel beredeneerd artikel Gedanken über die Vorbildung der Priester in Seminaren und auf Universitäten. Schrijver moet ‘den Seminaren entschieden den Vorzug geben vor den Deutschen Universitäten, wie sie thatsächlich sind.’ - Slot der studie van E.P. Schwarz over Die Karolinen. - Voorts Religiöse Bilder für das katholische Volk door E.P. St. Beissel. ‘Auch abgesehen vom erziehlichen Zwecke, dem Heiligenbilder doch dienen sollen, gilt selbst vom rein künstlerischen Stand punkt die Regel, man solle besonders in Dingen, die für das Volk bestimmt sind mit geringen Mitteln Groszes erstreben. Nur wer das Sinnenfällige auf das Nötigste beschränkt, ist ein groszer Künstler.’ - J.K. Huysmans und seine ‘Kathedrale’ door E.P.W. Kreiten ‘Hoffen wir dasz im nächtsten Bande Durtal mit dem gesuchten Geistesgleichgewicht auch das feine Gefühl für Kunstschönheit gefunden hat, so dasz er “der katholischen Partei” nicht mehr blosz durch übertriebene Vorwürfe, sondern mittelst einer Musterschöpfung die Bekehrung zur “Moderne” ans Herz legt.’ | |
Zeitschrift für die gesamte Staatswissenschaft (Schäffle). Tübingen.1900, Eerste aflevering: Trautvetter: De bierbereiding voor den Duitschen Reichstag. F. Pabst, over kommunale grond- en huislasten. Dr. C. Neuburg: het mijnwezen bij de oude Romeinen (Ie afl. 46-112, IIe 279-331), het eigendomsrecht, de wetten, de wijze van ontginning en den toestand der mijnwerkers. C.D. Carusso (I, 159-178) schrijft over grondeigendom en lasten op de krenten in 't hedendaagsche Griekenland. Tweede aflevering. Schäffle begint een werk ‘zur sozialwissenchaftlichen Theorie des Krieges’ (blz. 218-278) naar aanleiding van de Haagsche Conferentie. In dit eerste artikel breekt hij de stelsels van de vrienden der ontwapening af. Het is misschien der moeite waard, de opschriften zijner hoofdstukken mede te deelen: I. Einige Grundtäuschungen der Abrüstungsagitation. 1) Die falsche Grundvorstellung vom Frieden; 2) Die Sentimentalität im Abrüstungsgedanken; 3) Der Formalismus im Abrüstungsgedanken; 4) Die Unwirtschaftlichkeit des id.; 5) Die Undefinierbarkeit der Abrüstung; 6) Die Unkontrollierbarkeit der id.; 7) Die Schablonenhaftigkeit des Abrüstengsgedankens; 8) Die Unfertigkeit der Zeit zum allgemeinen Rüstungsstillstand; 9) Die Missachtung der Verfassungsungleichheit; 10) Die Missachtung der fortdauernden Kriegsgefahr; 11) Die Unverträglichkeit mit dem Gesetz der sozialen Entwickelung; 12) Die Utopie der absoluten gewaltlosigkeit mit der praktischen Folge einseitiger Weltübermacht. II. Ein tracht und Zwietracht in den sozialen Wechselwirkungen.
A.W. | |
Jahrbücher für Nationalökonomie und Statistik (Hildebrand-Conrad). Iena.Januari en Februari 1900 (blz. 1-33, en 161-216). Geschiedenis van den grondeigendom, door Felix Rachfahl. Schrijver onderzoekt Richard Hildebrands stelsels desbetreffende. Februari (216-226). Flesch: Der Schutz der Arbeitswilligen. Zur Entwickelung des Arbeitsvertrages.
