Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 12
(1899)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
Zedegeschiedenis.
| |
[pagina 131]
| |
verdienstelijke navorschers de eigenaardige gebruiken, de dichterlijke zedetrekken, de wondere plechtigheden, de eenvoudige kinderspelen, de kunstelooze poëzie der spreuken, zangen en legenden van het volk op te sporen en te boek te stellen, om ze aan gewisse vergetelheid te onttrekken. Thans hebben knappe geleerden getracht na te vorschen welke sagen, als met eenen flauwen weerklank, voortleven in deze of gene legende; welke feiten of personen dit of dat volkslied herinnert; welke grootsche plechtigheid van vroeger in onze naïeve volksspelen wordt nagebootst. Ze zijn ertoe gekomen in de schijnbaar onbeduidende gebruiken en zangen voortlevend bij het volk, kostbare wenken te vinden, dienstig tot de zedekundige geschiedenis van dit volk in deze en in de vroegere eeuwen. Zoo hebben zij aan de Folklore eenen geschiedkundigen en wetenschappelijken grond gelegd. Ook is de Volkskunde in vele vakken van wetenschap - en wel voornamelijk in de Geschiedenis en de Letterkunde - van wezentlijk nut geweest. Vele onbeduidende eigenaardigheden, bij het kleinere volk nog in voege, wijzen op algemeene uitingen van het volksleven van vroeger: doch de eerste aan deze laatste vastknoopen in onafgebroken verband, stuit op onzeggelijke moeilijkheden. Immers, bijzonderlijk in onze gewesten, heeft de huidige beschaving en ja de hedendaagsche levensopvatting te rassche schreden gedaan; zij heeft te zeer met het verleden afgebroken dan dat dit verband steeds aanschouwelijk zou gebleven zijn. Het Huwelijk, dit bij uitstek groote en grootsche feit in 's menschen leven, bovendien nog, voorwat zijne openbare plechtigheden betreft door burgerlijke en kerke- | |
[pagina 132]
| |
lijke overheden, volkomen geregeld, is allerminst van den invloed dier moderniseering bevrijd gebleven. Ook in de Trouwfeesten der burgergezinnen en der rijke familiën is alle eigenaardigheid zoek gegaan; ternauwernood is hier en daar bij de volksklasse eene altemets niet onaardige plechtigheid in het leven gebleven. Tot dit bepaaldelijk afgebakende deel der Folklorestudie - de Huwelijksplechtigheden - wil Dr Buter zijne bijdragen leveren. Wij meenen den lezers onzer volkskundige bijdragen in de Dietsche Warande niet onwelkom te zijn, wanneer we, om de reeks te openen, eene kleine bijdrage leveren over de Huwelijksplechtigheden in de Kûdrûnsage. | |
Huwelijksplechtigheden in de Kûdrûnsage.De taak mij opgelegd is dus de volgende: In de oude Kûdrûnsage de plechtigheden opzoeken, welke bij de huwelijken, die zoo talrijk in de sage voorkomen, gepleegd werden en daarin, met betrek op de Folklore, de Huwelijksplechtigheden der middeleeuwen nagaan. Twee voorafgaande bemerkingen meen ik als inleiding tot mijn opstel te moeten doen dienen: Vooreerst, wat me wel het meest heeft verbaasd, 't is dat bij niet ééne huwelijksplechtigheid, de dichter, van verre of van nabij, steunt op den geestelijken kant dier gebeurtenis, zelfs niet eens eene godsdienstige plechtigheid beschrijft, ja, ze zelfs niet vernoemt. Dit mag des te meer verwonderlijk schijnen, daar op velerlei plaatsen nochtans de sage duidelijke sporen draagt van den invloed der christene beschaving; alhoewel het deel, dat aan den katholieken Godsdienst wordt | |
[pagina 133]
| |
toegekend, niet zoo aanzienlijk is, als men wel zoude mogen verwachten, in die eeuwen dat toch de Kerk, niet alleen door hare uiterlijke inrichting, maar ook door het geloof in hare dogmata, reeds op den geest van de volkeren zoowel als der enkelingen een onbetwistbaar gezag had verkregen. Dit komt wellicht voort uit de wijze zelve waarop de Kûdrûnsage tot stand is gekomen. Deze inderdaad - ik meen toch ten opzichte der wetenschap niet te zeer verouderd te zijn, wanneer ik dit beweer, - deze, zeg ik, zoo ze niet rechtstreeks haar bestaan te danken heeft aan het samenvoegen en aaneenrijgen van bestaande volkssagen, vindt toch in deze hare grondstoffen; 't is te zeggen dat de