Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||
Germania. Februari 1900.G. Seghers zet zijn opstel voort over De Nationale Opvoeding. ‘In dit opzicht hebben wij hier te lande dingen zien gebeuren die overal elders onmogelijk zouden zijn: leesboeken, bijna uitsluitelijk aan wetenschappen gewijd, zagen het licht, en werden schier algemeen ingevoerd, in strijd met de wezenlijke belangen van het onderwijs.... Het leesboek moet een waar handboek van vaderlandsliefde en nationaliteit zijn.’ ... ‘De opvoedende waarde van het zingen kan nauwelijks overschat worden. “Einen Schulmeister, der nicht singen kann, den sehe ich nicht an” zegde reeds Martin Luther.’ ... ‘Een geregelde leergang van historie is in de meeste onzer volksscholen onzin.... Wat gedaan kan, en moet worden, is de kinderen met de grootste mannen bekend maken, waarop ons vaderland trotsch is.... Pieter De Coninck en Artevelde moeten voor onze leerlingen steeds ideale helden blijven. Doch daarnevens mogen onze kunstenaars niet worden vergeten. Het is waarlijk wonder, dat dezer namen bijna nergens genoemd worden.’ - Politische Betrachtungen zur Niederländischen Frage, besonders zur Zollpolitik Belgiens. Vom geschichtlichen Standpunkte. Vervolg der studie van Dr. B. Hilliger. - Lezenswaard artikel van A. Prayon van Zuylen, Talenstatistiek, weerlegging van de bewering van het Volksbelang (6 Januari 1900), als zou het Vlaamsch of Nederlandsch als bestuurtaal door 73,480,000 menschen gebezigd worden, en de 3e plaats innemen, zelfs vóór het Duitsch en het Fransch. Het Nederlandsch is bestuurtaal voor 49,521,321 menschen en komt als zulkdanig op de zesde plaats, na het Engelsch, het Russisch, het Fransch, het Duitsch en het Spaansch. ‘De uitgestrektheid van het bestuurlijk gebied eener taal is echter geen zeker criterium der volstrekte of der betrekkelijke belangrijkheid ervan. Die belangrijkheid is wezenlijk afhankelijk van het getal menschen, welke de taal spreken, dus, in de eerste plaats, van het getal dergene, die haar heden reeds gebruiken, vervolgens van de vraag of dit getal vermoedelijk zal vermeerderen -, en hoe gauw.’ ‘Tegenwoordig spreken er
Nederlandsch 11000000, namelijk in Noord-Neder- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||
land 5,000,000; in Belgie 3,900,000; in Zuid-Afrika 1,200,000; in Frankrijk 500,000; elders 400,000.’ Aangaande de toekomst elker taal: het Angel-Saksisch ras vermenigvuldigt zeer snel en beschikt over de beste colonies de peuplement der wereld, het getal Engelschsprekenden vermeerdert telken jare met minstens een drietal millioen; voor het Russisch staat een bijna even groot uitbreidingsgebied open; bij de Spanjaarden en bij de Portugeezen is de natuurlijke aanwas der bevolking betrekkelijk gering; met Frankrijk is het nog erger gelegen; gebrek aan buitenlandsche bezittingen belet de uitbreiding van het Italiaansch; hetzelfde geldt voor het Duitsche volk. Wat het Nederlandsch betreft ‘de emigratie uit Noord- en Zuid-Nederland naar het Neerlandschsprekend Zuid-Afrika te richten is (dus) met het oog op de ontwikkeling van onzen stam en op de verspreiding van onze taal, als 't ware eene levensquestie geworden.’ - Arthur Wing Pinero und das englische Drama der Jetztzeit door Dr. P. Hamelius. - Over Weerloosheid, vervolg der studie van Dr. H.v.Z. - Zur deutschen Flottenvorlage ‘Der Katholizismus Deutschlands befindet sich im Vergleich zu den anderen, selbst ganz katholischen Länder, in einen fürstlichen Stellung, an ihm wird es liegen, sich dieselbe durch weise Mässigung und Bewusstsein zu erhalten.’ | |||||||||||||||||||||||||
De Vlaamsche Kunstbode. Februari 1900.Verwoest Geluk, novelle van Frans Zand: versleten onderwerp niet slecht ingekleed. - Verzen van Jan Bouchery en Jacob Stinissen. - Drie fabels, in proza van Reimond Stijns. - Slot van De Familie van Lierde, tafereeltjes uit het leven van een Werkersgezin door Joz. van Hoorde. - Vervolg van eene vertaling van Weber's Goliath door A. Desmet. Uit het Vlaamsche Kamp door L. Opdebeek. Voorts boekbeoordeeling en kroniek. | |||||||||||||||||||||||||
De Taalstrijd hier en elders. Januari en Februari 1900.Verslag over de J.F. Willems' feesten te Gent (27 Oogst 1899) met plaat verbeeldende het gedenkteeken. Feestlied door E.H. Dr. Claeys, de redevoeringen van hoogl. Obrie, burgemeester Braun en burgem. Jan Van Ryswyck. - Onze taal in het Leger, wet inhoudende titel II van het wetboek van strafrechtspleging voor het leger. - Het Nederlandsch dagbladwezen buiten Europa. - Onze taal in het Rechtswezen. Burgerlijke zaken. - Onze taal in het Onderwijs. Hooger onderwijs. Brieven van M. Buls betrekkelijk eene Vlaamsche Hoogeschool. Lager en Middelbaar Onderwijs. Toestand in de Antwerpsche scholen. - Taalverdrukking in Pruisisch-Polen; verduitsching van Sleeswyk-Holstein; Duitsche scholen in den vreemde. Slot van Lod. Melis studie over De Verduitsching van Zuider-Jutland. | |||||||||||||||||||||||||
Het Katholiek Onderwijs: Maart 1900.In deze aflevering: De vingeren op het klavier door P.D.W., en 10 bladz. schoolnieuws. | |||||||||||||||||||||||||
Vlaamsche Zanten. Maart 1900.Het Hof ‘Van der Linden’, door Vrouw Weyn, vervolg. - De Donder en Bliksem in het volksgeloof door J. Van Vlierberghe, vervolg. - Onze herbergen in de XVIe eeuw door J. Van Vlierberghe, vervolg. - Het Kruis bij den Vlaming. - Bijdrage tot den Algemeenen Taalschat. De schoenmakersstiel door H. Heyman. | |||||||||||||||||||||||||
Christene School. 15 Februari 1900.Volksonderwijs door Dr. Fr. Meeus. Tuchtstraffen (lichamelijke), omzendbrief van den Pruisischen Minister van onderwijs. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||
De Kleine Bode van het Allerheiligste Sacrament.Geillustreerd orgaan van de Congregatie der Geestelijken van het Allerheiligste Sacrament, 1e jaarg., nr 1. Januari 1900. Abonnement 1.50 fr. voor België; 2 fr. voor den vreemde. Brussel, 205, Waverschen Steenweg. | |||||||||||||||||||||||||
