Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 8(1895)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 400] [p. 400] In 't kille Graf. Toen hoorde ik, in mijn wee, 't gelui der klokken. Haar droeve klacht sprak mij van Godes wil... Een rij van maagden, met omkranste lokken, Die plechtig volgde, hield aan 't kerkje stil... Wij allen weenden, strooiden bloemenvlokken Op de eiken kist, waarin de brave kil, Ontzenuwd lag, - 't gelaat van smart vertrokken.... Mij bloedde 't hart... ik slaakte een rauwen gil!... De stem der klokken bleef weemoedig galmen; In 't koor dier tonen ruischten de orgelpsalmen... 't Was al voor haar, die 't heil mijns levens was... Bij de afscheidsbêe knielde ik in 't donzig gras. De rouwviolen spreidden zoete aromen... In 't kille graf zonk 't voorwerp mijner droomen... Isidcor Albert. Mei 1895. Vorige Volgende