A.W. | |
La Quinzaine, 1r avril 1900.Newman, sa vie et ses oeuvres, door Lucie Felix-Faure. Schrijfster wil ‘étudier moins le mouvement d'Oxford que la physionomie intime de Newman; moins son rôle extérieur que son histoire intérieure et que la | |
[pagina 524]
| |
prise que peuvent avoir sur les âmes de tout temps sa vie, ses pensées et ses oeuvres.’ Faguet eindigt zijne studie La liberté de l'Enseignement. Hij is groote voorstander van het vrij onderwijs, bijzonder van kleine collegiën, niet ver afgelegen van het huis van den student, ‘où il reste dans son atmosphère et dans son habitat naturel, où il demeure enraciné, c'est-à-dire fait de toute sa sève et de celle de ses ascendants et de ses proches.’ Hij betreurt het verdwijnen van ‘le vrai enseignement libre, celui des bonnes petites maisons locales, inspirées de l'esprit local, restreintes, modestes, à bon marché, paternelles et patriarcales, de celles qui existaient, si nombreuses sous l'ancien régime.’ Schrijver meent echter dat het Staatsonderwijs moet blijven bestaan: ‘Demain, par le coup de baguette d'une fée libertaire, supprimez l'Université d'Etat qu'arrivera-t-il après-demain? Les catholiques créèrent des écoles, les protestants créèrent des écoles, les franc-maçons créèrent des écoles; les municipalités des grandes villes, créèrent des écoles. Tous ces établissements seront des foyers d'instruction; mais surtout des foyers de propagande politique... Je sais très bien que “l'Etat” c'est le gouvernement et que le gouvernement, lui aussi, est un parti. Sans doute; mais il l'est moins qu'un autre. Il est forcé d'être modéré; il est prié d'être centre gauche ou centre droit, mais toujours central.’ - Vervolg eener novelle van J. Ph. Heuzey: Fils d'Abraham; van G. Batin L'Exposition de 1900. ‘On nous promet que l'Exposition sera grandiose, gracieuse, belle. Je crois qu'avant d'être tout cela, elle sera, surtout, immense. Et par là elle reflètera bien, en effet, l'une des folies de cette fin de siècle, l'amour du colossal, le respect de ce qui est démesuré, hors d'échelle.’ Voorts Le Chemin de la Croix door G. Fonsegrive en kronieken. | |
In La Science Sociale van Maart 1900,wil Edm. Demolins nog eens zijne zienswijze tegenover Transvaal wettigen. ‘Je suis heureux de constater, schrijft hij, que les dernières explications et appréciations que j'ai données ont rencontré généralement un accueil favorable.’ Ja wel, maar zooals wij het in een vorig nummer aantoonden, is Demolins achteruit geweken. In hetgeen hij nu nog beweert zijn twee punten te onderscheiden: ten 1ste, de Boeren zijn verachterde landbouwers of beter veehoeders, want zij bebouwen weinig of geen land; zij zijn nu wat zij twee eeuwen geleden waren; ten 2de, de wereld komt toe aan de besten, aan de bedrijvigsten, aan dezen die vooruit willen. ‘Je n'ai pas entendu prendre parti pour les Boers contre les Anglais, ou pour les Anglais contre les Boers, dans la guerre qui ensanglante actuellement le Transvaal. J'ai essayé, à propos de cette guerre, de déterminer exactement une loi sociale générale, qui fonctionne depuis l'origine du monde et en vertu de laquelle certains peuples sont évincés par d'autres... Aujourd'hui c'est en vertu de cette même loi que les Boers sont menacés. Alors, nous leur crions “casse-cou”, ce qui est le seul moyen par laquelle la science sociale puisse leur venir en aide.’ (Deze laatste bewering is waar voor de meeste gevallen; de eerste kan betwist worden.) Hij eindigt: ‘Tachez, au contraire, de tirer parti de ce qui arrive et de le faire tourner à votre profit... L'envahissement de votre territoire par cette innombrable population de mineurs agglomérés dans des centres urbains et qui surgissent comme par enchantement, peut provoquer une transformation de vos vieilles méthodes d'exploitation du sol. Ils vous apportent les débouchés qui vous manquaient pour substituer en partie la culture à l'élevage. Et quels débouchés! Une clientèle qui grandit de jour en jour, et qui paye sans compter, pour laquelle l'or n'a pas de valeur!’ De bekende Fransche Staalhuishoudkundige Paul Leroy Beaulieu | |