Biekorf.Het tweede nummer begint met een aardige bijdrage over 't geloof van vele Vlaamsche kleine menschen, winkeliers vooral, over den invloed eener goede of kwade handgift op den verkoop van den dag of van 't jaar. - Het derde nummer brengt het eerste gedeelte van een onuitgegeven Brusselsch fragment van Maerlant's Spiegel historiael (uit de 3e partie, 106 verzen uit het slot van 't VIe en 't begin van 't VIIe boek). Schoone verzen van Horand over Lampernisse. Uit Leuven, een kort verslag over de Rede door E.H. Doom gehouden, op verzoek der Westvlaamsche studenten, onder een plechtigen dienst ter zielelaafnis van G. Gezelle. - In beide nummers zet E.H. Mervillie zijn vertaling van Longfellow's Evangeline voort, waarbij streng 't gebruik wordt vermeden van elk niet zuiver Dietsche uitdrukking. | |||||||||||||||||||||||||
De Vlaamsche School.De afleveringen van September, October, November en December vormen éen prachtig Van Dycknummer, waarin de schoonste stukken der Van Dycktentoonstelling te Antwerpen, gereproduiseerd zijn. Belangrijke bijdragen van Pauw; A.W. Sanders van Loo, enz. Een kunststuk den uitgever Buschmann weerd. | |||||||||||||||||||||||||
Durandal. Janvier 1900.L'abbé Henry Moeller Notre salon d'art religieux ‘Une pensée nous a dominée dans l'organisation de notre salon, celle d'encourager les artistes, surtout les jeunes, s'adonnant à l'art religieux. A peine s'occupait-on d'eux jusqu'ici.’ - Edmond Joly, Le salon d'art religieux, overzicht der tentoongestelde schilderijen. - Goede verzen van M. Olivaint; verder ook verzen van Thomas Braun en Julien Roman. La Bonté du malheur, fragment, van F. Severin, niets bijzonders. - Au Souvenir d'Octave Pirmez van baron José de Coppin, ter gelegenheid der nieuwe uitgave van Pirmez' werken. ‘Il a conquis tous les suffrages intelligents, et l'on peut l'affirmer sans être accusé de complaisance: son oeuvre est aujourd'hui hautement appréciée; après une épreuve d'un quart de siècle presque, elle reparaît dans une gloire posthume que la modestie de l'auteur n'avait ni espérée, ni prévue.’ Elk werk wordt kort ontleed. - In Quelques pages sur la Formation chrétienne d'une Femme catholique par Madame Marie du Sacré-Coeur, begint de gravin Liedekerke de ontleding van het veel besproken werk der Fransche kloosterzuster. Wij nemen eene aanhaling over die 't werk kenschetst. ‘Disonsle simplement, le but final de toutes nos leçons devrait être de créer à la femme une individualité, un caractère; de lui apprendre de bonne heure de penser par elle-même, sans avoir besoin de recourir sans cesse à ces personnalités d'emprunt, qui, changeant avec les circonstances, la dispensent toujours de vouloir. Aujourd'hui c'est la mère, demain une maîtresse quelconque, après une amie, puis un mari avec ses imperfections, ses défauts, quelquefois même ses vices. Nous ne prêchons la désobéissance ni contre les parents, ni contre le mari, nous prêchons la liberté morale, l'autonomie des âmes.’ Un poète chrétien du Moyen âge, door Ed. Ned, naar aanleiding van de schooluitgave, Les Proses d'Adam de Saint-Victor, door E.H. Legrain. André Van Hasselt, door J. Roman. ‘Précurseur des poètes qui fleurissent il y a vingt ans. Pierre l'Ermite de la croisade littéraire, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||
on pourrait dire qu'il fut notre initiateur à un art vivant, rompant avec tont ce qu'avaient produit les esprits plats.... La Jeune Belgique, par sa manifestation de 1884, se placa avec amour filial et reconnaissance sous son patronage vénéré; voorts Mystiques contemporains Eduard Schuré, door G. Héry; Pages catholiques, door Arn. Goffin, naar aanleiding der uitgave van E.H. Mugnier, die onder dezen titel En route en Cathédrale van Huysmans met eene goede inlichting heeft laten verschijnen; - en 6 prachtige bladzijden over Guido Gezelle, van Firm. Van den Bosch. ‘Pour celui qui veut faire de la féconde critique comparative, ces deux noms - Lamartine, Verlaine - s'évoquent d'eux-mêmes, spontanément et successivement, à la lecture des poèmes du maítre flamand; et selon que Gezelle interprète la nature ou glorifie la religion, ce sont les enchantements des Méditations et des Harmonies que nous revivons dans un cadre proche et connu, ou ce sont les émotions intimes de Bonheur et de Sagesse!’ | |||||||||||||||||||||||||
La Revue générale. Mars 1900.La Nouvelle Fabrique des excellents traits de Vérité; reeks aantrekkelijke fabels in proza met welgepaste zedeles. - Henri Davignon geeft het slot van zijne lezenswaarde studie Le Drame dans Molière. - Nos Billets de banque van prof. Ed. Van der Smissen. - Art et Socialisme door C. Smeesters, goed antwoord aan den socialist-artist M. Destrée, die in het Belgisch parlement uitriep ‘Votre art se meurt avec votre foi.... Mais chez nous on trouve encore des croyants. Chez nous brûlent des âmes ardentes, passionnées pour l'apostolat et la propagande comme jadis chez vous; de ces ferveurs, comme jadis des votres, sortiront des expressions d'art nouvelles!’ - Socrate et la réforme sociale au Ve siècle en Grèce door Henri Francotte ‘L'organisation sociale et l'organisation politique que la démocratie avait données à Athènes, Socrate les acceptait: il conseillait à ses élèves de s'y rallier franchement, comme lui-même l'avait fait; mais ce dont-il voulait surtout les persuader, c'était de la nécessité de reconnaître et d'accomplir les devoirs que cette organisation leur imposait. Les classes dirigeantes voudraient-elles ou non répondre à leur nom? tel était pour lui le problème de l'avenir, et il fit ce qu'il put pour les élever jusqu'à la hauteur de leur mission. N'est-ce point aussi, somme toute, le problème de l'heure présente.’ Louis de Tréderne geeft het slot zijner novelle Une rançon. - Schoon artikel van Cr. Van Overbergh La Géographie et la plus grande Belgique. Alle landen zoeken uitwegen voor hunne overbevolking en hunne nijverheid. Ook Belgenland. Waar zullen onze kinderen heen trekken, naar Congo, Zuid Afrika, Canada, Argentina enz.? Hoe zullen zij weten waar naar toe! Tot hiertoe was in onze hoogescholen het onderwijs in de aardrijkskunde een zoo weinig belangrijk leervak. Het koninklijk besluit, door het Staatsblad van 21 Februari 1900 veropenbaard, zal den toestand veel verbeteren. Voorts Lettre de Paris, Chronique sociale en Revue littéraire mensuelle. | |||||||||||||||||||||||||
Neerlandia. Febr.Ditmaal een leus van Karel Van Mander, dien Noordnederland met evenveel recht als Vlaanderen onder de zijnen mag rekenen: Soo wie verbreedt de tael van 't Vaderlandt,
Verdient soo veel als die de grensen breeden.
