Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 12
(1899)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 485]
| |
Naar aanleiding van een nieuw werk over CalderonGa naar voetnoot(1)
| |
[pagina 486]
| |
Het is droevig en bedroevend weinig wat in Nederlandsche taal over Calderon geschreven werd. Het werk van Putman, mag de schrijver met volle recht in zijne voorrede zeggen, is - hoe geleerd en goedgemeend ook - onvolledig. Slechts zes drama's werden daarin behandeld; van niet meer dan twee wordt eene geleidelijke uiteenzetting gegeven. Na de ijverige studiën gelezen te hebben zijn wij onvoldaan. Wij gevoelen ons getroffen door de oneindige kunst waarmede de dichter zijne treurspelen schiep, maar het weinige ons in dit boek gegeven is ons niet voldoendeGa naar voetnoot(1). Wij verlangen naar meer; wij verlangen vooral naar zijne meesterstukken, de Autos Sacramentales, waarover in Putman's studiën slechts nu en dan ter loops gesproken wordt. Voegt men nu hierbij de eenige artikelen door den te vroeg gestorven Pastoor Brouwers destijds aan den Spaanschen dichter gewijd in zijn ‘Wetenschappelijke(n) Nederlander’, - plus hier en daar eene recensie - dan heeft men zoowat alles, wat er over Calderon in ons lieve Vaderland is gezegd geworden. Niet te veel, voorwaar. En toch naast en met Shakespeare is hij de grootste dramatist. ‘Zijne poëzie is wereld-poëzie.’ De reuzenketen der Pyrenëen is niet bij machte geweest, den geweldigen stroom zijner verzen tegen te houden. Geheel Europa heeft hem in stomme verbazing aangestaard, heeft hem bewonderd en toegejuicht. Zijne muziek is eenig en eeuwig. - | |
[pagina 487]
| |
Waar Shakespeare het wint in de schildering van karakters en geweldige hartstochten, in rijke verscheidenheid van taal, daar overtreft hem Calderon in aanleg van handeling en kunst van verwikkeling, bij liefelijkheid van taal en onuitputtelijkheid van vinding. - Maar waar hij nederknielt voor het Sacrament en van het altaar de de wieken rept, om in de stralen van Gods Liefdezon den arendsblik te scherpen, daar is Calderon eerst Calderon. Hier is geene vergelijking met Shakespeare mogelijk, hier treedt hij op onmiddellijk naast den zanger der Divina Comedia, den onsterfelijken Dante. Ziedaar eene eerste reden, waarom ik meen te mogen zeggen, dat de Eerw. Heer v. Helvoirt met zijne bewerking van Günthner voor de Nederlandsche letteren verdienstelijk werk verricht heeft.
Doch er is meer. In onze dagen wil iedereen lezen en eene zekere letterkundige ontwikkeling zich eigen maken. Dat heeft zijne licht- maar ook zijne schaduwzijde. Men neemt niet alleen het eerste het beste, maar zelfs het eerste het slechtste, mits het de nieuwsgierigheid prikkelt en voldoet aan de verlangens van het oogenblik. De Feuilletons der dagbladen, romans en nouvellen verslinden de weinige uren, die velen na hunne ernstige beroepsbezigheden overblijven, - of vullen alleen voor niet weinigen lange dagen en weken. En schrijvers en dichters van allerlei slag sturen behendig in 't lage vaarwater en verloochenen om den velen te behagen de idealen der kunst. Dat is een tastbaar feit. Zonder nu te willen beproeven die strooming te stremmen over de geheele breedte, durf ik toch beweren, dat geen beter dam er tegen opgeworpen kan worden, | |
[pagina 488]
| |
dan de meest-mogelijke verspreiding van ieder werk der klassieke Meesters (in den wijdsten zin) en hunne passende waardeering tegenover zooveel gelijkvloersche produkten onzer alledaagsche schrijvers en schrijfsters. Daarbij komt dat wij ook op zedelijk gebied over 't algemeen beter zullen varen, naar mate de volmaakste werken der kunst in de algemeene achting bovenaan staan. Zij zijn doorgaans heel wat reiner en idealer dan de groote massa van het middelmatige. De ware geestesgrootheid, die ze haar stempel heeft ingedrukt, werkt verheffend en veredelend op ieder gemoed, maakt ze dienstbaar zelfs aan de eeuwige waarheid. Hier vindt ook de kritiek haar vruchtbaarst veld; want zoo goed als hun zienersblikken zijn ook de dwalingen der groote geesten ons de beste maatstaf. Dit alles geldt in hooge mate voor Calderon en zijne werken.