[pagina 525]
| |
schreef in zijn weekblad L'Economiste français van 3n, 10n en 17n Maart l.l., zeer belangrijke studiën over Engeland en de Boeren. Waarom werd de oorlog aangegaan? ‘Il appert depuis quelques jours avec une suprême évidence, que la guerre a été entreprise, non dans l'intérêt des mines, non pour les prétendus droits des uitlanders, mais pour établir d'une manière que l'on pense définitive l'hégémonie britannique dans l'Afrique Australe et pour supprimer l'indépendance des deux petites Républiques... Ce fou pervers de Chamberlain avait un autre dessein, qui était de se hisser au poste de premier ministre.’ Van nu af worden de onkosten beraamd op 2 1/2 milliard ‘mais si la guerre se prolonge, rien ne dit que l'on n'ir pas à 3 milliards, même à 4 ou 5 milliards. C'est l'inconnu.’ Hoe deze sommen betaald? Sedert eene halve eeuw hadden de Engelsche politieke mannen als oorbeeld zoo weinig mogelijk onrechtstreeksche belastingen te heffen. Zij overdreven zelfs hierin. Nu vallen zij in een ander uiterste, en om de onkosten van de grootheidspolitiek te dekken willen zij de mondbehoeften belasten, op eene wijze, voor Engeland, ongehoord. Engelands belang vergt den vrede. ‘Napoléon a remporté cent fois plus de victoires que n'en pourra remporter lord Roberts et n'a rien créé. Lord Roberts, si l'on ne compte que sur lui, ne sera pas créateur.’ - ‘Les succès du général britannique n'étaient pas et ne sont pas encore jusqu'ici tellement complets et décisifs que l'Angleterre n'eut un manifeste intérêt, au point de vue de l'avenir, à traiter avec les Boers sur la base d'une large autonomie administrative, en soustrayant par exemple du Transvaal le district de Johannesburg et en incorporant tout l'Afrique du Sud dans une Union donanière... L'Angleterre n'aurait pas besoin de stipuler le désarmement des Boers, question tres délicate et cause de froissements. Mais, par la nature des choses, ce désarmement s'effectuerait progressivement. Les Boers, en effet, n'ont pu se procurer tout le matériel de guerre dont ils disposent qu'avec les énormes redevances, directes ou indirectes, qu'ils tiraient des mines du moment que Johannesburg leur paierait seulement un tribut déterminé, raisonnable mais modique, ils ne pourraient pas renouveler cet armement... L'effet moral dans l'Afrique du Sud d'un règlement comme celui dont nous venons de parler serait considérable et durable. La race hollandaise, qui, somme toute, est et deviendra de plus en plus la race européenne numériquement prépotente dans l'Afrique Australe, serait sinon encore conciliée, du moins apaisée.’ | |
Annales des Sciences politiques. Maart 1900.Lezenswaarde studie van Paul Matter, over Les Ancêtres du chancelier de Bismarck. De oudst gekende der Bismarks was Herebord, rond 1270, prevost der kooplieden te Stendal. ‘Il représentait l'esprit de la bourgeoisie du temps, porté à l'indépendance et prompt aux querelles avec l'Eglise.’ ‘On est frappé de certains traits de familie qui se retrouvent chez tous les Bismarck et sont particulièrement marqués dans le caractère d'Otto. C'est tout d'abord le côté “Juncker”, du hobereau, grand chasseur, grand mangeur, grand buveur... Il est à noter en outre que presque tous ses ascendants ont été soldats et lui ont profondément imprimé un tempérament militaire... Soldats, les Bismarck ont toujours été profondément attachés aux Hohenzollern... Enfin, et ceci est plus profond, les Bismarck ont souvent eu le caractère fortement trempé du chancelier; de Rule au général Louis-Auguste, de Claus au colonel Auguste-Frédéric, on les trouve violents, brutaux, mais sachant ce qu'ils voulaient et y tendant de | |
[pagina 526]
| |
tous leurs efforts, malgré tous obstacles, brisés parfois, brisant plus souvent. Et cela encore est bien dans le caractère d'Otto de Bismarck-Schönhausen.’ | |