De afl. is versierd met twee portretten van Holland's onlangs gestorven vechtgeneraal Karel van der Heyden. Zij bevat een brief- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||
wisseling uit Zuid-Afrika, een maandkroniek uit Nederland, een zeer afgewisseld overzicht over de Vlaamsche toestanden, verschenen boeken, enz. door H. Meert. Coers' liederboek voor Groot-Nederland wordt in de Boekbespreking warm aanbevolen. | |||||||||||||||||||||||||
Taal en Letteren. 15 Febr.Bevat beschouwingen over Taal, Spraak, gemeenlandsche Taal enz. door Buitenrust Hettema; - een studie van Dr. G.A. Nauta over eigennamen die appellatieven geworden zijn; een groot getal voorbeelden van woorden, welke het land, 't gewest, de plaats aanduiden waar iets vandaan komt: spinazie, kastanje, beteunia, koper, azuur, bajonet, perkament, bogger, vauxhall, casino, patois, enz. enz.); - van Prof. Gallée mededeelingen over phonetische proefnemingen à la Rousselot, vooral over den betrekkelijken duur van zoogenoemd lange en korte vocalen. | |||||||||||||||||||||||||
De Gids, Maart 1900.Greuten Broos, novelle van Cyriel Buysse, wat grof in 't begin, gemoedelijk op 't einde. - De ‘eereschuld’ in het Parlement. Pleidooi van Mr C. Th. van Deventer, in zake van Nederlands financieele verplichtingen tegenover Indië. - W.G. van Nouhuys geeft ons daarna eene ontleding van Giovani, Goliardica, anders gezegd: een gedicht van vagebondeerende studenten, van den jongen Italiaanschen dichter Guiseppe Venanzio. ‘Wat Italië aangaat, voor wie iets nader dan oppervlakkig kennis neemt van zijn literatuur der laatste kwart-eeuw, is het duidelijk dat deze sterk beheerscht wordt door den invloed van Frankrijk.’ Hier hebben wij te doen met een werk ‘dat geheel alleen staat in de jongste Italiaansche literatuur... De grootste kracht en bekoring van (zijn) het werk is het voortdurend als vanzelf vergroeien der gewoonste realiteit tot diepdoorvoelde symboliek. De hoofdpersonen zijn eenige pas volwassen schooljongens, wier verschillende karakters en neigingen nu en dan uit hun bijzondere opvattingen blijkt, maar die alle bijeen staan als de type van den jongen student, voor wien de bekoringen van het leven veel grooter zijn dan de bekoringen der wijsheid of der kerksche vroomheid, en die zich derhalve in den vollen roes van het wereldsche stort, gedreven door zijn hartstochten, en na met volle teugen alles genoten te hebben van het leven, als grijsaard de ijdelheid van 's menschen bestaan betreurt.’ De gegeven uittreksels bewijzen dat het gedicht doortrokken is van denkbeelden waarop wij veel hebben af te dingen. Het ontwerp gezondheidswet. Dr. J.W. Jenny Weyerman, in zijne studie over het in September ll. ingediende wetsontwerp tot regeling van het staatstoezicht op de volksgezondheid in Nederland, besluit dat: ‘1o de organisatie, zooals die is ontworpen, volstrekt niet zoo verwerpelijk is als wordt beweerd... 2o de wet voldoende ruimte laat voor voortgaande ontwikkeling der instelling.’ - Nieuw letterkundig leven in Griekenland, door D.C. Hesseling. Er komt nieuw letterkundig leven in Griekenland, maar stilletjes, zeer stilletjes aan. ‘Immers de meeste Grieken hebben veel moeite om zich een hernieuwden bloei van hun nationaliteit voor te stellen die niet eene herhaling is van vroegeren luister. Hun voorouders drukken hen neer... Op de scholen leeren de kinderen uitsluitend 't boekengrieksch en op de gymnasiën en aan de Hoogeschool wordt in die taal les gegeven; daar de groote meerderheid van 't volk alles wat een antiek tintje heeft mooi vindt, wordt het voorbeeld der geleerden nagevolgd en trachten in de groote steden, velen, wanneer zij zich niet vertrouwelijk uit- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||
drukken, oude woorden en vormen te gebruiken. - Zwijgen is goud of Stilby is ook een woord, verhaal uit Oranje-Vrijstaat. - Verzen, moeilijk om verstaan, door P.C. Boutens. - Dramatisch overzicht door Mr. J.N. van Hall. - Aanteekeningen en opmerkingen - muzikaal overzicht van H. Viotta. | |||||||||||||||||||||||||
Vragen van den dag. - Populair wetenschappelijk Tijdschrift. Februari 1900.Van Dr H. Blink eenige lezensweerde aanteekeningen over Bierbrouwerijen en bierhandel in Nederland. - A. Dastre, De Pest, haar ontstaan, verschillende vormen en voorbehoedmiddelen; oude maatregelen tegen de pest in Utrecht, Groningen, Den Haag en Dortrecht. - Engelschen en Hollanders in vroegere jaren, belangrijk artikel van A.S. Green, vertaald uit de Nineteenth Century. Betrekkelijk 1830 knippen wij uit ‘Tot schrik en verontwaardiging van de Hollanders en tot verbazing van het overige Europa, trok Engeland echter partij voor Frankrijk en de opgestane Belgen. Het zond een vloot en een leger, om Leopold van Saksen-Coburg-Gotha op den troon van het nieuwe koninkrijk België te plaatsen. Engeland had zeer bepaalde verplichtingen tegen Holland op zich genomen, en een verandering van gezindheid geeft een staat, evenmin als een particulier persoon, het recht om plechtige beloften te breken. In elk geval hebben de Hollanders deze onverwachte tusschenkomst van Britannië nooit vergeten of vergeven. Zij leeft nog voort in hun hart als een trouweloos verraad. Elk onpartijdig opmerker moet toegeven dat het uiterst moeilijk is de Britsche politiek van 1795, 1815 en 1830 aan eenig vast principe te verbinden dan alleen aan dat der Britsche belangen. Voor deze belangen werden de Hollanders en de Koning der Nederlanden op zijde geschoven.’ - Op de grens van twee eeuwen, losse opmerkingen over de negentiende en de twintigste eeuw door Batavus. Verder wetenswaardigheden o.a. over Jozef Chamberlain. - Maart 1900. Deze aflevering is gewijd aan het zeshonderdjarig bestaan der stad Amsterdam. Van Dr H. Blink, Eene stad van zes eeuwen, met plaat, voorstellende de beurs van Amsterdam bij vogelvlucht in 1612. Dit artikel beslaat geheel deze aflevering en is in drie deelen gesplitst. I. Het ontstaan en de uitbreiding der stad. II. Het bouwkundig karakter der stad. III. Een blik op de geschiedenis der ontwikkeling van den Amsterdamschen handel. | |||||||||||||||||||||||||