En dan eindelijk,... daar is in de poëzie van dezen Meester iets, wat hem iederen Christen - den Katholiek en den katholieken priester in 't bijzonder - aantrekkelijk en dierbaar maakt. Door de geschiedenis toch der zielen, die de dichter van het Spaansche zuiden ons ten tooneele voert, zweeft de adem Gods, het lichtend beeld der eeuwige Wijsheid en Liefde, louterend het hart, leidend door geloof en vertrouwen tot vrede. Bij hem geen spoor van den ijzeren hiel dier onverbiddelijke macht, die al het edele en groote vertredend, spottend met alle menschelijk zinnen en streven over de hoofden der stervelingen gaat. Bij hem vindt men altijd de ware idee van het tragische: de harmonie van gerechtigheid en liefde, van goddelijke leiding en menschelijke vrijheid. Calderon is priester-zanger in de volle beteekenis | |
[pagina 489]
| |
van dat woord: hij is de dichter der mysteriën van het geloof, des mysterie's van Gods liefde bij uitnemendheid. - ‘Als één dichter het verdient, schrijft daarom de geleerde pater Baumgartner zeer terecht, de lieveling van den katholieken priester te zijn, dan is het wel deze priesterlijke zanger, wiens poëzie van het altaar uitgaat en tot het altaar terugkeert, en zoo geheel en al doordrongen is van het bovennatuurlijk geloof. Men kan zich niet met hem bezig houden zonder met de schoone kunst ook den Verlosser, zijn offer, zijne kerk, zijne genade inniger te leeren liefhebben en vereeren.’ - En in zijn heerlijk ‘Festspiel zum 25 Mai’ legt hij den dichter zelf de hem waardige verzen in den mond. Lenkt die Blicke, lenkt die Herzen
Auf ein grösz'res Schauspiel hin,
Von der Menschheit Lust und Schmerzen
Auf des Weltgedichtes Sinn!
Liebend thront in uns'rer Mitte
Christus, Gott und Mensch zugleich,
Fleht für uns mit mächt'ger Bitte,
Baut in uns sein Gottesreich.
Wein und Weizen, Korn und Reben
Wob er sich zum heil'gen Kleid
Und verklärt zum Ew'gen Leben
Kurzen Traumes Lust und Leid.
Über seinen stillen Zelten
Wölbet sich die Gottesstadt,
Lacht das Meer der sel'gen Welten,
Das nicht Grund, nicht Grenzen hat. -
Dorthin wallt in raschem Gange
Uns'res Lebens Bühnenspiel,
Dorthin eilt in buntem Drange
Menschheit und Natur zum Ziel. -
Raub des flücht'gen Elementes
Stirbt der Erde Poesie,
Doch das Lob des Sacramentes
Es verhallt auf ewig nie.
| |
[pagina 490]
| |
Het kost moeite zich bij dit citaat te bepalen. Dat is eerst genieten. - En dan de Autos van den grooten Meester zelf!... Doch genoeg.
Moge het den Eerw. Heer van Heilvoirt gegeven zijn, om ten minste eenigszins den genialen dichter terug te brengen tot het volle leven ten onzent. Gaarne zal de welwillende lezer enkele germanismen hem vergeven en een paar onnauwkeurigheden over het hoofd willen zien, bij het aanschouwen der ware goudmijn die ons hier werd toegankelijk gemaakt. Het boek vinde zijnen weg en... wekke uit Nederlands letterlievende jongelingschap den dichter, die ons Calderon's Autos bezorgd in heerlijke, Nederlandsche dichtmaat. Groesbeek. |
|