Le Correspondant. 25 mars 1900.Slot van het belangwekkend artikel over ‘Un Apôtre du Beau, François Rio.’ De aantrekkelijke, oorspronkelijke figuur van dezen Breton, dezen baanbreker der christene kunst in Frankrijk, is zeer levendig geteekend. - ‘Par un bonheur qui n'est pas ordinaire, il avait conquis à ses idèes toute une pléiade de femmes remarquables (te Londen) ‘Dans les sociétés où j'ètais présenté, dit-il, je trouvais le plus souvent quelque femme ayant lu le premier volume de l' Art chrétien.’ - Rio was in Engeland bevriend met Macaulay, Carlyle, O'Connell, Wellington, Gladstone en overal vonden zijne diep godsdienstige overtuigingen ‘un accueil respectueux et sympathique.’ Les lecteurs de Romans, par René Bazin. ‘Quel est le public naturel du roman? - Quelle valeur faut-il accorder, esthétiquement à la fameuse formule du roman ‘qui peut être mis entre toutes les mains’? ‘Il (le romancier) doit d'abord exprimer ou laisser transparaître une conclusion saine. Je ne dis pas une conclusion optimiste... Mais cette condition ne suffit pas. Je connais, vous connaissez tous, de détestables livres, qui ont un excellent chapitre trentième... Obligé de dire le mal, il (l'écrivain) doit en éveiller l'idée sans en éveiller le désir... Le seul guide qui ne trompera pas, c'est une conscience affinée, respectueuse des âmes, et, pour tout dire le tout chrétien, de l'auteur.’ Le journal d'un assiégé de Ladysmith, par J. Delaporte. ‘Le 25 janvier mourait à Ladysmith. M. Georges Warrington Steevens, rédacteur à la “Pall Mall Gazette” et à la “Morning Post,” auteur de quatre livres. Le Pays du dollard, l'Egypte en 1898, Avec Kitchener à Khartoum et De Capetown à Pretoria, ce dernier hélas! interrompu par la mort.’ | |
The Nineteenth Century. A Monthly Review. London.In de vier eerste nummers van 1900 komen een twintigtal artikels over den oorlog voor, meest door officieren geschreven, en betreffende de macht en de herinrichting van het Engelsche leger. Rev. Dr Wirgman, uit Afrika, onthult (Januari, blz. 41-51), in een nog al onbelangrijk artikel, de ‘Zuid-Afrikaansche samenzwering tegen het Britsch bestuur’. Reeds voor 20 jaar, zegt hij, waren de Afrikaanders er op uit, de Union Jack in Afrika neder te halen. - In dit opstel willen wij twee beoordeelingen van een Engelschman vergelijken bij die van vreemden. Volgens Dr Wirgman deed de Jameson Raid veel goed: 1. Hij hield het tot stand brengen tegen van eene Cosmopolitan Uitlander Republic van Transvaal, welke een onoverkomelijke hinderpaal ware geweest voor de vereeniging van geheel Zuid-Afrika onder Engelsche vlag; 2. Hij belette het rijp worden van kuiperijen tusschen Transvaal en eene Europeesche Macht, die Engeland in Afrika hadde ondeimijnd. Pierre Leroy-Beaulieu, in ‘Les nouvelles sociétés Anglo-Saxonnes’ schrijft gansch anders (blz. 316-334) en acht dat ‘la faute colossale de l'expédition Jameson a détruit tout espoir d'entente’. Betreffende de personen is het oordeel al even uiteenloopend. De Engelsche dominee verklaart dat Zuid-Afrika eeuwig dankbaar zal wezen jegens drie mannen: M. Chamberlain, den eersten minister van koloniën die op de hoogte zijner taak is, en zijn macht heeft gebruikt zonder zich te laten afschrikken door Downing street en de partijen; Sir Alfred Milner, die om zijne verduldigheid, verdraagzaamheid en macht tusschen de staatslieden van eersten rang moet geteld | |
[pagina 527]
| |