De Katholieke Gids. Maart 1900.Hein de Jong geeft het slot zijner aanteekeningen Vijftien jaar Vrijmetselaar... ‘in de eerste plaats doen wij een beroep op onze geëerbiedigde Koningin. Immers Nederland is een der weinige landen waar die geheimzinnige bond (de Vrijmetselarij) als wettig is erkend. Op advies Harer Ministers heeft H.M. onze geërbiedigde Koningin nog geen jaar geleden Hare Koninklijke goedkeuring aan de statuten der Vrijmetselarij gehecht. Wij zouden onzen strijd willen beginnen met H.M. eerbiedig te vragen of Hare raadslieden haar wel alles hebben medegedeeld wat zij moesten zeggen, of het Haar wel bekend is dat die bond van vrijmetselaren het gemunt heeft ook op Haar geloof en op dat Harer Koninklijke moeder...’ - Verzen van H.P.J. van Alfen, De builenpest te Porto, door J. van de Born. ‘Mochten zich niettegenstaande onze voorzorgsmaatregelen toch gevallen van pest in Nederland voordoen, laten we ons daarover niet ongerust maken. Het serum tegen de pest zal onze doktoren in staat stellen, onze zieken te genezen en anderen tegen besmetting te vrijwaren.’ - Politiek overzicht. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||
Eigen Haard, 10 Februari 1900.Ter gelegenheid van den zeventigsten verjaardag van Ludwig Knaus, eene lezenswaarde bladzijde over den Duitschen landelijken schilder, met portret en drie krijtstudiën. ‘De kunst van Knaus, die een uitmuntend teekenaar is, bepaalt zich tot het afbeelden. Er is niet veel van hem zelf bij, noch veel emotie, maar, in 't afbeelden is hij een meester, en voor het Duitsche publiek zegt dat alles, gelijk de Duitsche illustraties ons dat kunnen leeren... Knaus werd de nationale schilder, de dichter van het Duitsche landleven, de Duitsche linden, den Duitschen familiekring, de Duitsche laube, de Duitsche meisjes, moeders en kinderen... Knaus was geen genie of baanbreker... maar hij heeft zichzelf gemaakt tot wat hij geworden is en zijn oorspronkelijkheid behouden. Uitnemend opmerker van 't persoonlijk en eigenaardige in toestanden en figuren, trouw en conscientieus vertolker van wat hij ziet, is hij in alle onderdeelen waar en uitnemend, te uitnemender waar hij, zooals hij in later stukken deed, zich beperkte en het drama liet afspelen tusschen een kind en een troep ganzen of een paar aan een damberd gezeten personen’. | |||||||||||||||||||||||||
Wetenschappelijke bladen. Maart 1900.Parlementarisme in Japan uit Revue de Paris. ‘Uiterst onzeker is tegenwoordig de toekomst van Japan... Terwijl zooveel mededingers in de chineesche wateren een soort van wedloop houden, en daardoor het verre oosten in de algemeene wereldpolitiek op den voorgrond is geraakt, kan en mag het aan de groote mogendheden van Europa en Amerika niet onverschillig zijn te zien hoe de regeering van die belangrijke en dicht bevolkte eilanden op weg is om uit de handen van een kalmen en voorzichtigen souverein, ter zijde gestaan door oude, beproefde staatslieden, over te gaan in die van politicasters zonder verleden en zonder ervaring, en die maar al te dikwijls hun gezond verstand laten benevelen door de gevaarlijke dampen van het meest oppervlakkige en buitensporige Chauvinisme.’ - Het einde van het Marxisme, door K. Jentsch uit Die Zukunft. - Heinrich von Treitschke, door Ant. Gaillaud, uit Revue de Paris. ‘Van 1875 tot 1895 is een leerstoel aan de universiteit te Berlijn vervuld geweest door een vreemd mensch, een soort van prediker of liever van apostel, wiens roeping het scheen de volmaaktheid te verkondigen van het staatsbestuur der Hohenzollerns.... ondanks de volkomenheid van den vorm, is Treitschke toch geen echt historicus. Hij is een man van gevoel en verbeelding, en het is hem eene behoefte zich op te winden, in geestdrift te geraken, uit te varen of te vervloeken. Hij is niet in staat eene kwestie geheel op zich zelve wetenschappelijk te onderzoeken: haat of liefde moet er bij komen’. - Het Toilet in het oude Parijs uit An idler in Old France van Tighe Hopking. Een en ander vergt nader bewijs. - Bevolkingsstatistiek in de klassieke Oudheid, door Dr J. Beloch, uit Zeitschrift für Socialwissenschaft. - De drie verschillende typen van ster-spectra, door A. Muller uit Revue Scientifique. - De derde Republiek, door Pierre de Coubertin uit The Fortnightly Review. Schrijver toont aan welken invloed de eerste zeventig jaren der eeuw op deze laatste dertig jaar in Frankrijk gehad hebben. - De vrees voor overdrijving van het onderwijs, door Alexander Sutherland uit The Nineteenth Century. Voorts korte mededeelingen uit buitenlandsche tijdschriften. | |||||||||||||||||||||||||
De Arbeid, 1899-1900, aflev. 5.Regards sur la Littérature de la Suisse française, begin eener studie van Valentin Grandjean, romanschrijver te Le Carre, bij Genève. ‘Chose étrange bien que le français soit la langue maternelle nous demeurons | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||
