Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10
(1897)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |||||||||||
De herstelling van de buitenportalen der hoofdkerk van Antwerpen
| |||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||
Zooals wij op blz. 476 deel IX van het tijdschrift Dietsche Warande zegden: Het bewezen feit, dat de gebroeders Colyns de Nole, ten jare 1612-1619 de drie portalen van O.L.V. Kerk hebben herbouwd, heeft ons hoogst verwonderd, en doen nasporen hoe het kwam dat deze meesters, die, ten tijde van Rubens leefden, sieraden zouden hebben gebezigd aan het noorderportaal, onder andere twee gebeeldhouwde groeven (gorges), die, buiten twijfel, aan Herman of liever aan Dominicus de Waghemaker toebehooren. Een rijp onderzoek heeft ons weldra de waarheid doen kennen. In 1521 ontwierp Dominicus de Waghemaker, gezamentlijk met Rombout Keldermans, bouwmeester van Keizer Karel, een plan, dat het nieuwwerk geheeten werd, en waardoor het koor onzer hoofdkerk aanzienlijk zou vergroot worden. Dit plan werd begonnen; gedurende verscheidene jaren arbeidden de twee bouwmeesters aan het zoogezegd concept, of nieuwwerk, waarvan Keizer Karel en zijn zwager Christiaan van Denemarken, den eersten steen legden. Verscheidene plaatsneden bewijzen, dat de ommegangen tot op de hoogte der vensters waren voltooid, toen een ijselijke brand, op 6 October 1533, den koepel en den middenbeuk der kerk vernielde. Het plan werd verlaten, en de steenen aan de herstelling der kerk gebezigd. Het blijkt uit de nasporingen van den Heer de Burbure, dat de gebeeldhouwde stukken aan de voornaamste werken werden gebruikt, en later aldus ook de groeven (gorges), in den aard van Coenraed MytGa naar voetnoot(1) bewerkt, en naar allen schijn aan de | |||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||
portalen door de gebroeders Colyns de Nole werden bijgevoegd. Dit werk moet, volgens oorspronkelijke aanteekeningen, geschied zijn in 1612. De gebroeders Jan en Robrecht Colyns de Nole arbeidden naar oude plannen, gemaakt door mannen die den ogivalen bouwtrant meester waren. Gelijk ik in mijne verhandeling Les architectes Anversois, p. 10, (de Antwerpsche bouwmeesters) zegde, bezit men te Brussel het oorspronkelijk plan van den gevel aan den kant der Groenplaats (zuiderkant), geteekend door Abel Grimmer. Het zou belangrijk zijn dit deel der kerk in zijnen oorspronkelijken staat terug te brengen. Dit portaal werd, gelijk gezegd is, in 1616 herbouwd, en de bewijzen van het werk van Colyns de Nole bestaan ten huidigen dage nog. De voorgevel der kerk, die naar allen schijn, ook bij den brand van 1533 en de beeldstormerijen van 1566 en 1541 veel had geleden, werd in 1619 volledigd. Volgens eenige oude teekeningen was deze gevel versierd met eene rij beelden, die alsdan moeten verdwenen zijn; ook waren de tympanen met beeldhouwwerk versierd, dat in verschillende vakken was verdeeld. Dit half verheven beeldhouwwerk werd door een groot bas-relief, het laatste oordeel voorstellende, vervangen, en dat waarschijnlijk door de gebroeders Colyns de Nole werd gebeiteld. Tijdens den Franschen inval verdween dit laatste kunstwerk, en in de laatste tijden hing op zijne plaats het beroemd Christusbeeld van Jan Couthals, dat vroeger het kruis op de Meir versierde. De vijf welfsels der kerk werden gesloten op 14 April 1614, onder de regeering van Albertus en Isabella (uitgezonderd de twee laatste, welke van de oude kerk waren overgebleven, en die de wapens | |||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||
dragen van Paus Julius II en van de hoofdkerk). De sleutels dezer sluitsteenen werden gebeiteld, volgens de teekeningen van den bouwmeester Lod. van Beughem, en ten jare 1508 gesloten. De vijf in 1614 gesloten welfsels zijn versierd met de wapenschilden van:
Tusschen al deze jaartallen kan men zich licht verwarren. De koepel werd in 1534 heropgerecht; volgens nieuwe teekeningen werd hij herbouwd ten tijde van Cornelis Schut, die de prachtige schilderij de Hemelvaart van Maria uitvoerde, welke thans nog dit gedeelte der kerk versiert. Adriaan Michiels had in 1534 het koperen Salvator-beeld gegoten, volgens teekeningen van Gommaar van Neerbroeck. Hier denken wij eene verandering aan den westergevel te moeten aanbrengen. Eene plaatsnede, na het einde der XVIe eeuw vervaardigd, toont boven den grooten ingang eene ballustrade, die, in het begin der XVIe eeuw vervaardigd, vervangen is door eene andere in flamboyanten stijl. Deze laatste heeft hare verdienste, doch verandert het karakter van het werk van Appelmans, daar deze bouwmeester den stijl flamboyant geheeten niet kende, en hem dus nooit op de voornaamste plaatsen van zijn | |||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||
werk kon gebezigd hebben. Wij denken derhalve, dat, bij de herstelling der kerk, die eerste ballustrade hersteld moest worden. Een eigenaardig overblijfsel van het nieuwe werk was nog over weinige jaren op de Lijnwaadmerkt te zien. Alsdan werd het huis No 401, wijk3, afgebroken door Frans Durlet, en verscheidene gebeeldhouwde steenen werden naar het Museum van Oudheden overgebracht, waar zij, letter A. no 29 dragen. Merkwaardige zaak. Bij de herbouwing der kerk heeft men de gewelfpilaren (arcs boutants) van het middenschip der kerk niet hersteld, alhoewel de bouwmeester Gife ons heeft bewezen, dat boven de ‘venerabel kapel’ de aanleidingssteenen (amorces) nog bestaan. |
|