worden; Cecil Rhodes, die zich onbaatzuchtig gansch aan Afrika toegewijd heeft, ‘and who in the present crisis has used his remarkable political insight in standing absolutely aloof from all controversy in the strength of silence.’ Hier zijn we verre van het oordeel dat Paul Leroy-Beaulieu velt in ‘L'Economiste Français’ van 3 Maart: ‘ce fou pervers de Chamberlain’. Als men deze vergelijking onthoudt, staat men gek te kijken bij den lof dien Chamberlain en Dr. Wirgman over Cecil Rhodes spreken: ‘Wanneer, in latere jaren, de geschiedenis zonder drift geschreven wordt, zal de waarheid uitschijnen van M. Chamberlain's woorden, dat Cecil Rhodes de groote krisis zijns levens smetteloos heeft doorworsteld, ‘that Mr. Rhodes passed through the great crisis of his life with unstained personal honour.’ In het April-nummer (603-609) vraagt graaf Camperdown, na zooveel anderen, wie voor den oorlog betalen zal. Soortgelijke artikels zijn reeds verleden jaar in hetzelfde tijdschrift verschenen. Wie daar meer van wil lezen, neme de tijdens den oorlog wekelijks verschenen opstellen in ‘The Statist’ en ‘The Economist’. (Terloops vermelden wij, betreffende Transvaal, de merkwaardige artikels van Paul Leroy-Beaulieu in ‘l'Economiste français’ van 3, 10 en 17 Maart: hij vraagt de onafhankelijkheid en den vrede. Het Nederlandsch element zal eindelijk toch in getalsterkte, na de mijnkoorts, de overhand hebben; en vrede en vriendschap tusschen de twee volksstammen is in die gewesten hoog noodig.) De godsdienst wordt tweemaal (Januari-Maart) behandeld door St George Mivart, die, zooals men weet, de katholieke kerk vroeger bijgetreden en nu afgevallen is. Hij verklaart dat de wetenschap niet kan samen gaan met de Roomsche leer en voorspelt den val van het pausdom, voornamelijk uit oorzaak van het dogma der onfaalbaarheid. Father Clarke, S.J. antwoordt daarop in het Februari-nummer, en drukt erop, dat het gevaarlijk is, over godgeleerdheid te schrijven, wanneer men zelf zijne onkunde in deze wetenschap bekent. R.E. Dell (April 669-684) treedt nagenoeg de zienswijze van St. G. Mivart bij. Op letterkundig gebied vinden wij in 't eerste nummer een opstel over de wijzigingen en verwringingen der Anglikaansche kerkhymnen. Sidney Lee (p. 146-156) vraagt dat de Shakespeare-vertooningen te Londen minder zeldzaam, maar vooral minder kostelijk zouden zijn als tooneelschikking. 't Gaat er tegenwoordig toe alsof de liefhebber van 't theater hoofdzakelijk naar het werk des schilders moet zien, en het stuk slechts dient om de schilderijen uit te leggen. - Miss Hermione Ramsden handelt (Februari, 279-297) over het nieuw mysticism in Scandinavia, J.H. Choate (p. 304-307) over ‘Harmonic Literature’ voorstellende groepen bijvoeglijke naamwoorden, onder malkander, als accoorden, voor het naam woord te stellen. - Miss Robinson (April 652-662) levert eene aangename letterkundige studie over ‘Kleine Johannes’ van Van Eeden. - Een Duitsch gedicht van Carmen Sylva over Westminster abdij (blz. 612-616), met Engelsche vertaling. Geschiedenis: ‘Ancient Egyptian ceramic Art’ (Febr. 308-320) door Henry Wallis; ‘Cromwell's Constitutional Experiments’ (Maart, 443-458) door J.W. Wallis; ‘The Story of the Bulwer-Clayton Treaty’ (ibid. 498-509) door Benj. Taylor. In het Apnl-nummer (637-651) een artikel van Giac. Boni betreftende de uitgravingen op het Forum te Rome.
A.P.W. | |
Civilta cattolica. 3 Maart 1900.La perdita dell, unita intellettuale nel mondo civile. Het verlies der gedachteenheid is het erf dat de 19de eeuw aan de | |
[pagina 528]
| |
20ste overlaat: verdeeldheid in gedachten en bijgevolg in werken en streven. Vooreerst vertoont zich de verdeeldheid op godsdienstig terrein: 't zij nopens het bestaan éener godsdienstige maatschappij met eigen organismus, 't zij nopens het hoofd dierzelve. Verder verdeeldheid op politiek gebied door het invoeren van het Staatsliberalismus (einde der 18de eeuw) dat alle christen princiep verloochent. - Verdeeldheid op terrein van onderwijs, tot zooverre dat men gekomen is tot het uitdenken eener dubbele zedenleer: de individueele en de politieke. - Gedachten verdeeldheid zonder perk of paal onder de volksmassa, in dagbladen en schriften. De natuur nochtans, beginsel van eenheid, drijft tot eenheid: daarom ook nemen de wereldlijke maatschappijen ‘per opportunita’ eenige gemeene princiepen aan. Hoogst tegenstrijdig zijn zeker deze feiten, te meer daar op sociaal en politiek gebied overal eenheid wordt beoogd: getuigen daarvan het Panslavinismus en Pangermanismus. Alleen de Katholieke Kerk heeft ongeschonden