Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9
(1896)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 476]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Bouwkunst.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zegden wij het volgende: ‘Pieter Appelmans overleed in 1434, en werd onmiddellijk door Jan Tac in zijne bediening van meester der metsers, dat is van opperbouwmeester, opgevolgd; in 1449 had meester Everaert het bewind over de werken, en bleef het tot omtrent 13 November 1473 behouden. Alsdan werd hij door meester Herman de Waghemakere, den oude, als opperbouwmeester vervangen, die de werken tot in het jaar 1502 bleef bestieren; zijn zoon Dominicus de Waghemakere trad na hem op, en was, van 1521 tot 1530, bijgestaan door den vermaarden bouwmeester Rombout Keldermans, van Mechelen.’ Over de Waghemakere en Keldermans hebben wij in een afzonderlijk artikel, zoowel in het: Bulletin des commissions royales d'art et d'archéologie als in de Biographie Nationale gehandeld. Bij ons, even als bij Ridder de Burbure, is menigmaal de vraag ontstaan, vanwaar de bouwstoffen voortkwamen, aan den bouw van Antwerpens hoofdkerk gebezigd, en deze vraag werd van des te meer belang, daar wij, voor vele jaren, de herstelling van verscheidene deelen des tempels zagen beginnen; men vroeg ons of er mogelijkheid was, de oude groeven van den gebruikten steen aan te duiden. Ridder de Burbure en wij, kwamen tot de volgende uitkomst: De groote koor en hare omgangen met de kapellen, alsook de kapittelkamer, de sacristijen der kanoniken en kapellanen en de bibliotheek der kerk zijn gebouwd tusschen de jaren 1352 en 1420. De zuiderbeuken, gelegen tusschen de hooge koor en den zuidertoren, te beginnen met de venerabelkapel tusschen 1425 tot 1472; de noorderbeuken. gelegen tusschen de hooge koor en de groote toren, van | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||||||||||||||||||||
1472 tot 1500. De twee laatste gewelven, onder de torens, werden gesloten in 1508; de vijf volgende tot aan het hooge koor, op 4 April 1614, ten tijde der aartshertogen Albertus en Isabella. Gelijk wij reeds dikwijls geschreven hebben, arbeidde van 1521 tot 1530 de uitmuntende Dominicus de Waghemakere, gezamentlijk met den bouwmeester des keizers, Rombout Keldermans, bijgenaamd van Mansdale. Zij voltooiden den grooten torenGa naar voetnoot(1). De gevel van het noorderportaal werd herbouwd in 1612, die van het zuiderportaal, (wie kan het gelooven?) in 1616 en die van het groot portaal, in 1619. De steensoorten, voor deze groote werken gebezigd, waren de volgende.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| |||||||||||||||||||||||||||||
In den loop der tijden arbeidden de voornaamste beeldhouwers-bouwkundigen (want beide kunstenaren maakten deel van hetzelfde ambacht) aan het onderhoud van de O.L. Vrouwenkerk, zoo telt men voornamelijk de gebroeders Colyns de Nole, Jan-Pieter van Baurscheit, Jan Blom, enz. Sedert den aanvang der herstelling,Ga naar voetnoot(1) hebben wij werkzaam gezien: Frans Durlet (1847-1867), Eugeen Gief (1867-1890), Frans Baeckelmans (1890-1896); deze laatste, onlangs overleden, is vervangen door zijne oud-leerlingen: de heeren Julius Bilmeyer en Jozef van Riel (1896). |
|