étrangers, rebelles même à toute ingérence de l'esprit gaulois. Et au contraire nous adoptons volontiers les idées et les moeurs qui nous viennent d'Allemagne. De là cette bizarrerie d'un peuple exprimant en français des pensées dont la tournure, dont l'essence même est allemande... Calviniste et catholique, notre population se trouve scindée par l'abîme qui sépare telle rivalité de culte. Et la minorité “ultramontaine” - comme on dit ici - est trop faible pour combattre l'esprit antiartistique du protestantisme. Aussi la sécheresse calviniste a-t-elle tué dans les âmes toute action poétique. Cela est si vrai que nos rares poètes intéressants presque toujours sont catholiques ou en contact avec un milieu catholique.’ - Gedichten van Albert van Twazel. - Een maand-versiering voor 1900, door J.H. van Bremen. ‘Het is dan ook niet een zoo zeer te laken hedendaagsche fout, dat men de vormen der natuur in ornamentatie aanbrengt, maar wel dat men nalaat ze te styleeren, d.w.z. zoodanig te bewerken dat, hoewel een herinnering blijvende aan de werkelijkheid, de afbeelding zich voldoende van deze verwijdert, dat ze zonder bezwaar opgenomen kan worden in het kader der omringende motieven... Het talent te styleeren, zooals het in andere versierende perioden voorkwam, is thans afwezig; en het bewustzijn dat dat talent alleen versieringen in welken zin dan ook, aannemelijk kan maken, ontbreekt. Is het noodig te herinneren aan de heraldiek, waar bijv. de leeuw een zoodanig gestyleerde vorm heeft verkregen, dat niemand ze anders beschouwt als een symbool, dat zijne versierende functie wel verricht...’ - Verzen door W. Estor. - In Theorie, slot der studie van Ed. Verburgh over de moderne letterkunde. Schrijver is voorstander der volkskunst, als staande tegenover de geleerdenkunst; hij heeft hierin gelijk; waarom echter deze ongegronde beweringen. ‘Het volk’ in de christelijke aera, is beteekend als dat deel der menschheid, waaraan alle verstandelijkheid onthouden is, dat aan verstandelijke bezigheden geen deel kunnende nemen, niet in verband ook te brengen is met litteraire aesthetiek... de omwenteling, die aanstaande is, is er een van te universeel ethische strekking om niet aan te nemen dat tot deze ethiek de geheele menschheid zal vereenigd worden; zoodat dan... eene onderscheiding plaats vindt, van eene christelijke literatuur in het verleden, en eene menschelijke in de toekomst.’ Zoo leeren de socialisten, maar zij dolen. Wanneer bloeide de volkskunst in vollen luister? In onze christene middeleeuwen. Met de heidensche Renaissance stak de geleerdenkunst haren kop boven. | |||||||||||||||||||||||||
Ons Tijdschrift. Januari 1900.Eene bladzijde Kaapsche geschiedenis, door S. Kalff, - Een Zuid-Afrikaansch Volkslied. - Onze Afrikaansche dieren, De Rhenoster. - De veldslagen en gevechten in Zuid-Afrika geleverd, door J.F. van Oordt. - Vervolg der studie Het vonnis der Opstandelingen van 1815 (Slagtersnek). - Hoe is de Kaap eene Engelsche bezitting geworden. - Praatjes over Landbouw. - Dr J. Brill zet zijne bijdrage voort Over het Afrikaansch naar aanleiding van Dr Hesseling's werk. Het Afrikaansch is eene mengeltaal, ontstaan door menging van Hollandsch niet met Hottentotsch, Fransch of Duitsch, zoo men soms beweerd heeft, maar met het Maleisch-Portugeesch, eene soort van lingua-franca van den Indischen Oceaan. | |||||||||||||||||||||||||
Cosmos. Février 1900.Revue illustrée mensuelle, en langues modernes. Littérature et Sciences. Van Dishoeck, Amsterdam. Wij kregen dit tijdschrift, vóordezen, nooit te zien; nu w'er kennis mede maakten hebben wij er niet veel goeds van te zeggen, ten minste van dit nummer. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||
Eene artistieke plaat verbeeldende Rembrandt's schilderij; een Vrouwenportret (1639); voorts weinig beduidende artikelen. Ch. Lesaint, Scènes de la vie du régiment; Prof. C.B. Spruyt, De Boeren en hun Vaderland; Verzen van Robin des Bois, Alonzo Leora Rice en Helene Hertz; Lettre de Paris van J. Duparc; slot von Die Berletz Methode door Oscar Kirchner; The American Kelmscott door Mrs C.S. Mahoney en Boekennieuws. | |||||||||||||||||||||||||
De Katholiek, afl. Maart 1900.V.A. Sprengers handelt daarin over: ‘Een zielkundig verschijnsel: het vooroordeel’.- ‘Een vooroordeel is, zegt hij, een oordeel dat reeds vooruit gemaakt is, d.i. gevormd voordat men het bizonder vraagstuk, dat ons is voorgelegd, bestudeerd heeft.’ Vandaar dat een vooroordeel dikwijls vrijwillig, schuldig is, wanneer men namelijk uit gehechtheid aan eene meening niet eens wil luisteren naar hetgeen tegen die meening wordt ingebracht. Schrijver past die begrippen toe op den godsdienststrijd tusschen Katholieken en Protestanten. Sommige Katholieken hebben vooroordeelen tegen de Protestanten, zoo b.v. wanneer zij hen allen of bijna allen van kwade trouw beschuldigen. Doch veel erger en menigvuldiger zijn de vooroordeelen der Protestanten tegen de Katholieken. Zij stellen onze leerstukken gansch valsch voor, en slikken gretig alles wat hun aangebracht wordt over de zoogezegde bedorvenheid van de leden der Roomsche Kerk. De Katholiek bevat verder het vervolg der studien over Richard Wagner en over Het Katholieke Amsterdamsche Patriciaat der XVIIe en XVIIIe eeuw. | |||||||||||||||||||||||||
Stimmen aus Maria-Laach. 7 Februar 1900.In Eine plötzliche Heilung aus neuester Zeit bespreekt E.P. Wassmann de plotselinge genezing van De Rudder, van Jabbeke. (Zie Dietsche Warande en Belfort, Januarinummer bl. 82.) Hij besluit: ‘Also beweist der Fall de Rudder die Existenz eines persönlichen, überweltlichen Schöpfers von unendlicher Weisheit und Macht, sowie die Existenz einer höheren, über den Naturgesetzen stehenden Weltordnung.’ - Grondig artikel van E.P. Cathrein over Die sittliche Autonomie. Kant, de Duitsche philosoof, leerde dat de mensch geene andere verplichtende wet onderhoorig is dan deze die hij zich zelf oplegt. Dat heet Autonomie. Is zedelijk deze die zijne eigene wet volgt. Gehoorzaamheid aan iets dat buiten ons is, heet Heteronomie, en is onzedelijk. E.P. Cathrein doet uitschijnen hoe deze leering, in vele wetenschappelijke kringen gehuldigd, regelrecht de macht en overheid van God, en ook alle Staatsgezag ondermijnt. - Lezensweerd is de bijdrage van E.P. Ad. Müller Die Bewohner der Gestirne. Zijn de hemellichamen en inzonderheid de Maan door menschen bewoond? Tot hiertoe, luidt het antwoord, heeft men er nog niet het geringste spoor van menschenleven ontwaard, en de groote verrekijker der Parijsche tentoonstelling zal ook niet bij machte zijn de vraag te laten oplossen, hij zal niet beweeglijk genoeg zijn. Heeft men op Mars echter geen kanalen ontdekt, werk van menschenhanden? Ja, er zijn sterrekundigen die met geestdrift, over de Marskanalen spreken, maar is het iets meer dan het gevolg van optische begoocheling? Schrijver besluit: ‘Jeder nüchtern denkende Sternforscher wird auf die Frage: Giebt es dort oben solche Wesen (dem Mensche änhlich organisierte und mit Vernunft begabte)? die einfache Antwort geben: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||