dichter of de dichters der sage, in deze over eeuwen gezongene liederen, de thema's, de feiten, de handelingen en de personen hebben gevonden, waaruit zij de Gudrunsage hebben gedicht. Deze liederen bestonden wellicht reeds van naar dien tijd dat de christene beschaving nog niet tot dien trap was geklommen dat zij eenigen diepen indruk hadde kunnen laten op de zeden van het volk. Dezen geest hebben die volksliederen in hunne bewerkingen en herwerkingen later behouden; en daarom is het dat het godsdienstig karakter van het huwelijk in de Kûdrûnsage niet uitschijnt. Eene tweede bemerking: de Kûdrûnsage speelt tusschen koningen en koninginnen, helden en heldinnen, krijgsoversten en dienstlieden, allen van vorstelijken bloede; het volk komt er slechts in massa in voor: als toeschouwers bij huwelijken, als krijgslieden in de talrijke strijden. Van huwelijksgebruiken bij het volk der middeleeuwen kan dus wel geene spraak zijn, en daardoor verliezen voorzeker de inlichtingen die men hier kan opdoen, veel van hunne waarde ten opzichte der Folklorestudie. | |
[pagina 134]
| |
Te meer nog, daar de dichter, wanneer hij hooggeborene personen handelend laat optreden, voorzeker meer vrijheid kan gunnen aan zijne inbeelding en de plechtigheden die hij schildert, volstrekt niet noodzakelijk moeten overeenstemmen met den aard der geplogentheden van dit volk. Wellicht is zijne schildering slechts fictie. Dat dit hier gansch het geval zij meen ik niet: daartegen pleit liet herhaaldelijk wederkeeren derzelfde ceremoniën bij elk huwelijk dat in de Kûdrûnsage voorkomt. Verschillige trouwplechtigheden worden hier verhaald. 1o In het eerste deel: de trouw van Sigeband. 2o De trouw van Hagen met Hilde. 3o In het deel getiteld Hilde, de trouw van Hettel met Hilde. 4o In de eigentlijke Kûdrûn, het huwelijk van Kûdrûn met Herwig; dit van Ortwîn en Ortrun, van Hartmuot en Hildburgh; van Sigfrîd en Herwig's zuster. Alvorens lot de eigentlijke huwelijksgebruiken over te gaan, wil ik eerst eenige bijzonderheden aanraken die ons eenigzins de geestesgesteltenis der grooten uit dien tijd laten inzien. Vooreerst men hield eraan te trouwen met lieden van denzelfden stand: een koning zou zich verlaagd hebben door zijne hand te schenken aan eene maagd die niet van koninklijken bloede was, en eene koningsdochter had recht en de plicht eenen gekroonden vorst te huwen. Zoo lezen wij in het deel Hagene (1 âventiure): ‘Da'z er si solte minnen, daz dûhte nieman reht. | |
[pagina 135]
| |
En als Horand aan Hilde de liefde verkondt van Hettel, zijnen meester, dan vraagt deze: ... ‘Wer ist dîn herre mac er haben krône oder wie ist er genant? oder hât er eígen lant? en verder: ‘Koeme er mir ze mâze, ich wolte im ligen bî, En ook Hettel weigert de hand zijner dochter Kûdrûn aan Hartmuot, vorst van Normandye, wiens vader de leenman zijns schoonvaders geweest was. ‘Dô sprach der vürste Hetele im mî$e schoene tohter: dem künege ûz Ormanîe Dar umbe waere Kûdrûn ‘Darumbe îch verzêch wol weste ich, daz im lêch Hagene sîn lant. hin ze im nâch êren niht gewant. 2o De Rijkdom ook was in groot aanzien bij het huwelijk: Hagen geeft slechts de toestemming tot het huwelijk zijner dochter met Hettel, nadat hij de uitgestrektheid van dezes vorstendommen heeft vastgesteld. Hetsele bat dô Hagenen ein teil lobete erz trâge, daz der von Hegelingen mit im in sîn lant. wan daz er wol ervant, hete lant vil rîche. 3o Het was dan ook dit laatste - het inachtnemen der fortuin - dat de jonge vorsten aanzette geschenken mede te geven, wanneer zij hunne jonge bruid deden halen; ook trachtten zij de oogen te verblinden door de pracht en praal die hunne boden ten toon spreidden. | |
[pagina 136]
| |