hare eenheid van geloof bewaard, dank aan de eenheid van haar hoofd. Il concordato fra il primo console e Pio VII. Rottura e ripresa delle trattative pel concordato (maggio 1801). De schrijver onderzoekt de oorzaak der moeilijkheden tusschen Parijs en Rome ontstaan. De Fransche gezant Cacault was oorzaak der vertraagde verzending der conventie naar Parijs, en niettegenstaande zijne belofte had hij naar Parijs inlichtingen gezonden aangaande de wijzigingen aan het concordaat toegebracht. Kardinaal Consalvi bewijst zijne openhertigheid en goeden wil in die onderhandelingen tegen de hem toegestuurde beschuldigingen. Daar Pius VII zich standvastig toont tegenover de bedreigingen van den 1sten consul, doet Cacault een nieuw voorstel: kardinaal Consalvi vertrekt naar Parijs om uitleg te geven over de handelingen van den H. Stoel. Presentimenti e telepatie. Schrijver doet voort met de valsche stelsels te weerleggen. Het systeem der ‘chiaroveggenza fisiologica’ duidt zelfs geen schijn van oorzaak aan. De ‘chiaroveggenza iperestetica e isterica (het natuurlijkste zoo het eenige mogelijkheid had) strijdt met de physiologie en de gezonde rede. De ‘chiaroveggenza psichica e somnambolica’ steunt op de veronderstelling dat ‘zekere personen gedurende den slaap het vermogen bezitten op verren afstand te zien en te voelen.’ Steunt een systeem dan op veronderstellingen en niet meer op bewijsredenen? Eindelijk wordt het ‘sdoppiamento della psiche’ als valsch verworpen. Wisten zijne voorstanders ten minste te zeggen wat zij door ‘psiche’ verstaan, nog zou die verdubbeling der zoogenaamde ‘psiche’ tegen al de vaste beginselen der zielkunde strijden. Met een woord, de ‘chiaroveggenza’ onder al hare vormen is een samenweefsel van ongegronde veronderstellingen en drogredenen. 17 Maart 1900. Religione e civilta nel socolo che muore. De 19de eeuw is gekenschetst door den strijd tusschen godsdienst en beschaving: beschaving opgegroeid uit de kiemen der zoogenaamde ‘vrijheid’ die het einde der 18de eeuw in het leven riep. Tegen de Katkolieke Kerk alleen wordt die strijd gevoerd omdat zij alleen op speculatief en praktisch gebied, door hare onveranderlijke geloofswaarheden en zeden-princiepen de nieuwe vrijheid tegenwerkt: nieuwe vrijheid die niets anders is dan algemeene onafhankelijkheid van alle gezag, van alle waarheids- en gedragsregel. Daarin ligt de oplossing van den godsdienststrijd. Eeuwige | |
[pagina 529]
| |
strijd volgens Christus voorzegging - eeuwige verijdeling van de pogingen der goddeloosheid tot straf van 's menschen waanzin en glorie van den Schepper. Della stela del Foro e della sua iscrizione arcaica. Schrijver zet de bespreking voort van het monument en het opschrift in het Forum ontdekt. Hij doet eerst uitschijnen dat het eene dwaling is dit opschrift alleen als grondsteun te doen dienen der geschiedkundige gevolgtrekkingen, wijl men uit dit opschrift, gezien zijnen huidigen staat, geene geschiedkundige zekerheid kan putten. Vervolgens deelt hij mede welk de uitleg is van het opschrift, gegeven door de Prof. Ceci, Camurini, Comparetti, Romarino, Gatti, Pais, Halkin en Dr. Enmann. Zij meenen dat het monument dagteekent van tusschen de 7de en 4de eeuw vóór J.C. Prof. Ceci is de eerste die door minister Bacelli met de studie van het opschrift is gelast geweest. In een volgend nummer zal schrijver de opwerpingen, zoo taalkundige als geschiedkundige, aanhalen en bespreken die tegen de verklaring van Pr. Ceci gedaan zijn. Roma nell' anno giubilare 1300. Na in een vorig nummer het ontstaan te hebben onderzocht van het vieren van het jubeljaar 1300, geeft de schrijver thans eenige hoogst belangrijke aanteekeningen over het vieren zelf van het jubeljaar, over den grooten toeloop der bedevaarders uit de verschillende streken van Italië en van den vreemde, vooral uit Hongarië en Gremanië, over de mildheid der bedevaarders, en over de vermindering der bezoeken aan de basilieken, door Paus Bonifacius toegestaan.
A.V. |