Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 476]
| |
Kunstwerken van ‘libre esthétique’.Wij hebben, getrouw aan de kenspreuk ‘Onderzoek alles en behoud het beste’, ons gehaast de uitzet (d.i. tentoonstelling) der jonge kunstoefenaren te bezoeken, welke meenen door libre esthétique iets nieuws gevonden te hebben. 't Is ook waarlijk iets nieuws wat zij geven. Nadat wij nu sedert die verwenschte, ‘duistere’ tijden van Fra Angelico en Memling eindelijk voor goed meenden gevonden te hebben, hoe men de horizontale lijnen der natuur op een perpendikulair paneel of doek kan afbeelden, zoodat men meent zich in 't afgebeelde landschap of de kamer te bevinden, roepen de jongelieden ons toe, met minder recht dan Archimedes: ‘Wij, wij hebben het geheim der kunst, der afbeelding gevonden! Heurijka!.. en vertoonen dames en heeren op hellende vlakken, dat men er duizelig van wordt. ‘Weg met die nieuwe vindsels, welke men perspectief noemt.’ Ja zelfs: ‘Weg met teekening, met koloriet, even aantrekkelijk voor 't oog, als waar... Victor Hugo leve! Hij heffe den standaard op van Notre Dame de Paris en roepe uit: ‘Le laid c'est le beau.’ Leve de anarchie! Recept. Ga heen en neem een vlak, een plakkaat, 't zij zwart, 't zij rood, zonder nuance, zonder weerschijn, die aan plooien van een kleed kunnen doen denken, zet er een kop of een paar armen op, zonder u om teekening te bekommeren, en gij hebt, datgene wat wij tegenwoordig schilderij noemen. | |
[pagina 477]
| |
Is dit mis gezien? Hoe komt dan de heer Evenepoel, die toch wel talent heeft, een rechtaf misselijk café d'Harcourt te .... smeeren,.... of de sukkelige invaliden, of de vervelende wandelaars in het bois de Boulogne? Zijn Espagnol is goed geslaagd, maar welk een Reus! Hoe komt monsieur Louis Valtat tot de comble van abomination? Hoe durft hij aan salon-bezoekers van goeden smaak zijn slecht geteekende en in het geheel niet geschilderde maar vuil geplekte Jardin du Luxembourg voor te zetten? 't Is een oprechte moquerie, eene bespotting van 't publiek, dat twee franken heeft betaald (catalogue compris). Hoe kan Buysse den weg inslaan van totale valschheid van licht en kleur, indien hij de anarchistische teugelloosheid niet hoog verhief? Wat kan den begaafden Ensor verleiden eene horreur te leveren als het ‘stille leven’ van no 94; een ‘stil leven’ waarbij ons een zurig hart water in den mond stijgt, en coquilles, die wij toch honderd maal liever ongeschilderd op het strand vinden? Waartoe dient toch zulk eene schilderkunst? Is het misschien l'art pour lard? Dan zou Heine zeggen: ‘Besser ein Laus im Kraut als gar kein Speek!Ga naar voetnoot(1) Zelfs de gracieuse schilderes Emma Verwee laat zich bewegen aan haren Pasteur de Ste Anne de kleederen in eene groote zwarte, kleurlooze vlek te veranderen. De kop is fijn getint. Men bemerkt het doel, en dat ontstemt. Geef dan eenvoudig een kop op zwarten grond, maar misken de natuurwaarheid niet, om de fijnheid van uw penseel te toonen. Laat dat geplek over aan de verdraaide, onmogelijke figuren der aanplakbrieven, er op berekend om alleen 't oog te trekken. | |
[pagina 478]
| |
Alweer, welk eene afdwaling! Voor twintig jaren had men geheel het verstand en begrip voor decoratieve schilderkunst verloren, totaal verloren (vitraux compris). En nu wil men zijne schade inhalen? Nu misbruikt men die vlakke schildering op alle wijzen, waar 't niet te pas en komt. Wanneer wij nog hier en daar een blik slaan op 't gebodene, noemen wij den indruk liever ‘te-leur-stelling’ dan ‘tentoonstelling’. De beeldwerken winnen eigenlijk de palm. Daarin kan een kunstenaar zich niet zoo bandeloos toonen. Het versieringswerk wordt evenwel ook hier niet begrepen. Daartoe is de fries van het parthenon nog niet genoeg bestudeerd. Cornette's Abdis is eene waardige kop, al ziet zij er ook een weinig sfinxachtig uit en is wat reuzig opgevat. Maar eerst nog een paar schilderwerken. Die Zieleliefde van Delville is een ei-schildering - daarom goed in den vastentijd! Jean Delvin heeft zijn best gedaan met zijn stiergevechten. Het werk is een goede academische proef; zij ware op kleine schaal te verkiezen geweest. De eaux-fortes van Mme Destrée-Danco verdienen vermelding wegens strekking en uitvoering. Leon Frédéric houdt zich staande in zijn verworven roem, al kan ons de appelboom niet boeien en schijnen ons de zingende bloemen toch wat te poëtisch van onderwerp voor de studieachtige uitvoering. Gelijk Frédéric een minnaar van de krasse klaarheid is, bemint Heymans daarentegen den onzekeren nevel. Hij toont ons twaalf werken, daaronder is zeker Le Réveil (de la nature?) een der best geslaagde. Wat al te nevelachtig is waarlijk Clair soleil matinal. Maar nevel-poëzie is tegenwoordig nog mode.... ten minste in de dichtkunst. Diezelfde mode wordt gevolgd in Hazledine's, anders niet onpoëtisch Boerenbinnenhuis | |
[pagina 479]
| |
Isaac Israels Koningsplein draagt, daarentegen, in zijne vaag-bruine tint, het karakter der waarheid, maar.... bij nevelachtigen dag, die de vroolijkheid uitsluit. De kleurnuance is hier hoofdzaak! De proportiën zijn klein, doch beter aldus dan de levensgroote, voor onbeduidende onderwerpen, gelijk de kruiwagen van Eugeen Laermans, waarvan wij evenwel de jeugdige kracht van vinding en kleur bewonderen. Max. Luce geeft ons de kracht van 't vuur in de ijzerfabrieken, te zien, helaas, zich met geel en rood onophoudelijk herhalend, terwijl hij in 't goede portret van Cross, al te zeer toont dat hij ook wel blauw in blauw kan schilderen. De portretten van R. Picard verraden karakter, al is het Enfant debout nog geen Van Dyck. De huizen van Pirenne zien er woonachtig uit, en dat is al veel. Men zou er gaarne binnengaan met het konijn van Pirie, uit gezelligheid. Het pastel-bad van Roussel is weer een klein, klein beetje moquerie, evenals de goddelijke (!) Diana van den Munchener Schuster-Woldan. Wij kunnen gerust zeggen dat de Spanjaard Zuloaga den vogel afgeschoten heeft, en weten niet waarom hij zich in dit anarchistisch gezelschap bevindt. Daags vóór 't stierengevecht is eene prachtige voorstelling, levensgroot, al zijn de figuren ook een weinig levenloos en schijnen portretten. De teekening is waardig (adres aan onze jongelieden), de kleur waar en gevarieerd. Wij vinden van Zuloaga 5 werken, die allen portret genoemd worden. Ten slotte een krans aan Const. Meunier's beeldwerk, voor onze tentoonstellers eene uitmuntende les.
De Tichelaar. |
|