4o Twee manieren van eene bruid te werven bestonden er. Zooals het heden waarschijnlijk wel nog het gebruik is, zondt men boden die in naam des jongen konings de hand der vorstin aanvroegen. Niet zelden echter ging het er geweldiger toe. Zoo zien wij Hetel, die de dochter van Hagen, met hare toestemming, door zijne graven in kooplui verkleed laat schaken. Dat de vader der geschaakte dikwijls van den nood eene deugd moest maken en toestemmen in een huwelijk dat hij niet beletten kon, toont wel het voorbeeld van Hagen, die den schaker zijner dochter eerst bloedigen strijd levert en dan, door dezen overwonnen, met hem den vrede sluit. Ook Sigfrîd, koning van Morenlant, en ook Herwig, verklaren Kûdrûn's vader den oorlog, ten einde dezen de hand zijner dochter af te dwingen. Terwijl deze twee op gewelddadige wijze hunne koninklijke bruid werven, overvalt Hartmuot Hettel's burcht en schaakt Kûdrûn die hij meevoert naar zijn land. 5o Doch zoo zegt de dichter ons zelf Ez was noch her der zîte daz keine vrouwe solte ez enwaere ir beider wille. ein site alsô getân, nemen nimmer man, daz was ein michel êre. De keus der vrouw bleef gansch vrij, ja overwegend en alleen beslissend; zoodat we zelfs Hartmuot in het eerst de weigering der gevangene Kûdrûn zien eerbiedigen en slechts tot min goede gevoelens afdalen op aanhitsing der booze Gerlinde, zijne moeder. Verscheidene plechtigheden, die voor het land van groot gewicht en aangelegenheid waren, werden steeds | |
[pagina 137]
| |
met het huwelijk verbonden; onder deze houden de volgende voorzeker den eersten rang: 1o De kroning ging steeds het huwelijk onmiddellijk vooraf Geen meisje van koninklijken bloede zou iemand willen huwen die niet eene kroon droeg, al was hij ook een koningszoon. Zoo antwoordt Hagen aan zijne vrienden die hem aanraden in het huwelijksbootje te stappen: ... 'nû râtet er mir daz, daz ich ein künic heize. En dat dit een volksgebruik was, zegt de dichter zelf: Daz er si solte minnen, si was ein küniginne dô muoste er tragen krône daz dûhte niemanen reht. dô was er dannoch kneht. ob edelen vürsten riche. Hartmuot was niet gekroond - en diesvolgens niet gehuwd - alhoewel hij reeds het land bestuurde; en dit wierd hem te schande gerekend, want de dichter zegt ons, wanneer Hartmuot het negende jaar der gevangenschap van Kûdrûn nogmaals naar hare hand dingt: Do ez dem niunden jâre (Hartmuot der was wîse), deiz im und sînen vriunden daz er niht krône trüege nâhen began, der helt sich versan waere gar ein schande, und doch herre hieze ob küneges lande. 2o Het blijkt van zelf dus dat het huwelijk slechts aangegaan werd van beider kanten op het oogenblik dat beiden, bruid en bruidegom huns zelfs waren ge- | |
[pagina 138]
| |
worden, d.i. dat de bruidegom, de wapens droeg ‘swert degene was’ en de bruid tot dien ouderdom was gekomen op denwelken de jongelingen de wapens mochten dragen. Er wuohs unz an die stunde daz er wâfen truoc. Deze plechtigheid van het ‘swert nemen’ gebeurde ook steeds gezamentlijk met deze des huwelijks en der kroning. Te dier gelegenheid kregen de jongelieden van denzelfden ouderdom ook het zwaard; en ook vreemden konden op dien dag ‘swertdegene’ worden. Vünf hundert recken nâmen bî im swert. Zoo verhaalt de dichter bij den trouw van Sigeband; en bij Hagene's huwelijk gelast dezes vader hem met honderd zijner krijgsliên het zwaard te nemen. Sîn vater hiez in gâhen, mit hundert sîner helde daz er naeme swert en: Die vremeden, die dâ wolten die hiez er kleiden alle... wâpen mit im nemen, Het verwondere dan ook niet dat, te dier gelegenheid, de vader zeer dikwijls, ten voordeele zijns zoons afstand deed van den troon en den nieuw gekroonde het bestuur in handen gaf. Vor den sînen guôzen ‘minem sune Hagenen die liute mit den bürgen alle mîne recken sprach her Sigebant, gibe ich miniu lant, nâhen unde verren, sulen in haben ze einem herren.’ | |
[pagina 139]
| |
