Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 12

[p. 326]

De Sinte-Katharina-kerk te Duysburg bij Tervueren.
(Met afbeelding van de herstelde absis).

Deze kerk bezit een der schoonste gothische koren van België, en eenen herder, die een warm hart aan de kunst, vooral aan de kerkelijke kunst toedraagt en op eigen kosten zijne kerk restaureert.

Men mag met zekerheid aannemen dat de oorspronkelijke kerk van Duysburg, door den zelfden architect als die van Villers-la-Ville gebouwd, reeds in 't begin der 13^e eeuw bestond, zij behoorde reeds voor 1228 aan de hertogen van Brabant⁽¹⁾, want in dat jaar werd zij door Hendrik I, hertog van Brabant, afgestaan aan de abdij van Coudenberg te Brussel.

Deze afstand werd bij bul van 16 Juli 1235 door Paus Gregorius goedgekeurd en den 5ⁿ Mei 1256 door Hendrik III, hertog van Brabant, bekrachtigd.

Het oudste deel is ongetwijfeld de middenbeuk.

(1) Archives de St-Jacques sur Coudenberg: ‘Dat de kereke van Coudenbergch in Sonyenbossche die capelle is van den hertoge van Brabant.’

[p. t.o. 326]

De herstelde absis der S^te Katharinakerk te Duysburg (Brabant).

[p. 327]

Het koor en de sakristij dagteekenen van 1263 en zijn het werk van eenen Spaanschen priester, kloosterling van de abdij van Coudenberg.

De kruisbeuk is eenigen tijd na het koor gebouwd, in 1396-1401.⁽¹⁾

De middenbeuk wierd op 19 Mei 1590, na de godsdienstberoerten gerestaureerd. Sedert is zij nog tweemaal door het vuur beschadigd geworden.

De zijbeuken zijn van 1805 en 1806.

De toren, gelijk hij thans bestaat, is opgericht van 1626 tot 1628 door Deneys.

De beschrijving der kerk van Duysburg, zooals zij thans bestaat, is te vinden in het werk: Franz Nève: Louvain pittoresque, bl. 260 en in den Dictionnaire Encyclopédique de géographic Historique de la Belgique, 6^e afl., bl. 337.

Het koor werd deels door brutale, deels door onwetende handen verminkt. Eene merkwaardige bijzonderheid is de nis aan de zuidzijde, bevattende tweeërlei kom, ter laatste afwassching van den kelk, zooals dit in de 13^e eeuw gebruikelijk was. Nu is alles met groote kosten, zooveel mogelijk, op behoorlijke wijze hersteld door de edelmoedigheid van den eerw. heer pastoor F.S. Maes. Daarbij komen nog: een altaar in het koor, een communiebank, een koorgestoelte: alles nieuw en uitstekend geslaagd. Het middenschip zal later ook worden gerestaureerd.

De kunstzinnige pastoor werkt thans aan eene monographie der schoone kerk, waaraan zijn naam voor altijd zal blijven verbonden.

(1) Cf. Wauters: ‘Op 15 July 1400 begaf zich naar Duysburg den ontvanger van de hertogin Joanna, met den heer van Huldenberg en den proost van Coudenberg, en in November 1401 om de kerk te satene (meten).’