Ich weisz es nicht! Ignoramus! und man darf wohl kühn wenigstens für die kommenden Jahrzehnte hinzufügen et ignorabimus! Wir werden es auch so bald nicht wissen.’ - Volgen Die Fahrt zu den sieben Kirchen in Rom (Schlusz) met mededeelingen over S. Maria Maggiore, S. Laurentius buiten de Muren, Het H. Kruis van Jerusalem, St Jan in Lateranen, St Sebastiaan en St Paulus buiten de Muren; Der biblische Hyssop, waarin schrijver tracht na te gaan wat de bijbelsche plant wel mag geweest zijn, en Die Karolinen, eene korte studie over de nieuwe kolonie door Duitschland aan Spanje gekocht. | |||||||||||||||||||||||||
Literarische Warte. Januar, 1900.Monatschrift für schöne Literatur. Verlag van Rudolf Abt in München und Wien. - Dit nieuwe tijdschrift opent de reeks zijner artikelen met het uiteenzetten van zijn programma: ‘Was wir wollen.’ Daarin lees ik: ‘Wir werden von denselben Normen und Direktiven ausgehen, wie sie der hochwürdigste Herr Bisschof Keppler von Rottenburg auf der diesjährigen Generalversammlung der Goerresgesellschaft zu Ravensburg ausgesprochen hat: ‘Wir müssen viel mehr als bisher uns befassen mit den Geistes- und Kulturströmungen der Gegenwart, wie sie im Betriebe der... Literatur, Belletristik... zu Tage treten. Wir dürfen nicht alles unbesehen a limine abweisen, wir müssen darauf eingehen ordnend, sichtend und richtend, gebend und empfangend, hemmend und fördernd, ablehnend und aneignend. Alle gesunden und lebenstähigen Faktoren moderner Kultur sollen der ewigen Wahrheit und der Kirche dienstbar gemacht werden.’ Vrij en vrank wil de lit. Warte de bevordering der kath. letteren behertigen, en meêhelpen om die op te beuren uit de verachtering waarin zij vervielen: ‘Unser erstes und lesztes Ziel wird sein: die Förderung, Hebung und Kenntnis ‘unserer katholischen Literatur’. - Fragmente zur katholischen Dichtung der Gegenwart; onderteekend: Br. Willram (Rom). Daarin lees ik ‘Denn es läszt sich nicht leugnen, dasz die katholische Literatur bisher vielfach hinter dem akatholischen Schrifttum zurückstand und noch heute zurücksteht... Und welches sind die Ursachen für diese Inferiorität katholischer Dichtkunst?... Zeker valt er niet te ontkennen, dat wij op meesterstukken kunnen wijzen, doch menigmaal kleven er vlekken op. ‘Denn, offen gestanden, wir lernen zu wenig von der Moderne. Und doch kann nicht geleugnet werden, dasz sie, was Technik und aüszeren Aufpusz anbelangt, auf der Höhe steht. Hier aber fehlt es bei uns.’ Te weinig kunstscheppingen van eersten rang, nevens vele ja van tweeden of derden rang... omdat men al te vaak vergeet, dat tot het kunstschoone behoort: ‘die schöne Seele, der Inhalt - im Kleide einer möchlichst schönen Form.’ Dan vraagt schrijver zich ook af: of men soms bij ons (Duitschen) niet wat al te preutsch is. Eerbied voor de zeden gelde als wet, voorzeker, ‘niemals aber darf die Prüderie Schulmeister in der Poësie sein’. - Eene tweede oorzaak onzer ondergeschiktheid ligt, volgens hem, ‘in unserem Reklame-Verfahren’. Terwijl onze tegenstrevers den tam-tam slaan voor elk kunstwerk hunner partijgenooten, wordt de katholieke schrijver aan zijne eigene krachten overgelaten, doodgezwegen, ontmoedigd door onverschilligheid en onrecht. ‘Wir könnten diesbezüglich mit Beispielen dienen’, zegt Willram. Ofwel, zoo gaat hij voort, geschiedt de critiek derwijze, dat zij meer kwaad dan goed sticht. Ieder marktkramer, schrijft hij met reden, is voor de critiek van een dichtwerk in de wieg niet gelegd; te veel lof waar het niet en past, is uiterst schadelijk: Om behoorlijk te critiseeren hoeven mannen van het vak: ‘Wir wollen das kritische Wort über literarische Erzeugnisse eben Männern vom Fach, Männern von ästhetischen Vorbildung gewahrt wissen, und wir wollen und wünschen dies im Interesse | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||
der katholischen Dichtkunst.’ - Over critiek handelt verder het volgend artikel: Die Kritik unter kritischer Lupe, door L.v. Roth (uit München). Hij onderzoekt: ‘Welches ist der Grundfehler und das Kapitalübel unserer Kritik? Was läszt keine höhere Kunstentfaltung aufkommen?’ En hij antwoordt daarop: Onze critiek is door en door ‘impressionistisch’ en ‘eine rein impressionistische Kritik ist aber überhaupt keine Kritik.’ De rechte maatstaf om te meten ontbreekt dan. Buitendien wordt de kritische ontleding van een kunstwerk maar al te dikwijls verricht door lieden die er geen verstand toe hebben: In den opstelraad van menig tijdschrift wordt hij voor het critiseeren geschalmd, hij, die voor het opstellen van een degelijk artikel niet wel in staat is... In een volgend art. - zoo belooft de heer L.v. Roth, zal hij trachten aan te wijzen wat moet gedaan worden om de critiek op het echte pad te houden m.a.w., wat de ultima ratio aller critiek is. - In ‘Eine grundlegende Arbeit’ bespreekt Fidelis eene esthetische studie van P. Sigisbert Meier O.S.B., prof. in Sarnen: Der Realismus als Prinzip der schönen Künste. Hij heet haar ‘eine Arbeit von wirklich grundlegender Bedeutung,’ en, zegt hij, ‘säsze der Verfasser an irgend einem Lehrpulte in Wien oder Berlin, wir sind überzeugt, die Brochüre hätte in katholischen und auszerkatholischen Kreisen groszes und berechtigtes Aufsehen erregt.’ - Unsere Lyrik door Philipp Witkop (uit Gelsenkirchen). Daar heet het: ‘Unsere katholische Lyrik besiszt augenblicklich kaum wirklich bedeutende, zeitgemäsze Vertreter. Sie steckt zum weit aus gröszten Teil noch mit beiden Füszen im sentimentalen, schalen Brei der Epigonen. Die moderne Lyrik ist uns (abgesehen von einigen wenigen: Eschelbach, Greif, etc.) um zwei Jahrzehnte voraus. Ich will es versuchen, dieses, soweit es der enge Raum erlaubt, zu beweisen, ich will es versuchen, trotzdem ich weisz, dasz man mich vielfach zum Nachtreter und-Beter des VeremundusGa naar voetnoot(1) stempeln wird.’ En daarop neemt schr. het eerste nr van den 9n jaargang van ‘Dichterstimmen’ in handen, en legt de bijdragen die er in voorkomen, onder het ontleedmes. Dan komt hij tot besluit: ‘Lesen wir die modernen Lyriker. Wir können viel, sehr viel von ihnen lernen, an Schönheit der Form, an Kraft und Frische, an Persönlichkeit. Unser Eschelbach und Greif empfehlen sich selber, auch Schönaich-Carolath und Busse können in sittlicher Hinsicht von jedermann gelesen werden. Von Lelienkron sind die “Ausgewählten Gedichte” zu wählen.’ - Daarop volgen nog de rubrieken Bühnen-Schau en Zeitschriften-Schau, kort en bondig overzicht van schouwburg en nieuwsblad. De zweep wordt hierin niet gespaard. Eene lijst van ingezonden werken ter beoordeeling sluit dit eerste nummer.
J. Mdm. | |||||||||||||||||||||||||
La Quinzaine, 16 Février 1900.In Un philosophe politique ontleedt Emile Faguet het laatste boek van Brunetière: Discours de combat. ‘La plupart des hommes de lettres considérables qui ne s'étaient | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||
depuis vingt ans occupés que de littérature, se sont, depuis quelques années, préoccupés avec inquiétude, avec ardeur et même avec passion, de questions politiques... M. Brunetière a eu cette originalité, parmi les critiques, les publicistes, les esthéticiens de cette seconde moitié du XIXe siècle, que jamais il n'a cessé de ramener la littérature, l'art et toute pensée humaine à la morale comme à leur dernière fin... Sans avoir jamais dit et sans vouloir jamais dire: ‘La morale c'est la Patrie’, ou: ‘La patrie c'est toute la morale’, encore est-il que M. Brunetière fait, et avec raison, de la Patrie, sinon le fond, du moins le point d'aboutissement de la morale telle qu'il l'entend... La Patrie, pour M. Brunetière, c'est avant tout, c'est presque uniquement la tradition nationale.’ Daarop volgen eenige schoone bladzijden op het vaderland en het leger, wat al te geestdriftig nochtans voor dit laatste. - Un nouveau Saint-Empire romain, lezenswaard artikel van Carl Mürr, te veel echter in Franschen zin geschreven. De Duitsche keizer wil Karel de Groote's kroon en zwaard; hij droomt van een ‘moderne Sainte-Empire romain’; hij weet dat hij om te gelukken de katholieken noodig heeft; hij geeft hun wat toe en zij gaan met hem. ‘Depuis la chute de M. de Bismarck, le Centre, dans sa portion prussienne et même allemande, au moins par places et ça et là, évolue de la ‘période héroïque’ vers l'opportunisme et les systèmes d'adaptation. Du haut en bas de l'échelle catholique, le Kaiser est le Dieu souverain qu'il faut servir’. - Voorts Sacrifice, begin eener novelle van Pierre Lestienne; Revue historique 1814-1815, ontleding van het werk van M. Henri Houssaye; Les Soirées du pavillon Dominique, novelle van Gabriel Aubry, Chroniques dramatique en politique. | |||||||||||||||||||||||||
Revue du Christianisme social, Janvier 1900.Twee artikels in dit protestantsch tijdschrift moeten wij aanstippen; F.W. Raiffeisen et la coopération agricole en Allemagne, door H. Appia, waarin schrijver den godsdienstigen kant van Raiffeisen's werk doet uitschijnen. ‘Raiffeisen, en tant que chrétien vivant, était aussi un profond connaisseur de la nature humaine; il voulait absolument pénétrer la vie et l'activité économiques de ses concitoyens d'un esprit religieux.’ ‘On a raillé Raiffeisen à cause de ses ‘sociétés naines’... Mais pourquoi persiste-t-on à reprocher à Raiffeisen de n'avoir pas fait ce qu'il ne se proposait pas de faire?’ De protestantsche zoowel als de katholieke geestelijkheid staat de Raiffeisenkassen voor. ‘En effet, l'évêque catholique romain Komp aussi bien que le surintendant général de l'église évangélique hessoise Lohr, ont plaidé publiquement la cause des sociétés Raiffeisen.’ - Van Wilfred Monod Les Résultats d'une enquête. - Prépare-t-on les futurs pasteurs à travailler pour le Royaume? Er wordt veel geklaagd over het gemis aan geestelijke voorbereiding voor de protestantsche priesters die in de hoogescholen onderwijs - dikwijls rationalistisch - maar geene opvoeding krijgen. ‘Aucun étudiant qui se destine au ministère ne pourrait entrer à la Faculté sans avoir été examiné par l'Eglise et sans être accrédité par elle auprès de la Faculté.’ Daarenboven zouden de toekomstige dominés aan de hoogeschool moeten geleid worden. ‘Tous ces moyens divers, déjà plus ou moins appliqués actuellement, resteront sans décisive efficace, aussi longtemps que la cure d'âme des étudiants en théologie ne sera pas expressément dévolue à un pasteur, qui sera, spécialement, leur pasteur.’ | |||||||||||||||||||||||||
Le Correspondant. 10 et 25 février 1900.La Crise Universitaire d'après l'enquête de la chambre des députés, par Gustave de Lamarzelle, sénateur. - ‘L'Université se | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||