Dan ook werden de leenlanden uitgedeeld en zwoeren de leenmannen trouw aan hunnen nieuwen leenheer, zooals nogmaals blijkt bij het huwelijk van Hagen. Dô sich verzigen hête do begunde Hagene lîhen mit vil guotem willen, er dichte si sô biderbe der vürste Sigebant, bürge unde lant die si nemen solten daz sis von im gerne nemen wolten. Ter gelegenheid der trouwfeesten des konings werden ook met dezes toestemming talrijke huwelijken gesloten tusschen de leden van het hof. Zoo bij Hagene's huwelijk trouwt een jonge vorst met eene iersche maagd uit het gevolg van Hilde. Ook bij Kûdrûn's huwelijk wordt de echt gesloten tusschen: Ortwin en Hortrun; Hartmuot en Hildburgis; Sigfrîd en Herwigs zuster; enz. De geschenken speelden bij het huwelijk eene aanzienlijke rolle: geschenken der ouders des bruidegoms aan deze der bruid, geschenken der ouders der bruid aan den bruidegom. Vervolgens vindt men geschenken des bruidegoms aan de jongelieden die met hem het zwaard ontvingen, aan zijne krijgslieden, aan zijne onderdanen, zijne vrienden, aan de vreemde ridders, die met hem swertdegene wierden, aan de vreemdelingen die bij zijn huwelijk tegenwoordig waren, aan het hof en het gevolg zijner bruid, enz. Ook talrijke geschenken schonk men aan het volk en aan alle zijne gasten. Ook de ouders der bruid bleven hierin niet te kort. Zelfs de vrienden des konings - zoo- | |
[pagina 140]
| |
als we dit zien bij het huwelijk van Herwig en Kûdrûn - overlaadden het volk met geschenken. Waarin deze bestonden? In geld, goud en zilver, het meest; verders in kleedingstukken en gewaden; paarden, strijdrossen en wapens. De bruidegom gaf gewoonlijk zijne krijgslieden en wapenbroeders eene volledige wapenrusting; daarbij nog geld. De bruid stak gansch haar gevolg en ook nog een zeker getal maagden in 't nieuwe. Bij Sigebant's huwelijk lezen we: ...... vil manie soumaere daz ir hovegesinde der gienc bî ir tusent rich gewaete truoe brahte von dem lande. geladen mit schatze unde mit gewand! En Hagen. .... Schaz uu ouch gewant Gâb er sînen gesten, so milter vürsten hochzît nâhen unde verren mohte ouch den armen niht geweiren. en .... tûsent marke wert gab er ie fûr vier gesellen für ros und für gewaete en Dem boten hiez er geben die ritter, die dâ wâren, brâhte man den helden wol hundert marke weit. helm unde swert and manegen schilt guoten. | |
[pagina 141]
| |
En bij Kûdrûn's huwelijk: ..... dar zuo kleidete Hilde minmelîcher meide; wol sehzic oder mêre vil lip was ir ir lop und ouch ir êre. Wanneer de plechtigheid ging plaats hebben, werd dit in het land aangekondigd; de bruidegom zond naar zijne verloofde boden om haar te verzoeken hem te vervoegen. De bruid dan, gevolgd van haar hof, en talrijke lastdieren met allerlei kleeding en schatten belaan; en omringd van eene eerewacht van jonge krijgslieden, meestal door haar vader zelf mede gezonden, soms wel door haren bruidegom haar te gemoet gestuurd, deed de reis naar haar nieuw vaderland. Evenals nu nog liep het volk den stoet te gemoet en de dichter zegt dat bij Sigelant's huwelijk die si dâ sâhen gerne, bedecket man die strâze die begunden îlen vant vil wol in vierdehalber mîle En bij Kûdrûn's huwelijk evenals bij dit van Hagen zegt de sage dat al de groote vorsten van het rijk te dier gelegenheid naar het hof kwamen. Aan de grenzen van beider koningrijken had de ontvangst plaats der bruid. ‘Emphangen wart vil schône daz minniclîche kint ûf zweier lande marke Dan werd bijzonderlijk een steekspel of tornooi | |
[pagina 142]
| |
gehouden: eerst daarna mocht de bruid, op eene merrie gezeten, wier zadelkleed tot op de hoeven hing, het land haars bruidegoms binnenrijden. Dan werd wederom door gansch het land de komst der koninginne verkondigd. Vóór de godsdienstige plechtigheid, waar de sage slechts eens van gewaagt - te weten bij Hagene's trouw: Nâch sîten kristenlîche beide zuo der krône wîhen man dô hiez - ontving de toekomstige koning het zwaard met zijne gezellen, vervolgens greep andermaal een steekspel plaats waar zelfs de echtgenoot, de nieuwgekroonde koning, aan deel nam. Na het steekspel begon het uitdeelen der talrijke geschenken. Ook de kroonafstand en het trouw zweren der leenmannen gebeurde op dit oogenblik. Eene gansch eigenaardige bijzonderheid die bij de ander huwelijken niet vermeld wordt staat beschreven bij den trouw van Ortwin met Ortrun en van Hartmuot met Hildburgh: De twee bruiden, Ortrun en Hildburgh werden geplaatst te midden in den kring hunner bekenden en Hartmuot en Ortwin, bemachtigden door het verbreken van den kring hunne echtgenooten, waarna zij malkander den trouwring aan den vinger staken. |
|