meurt... Il y a anarchie du haut en bas... Plus de tête, plus de conseil supérieur. Les enfants sont sans éducation morale. Quant à l'éducation intellectuelle, on sait comment l'Université a fait de notre enseignement secondaire quelque chose de “monstrueux”... Ce que nous demandons, c'est la liberté, rien que la liberté.’ Au Congo. La femme et la famille, par L. Lejeune, missionnaire apostolique. De toestand der vrouw in den Franschen Congo is erbarmelijk. Soms wordt zij verkocht door den eigen vader; de ergste misbruiken woekeren. Missionarissen en Zusters wedijveren om dit tegen te gaan; maar hunne pogingen blijven bijna vruchteloos. La mauvaise tenue des ménages ouvriers, par Mgr. Turinaz. Studie over de opvoeding der volksvrouw. Autre temps, par Champol. Een kort, knap geschreven novelleken, dat een droevig licht werpt op den toestand der maatschappij, in de hoogere kringen. La Question féministe dans la Franc-maçonnerie, par Paul Nourrisson. Moet men de vrouw in de loges aannemen? Het groot orient zegt: neen; eenige loges: ja. ‘La femme franche-maçonne, voilà l'avenir... Sans la femme, la franc-maçonnerie ne peut vaincre le cléricalisme.’ Met de vrouwen aan te nemen, bereidt men ‘l'unité morale dans le mariage’, ontrukt men de vrouw aan de ‘influence cléricale’. Un apôtre du Beau. François Rio, par Léon Lefébure, beschrijft het bewogen en vruchtbaar leven van den schrijver van ‘l'Art chrétien.’ Salaires et misères de femmes, par Marie Dronsart, zegt hoe droevig de toestand is in Parijs voor de naaldwerksters. Volgens schrijfster is 't geneesmiddel in mutualiteiten. | |||||||||||||||||||||||||
Civilta cattolica. 3 February 1900.Gli Agostiniani dell' Assunzione. Un po' di storia. - Ter gelegenheid der vervolging waar de P.P. Assomptionisten in Frankrijk het voorwerp van zijn, geeft de schrijver een overzicht over hun orde en hunne werken. - De stichter is P. Emmanuel d'Alzon - zijn opvolger de tegenwoordige P. Picard. - Het werk der ‘Petites soeurs de l'Assomption’ voor de arme klas; - ‘la Société de N.D. du Salut’ voor de werkende klas; het ‘Werk der goede pers’ (wie kent La Croix en Le Pélerin niet?) zijn welsprekende getuigen van al het goed dat zij in Frankrijk stichten. Het Oosten ook, vooral Constantinopel, getuigt van den iever hunner zendelingen. Presentimenti e telepatie. - Vane ipotesi per ispiegare le telepatie, fluido, simpatie - spiritismo. Het stelsel van het ‘fluido telepatico’ door Dr Christian verdedigd, is niet bewezen en daarbij onvoldoende. Het stelsel van het ‘simpatismo’ dat in Dr Ochorowiez zijnen bijzondersten voorstander vond, is een droom, een hersenschim door de dagelijksche ondervinding verijdeld. Eindelijk wordt het stelsel der ‘telepatia spiritica’ weerlegt. Zeker is de tusschenkomst eens geestes noodzakelijk, maar het is onaannemelijk dat die geest de ziel zij van het lichaam gescheiden, met welke men naar willekeur zou kunnen in betrekking komen. L'ideologia dantesca. - Vervolg der verhandeling van 2 Dec. 1899 over de woorden ‘Vagevuur XVIII-55’. De schrijver haalt eenen tekst aan van St. Thomas ‘De Veritate q. xx. a. 7’ die met de woorden van Dante eene wondere overeenstemming heeft. Vervolgens haalt hij de verkeerde uitlegging aan gegeven aan Dante's woorden door Venturi, Costa, Bianchi, Tommaseo, Rosmini, Mgr Poletto enz... Daarna lost de schrijver eene opwerping op, getrokken uit St. Thomas 1 sent. Dist. III | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||
q. IV a. V, waarin men beweert dat St. Thomas de oorsprong onzer gedachten door middel der zintuigen, verloochent. Uit de woorden van St. Thomas zelf doet men zien dat er niet het minste Ontologismus in te vinden is, wijl hij niet spreekt van eene dadelijke kennis van God die altijd in den geest zijn zou. In eene tweede opwerping wil men den dichter, die zegt dat de geest ‘solo da sensato apprende cio che fa poscia d'intelletto degno’ t' akkoord stellen met Kant en Rosmini. Te vergeefsch. Die woorden zijn de uitdrukking van het gekend princiep der scholastieken: Nihil est in intellectu quod prius non fuerit in sensu. Dante volgde dus getrouw St. Thomas en zegt: Vostra apprehensiva da esser verace
Tragge l'intenzione e dentro a voi la spiega
Sicchè l'anima ad essa volger face.
- 17 Febr. 1900. - Della stela del Foro e della sua inscrizione arcaica. - Op de plaats waar, naar men denkt, het comitium was, ontdekte men den 30 Mei 1899, onder den ‘lapis niger’ reeds den 10 Januari gevonden, eene halfzuil in tufsteen, met een opschrift op de 4 zijden. Hoogst belangrijk is deze ontdekking voor de oude geschiedenis en den oorsprong van Rome: zij spreekt die hypercritieke school tegen, die de overlevering nopens Rome's geschiedenis verwerpt. De schrijver geeft eene uitgebreide beschrijving van geheel het monument, met teekening van de zuil en van het opschrift. Genesi storica del decadimento del romanzo. - Men onderscheidt 2 klassen onder de Fransche romanschrijvers: aan den eenen kant het materieeler realismus van Balsac met Flaubert, de gebroeders Goncourt, Daudet, Zola; aan den anderen kant het fantastieker realismus van Sand met Feuillet, Ohnet, Loti, Bourget enz. Door al dat overdreven realismus of naturalismus heeft de roman zijnen idealen vorm, eens zijn leven en bloeikracht, verloren. Ten bewijze daarvan de 2 voornaamste Russische schrijvers, Tolstoï en Dostojewski. - Plaatselijke kleur, hoofdzakelijk element der kunstvolmaaktheid, ontbreekt ook dikwijls: bijzonder wordt gehandeld over de Italiaansche schrijvers. Wat den psychologischen of socialen roman aangaat, ofwel vervalt hij in zedeloosheid, ofwel verliest hij zijn karakter van ideale samenstelling, om eene levensbeschrijving of geschiedenis te worden. Paolo diacono (sec. VIII) studii recenti. - Vervolg eener historische studie over de bronnen en oorkonden voor de levensbeschrijving van den diaken Paulus dienstig. Zijne afkomst, familie, stand, geboorteplaats, alsmede de redetwisten aangaande zijne studiën en eerste roeping worden er bijzonder besproken.
A.V. |
|