Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 8
(1895)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 277]
| |
DIETSCHE WARANDE 1895, Bl. 277. Schaal 1 = 10
GEDENKTEEKEN VOOR THOMAS VAN KEMPEN, in de Sint-Michaelskerk te Zwolle. Ontworpen en uitgevoerd door H. MENGELBERG. | |
[pagina 277]
| |
Gedenkteeken voor Thomas van Kempen,
| |
[pagina 278]
| |
staan, zouden zijn voor rekening der commissie, zoodat het totale bedrag fr. 30,000 zou bedragen.Ga naar voetnoot(1) Voor den wedstrijd moesten worden geleverd: teekeningen van opstand, platten grond, doorsnede op 1/10 der ware grootte; een model in pleister op 1/10; een borstbeeld van Thomas op levensgrootte en deelen der versiering. De jury was samengesteld als volgt: Dr H.J.A.M. Schaepman, Dr P.J.H. Cuypers, Ad. Delvigne, Mgr G.W. van Heukelum, Nic. Molenaar, architect, Jhr Mr Victor de Stuers, referendaris van binnenlandsche zaken voor kunst en wetenschappen en W.B.G. Molkenboer, directeur van de rijksnormaalschool voor teekenonderwijs te Amsterdam. 18 verschillende ontwerpen, afkomstig van Nederland, België, Engeland, Italië, Oostenrijk en Duitschland, werden ingezonden, onder de volgende spreuken: 1. Ave Maria. 2. A.B.C. 3. Fides. 4. Baat het niet, het schaadt ook niet. 5. Johannes, VIII, 12. 6. Wie die Alten summen zwitschern die Jungen. 7. Ora et labora. 8. St Joseph II. 9. Qui sequitur me non ambulat in tenebris. 10. Elck lant sijn trant. 11. Windesheim. 12. Ama nesciri. 13. Geloof. 14. Pax. 15. In een hoeksken met een boeksken. 16. 1895 Spes (in een wapenschild.) 17. Drie elkander snijdende cirkels (Figuur). 18. Studie. Met algemeene stemmen werd de 1ste prijs toe- | |
[pagina 279]
| |
gekend aan het ontwerp ‘St Joseph II’; voor het toekennen van den 2en prijs stond de jury in beraad tusschen ‘Elck lant sijn trant’, ‘In een hoeksken met een boeksken’ en ‘Fides’, terwijl dit laatste de voorkeur kreeg, daar dit ontwerp zich door den geheelen opbouw en samenstelling van het gedenkteeken gunstig onderscheidde. ‘Fides’ bleek te zijn ingezonden door de heeren van Uytvanck en Goffaerts, te Leuven. ‘St Joseph II’ door den heer W. Mengelberg, beeldhouwer te Utrecht. Over het algemeen is dit ontwerp meesterlijk uitgevoerd. De ontwerper is zeer goed ingedrongen in den geest der middeneeuwen. Men zou alleen op een enkele figuur eenige aanmerking kunnen maken, als b.v. het beeld dat de H. Kerk voorstelt, dat bij zijn verhevene waardigheid en ernst, meer zachtheid en aanminnigheid kon toonen. De H. Joannes, die in de onmiddelijke nabijheid staat van Maria Magdalena, is al te vrouwelijk; bij nadere studie kan de kunstenaar hier zeer goed eenige wijziging in aanbrengen. Een betere oplossing ware wenschelijk van den boog in een vrije kruisbloem, onder het Christusbeeld. De schepper van dit ontwerp heeft zich tot taak gesteld een monument te stichten voor het dankbare nageslacht, ter eere van den grooten asceet Thomas à Kempis, dat geheel het karakter van den grooten man dragen en vertolken moest, die in het eerste hoofdstuk van zijn onsterfelijk boek nederschreef: ‘Derhalve zij het hoogste toeleg te peinzen op het leven van Jesus-Christus’, in het tweede hoofdstuk: ‘Over het nederig gevoelen van zichzelven’ sprak, en als de hoogste | |
[pagina 280]
| |
wijsheid dat woord van zijn Verlosser beschouwde: ‘Zoo iemand mij na wil volgen, hij verloochene zich zelven, neme zijn kruis op en volge mij na.’ Het monument zou ook het kenmerk moeten dragen van de Kerk van Rome, die wars van alle menschenvergoding, toch onvergankelijke eer aan hare trouwe zonen bereidt. De bruid van Christus richt monumenten op in hare godshuizen, in de nabijheid van den levenden God. En hoewel de nagedachtenis bij het vrome geslacht levend houdend, drukt zij toch op de eerste plaats de bezielende kracht en de wondermacht uit: ‘door de genade Gods ben ik wie ik ben en zijne genade is niet ijdel geweest in mij’. Door deze dubbele gedachte gedreven, werd het monument ontworpen in den vorm eener graftombe, waarin de man Gods den slaap des rechtvaardigen slaapt en het uur der opstanding verbeidt. Daarboven rijst als het ware het visioen waarop hij heel zijn leven gestaard heeft, dat hij zoo helder zag, zoo goed begreep, zoo duidelijk neerschreef in zijn boek. Wat was dat visioen? ‘De Meester is daar en roept u.’ De vrome Agnieter luistert en ziet: ‘Verloochen u-zelf en volg mij. Wie mij volgt, wandelt niet in de duisternis.’ Daarom is het middenpunt van heel het monument Christus, de Meester, niet voorgesteld als leerende in den tempel, of aan zijne Apostelen, maar als personificatie van duizenden en duizenden heldhaftige mannen, die levende en blijvende getuigen zijn van de woorden van Christus; ‘Wie mij volgt, wandelt niet in de duisternis.’ Christus is echter niet alleen de Meester - het voorbeeld, de daad en het woord, maar hij is nooit in tegen- | |
[pagina 281]
| |
spraak met zich zelven, altoos één. Hier zien we dus wat in zich zelven één is, in twee groepen afgebeeld, namelijk behalve den leerenden Christus, den lijdende, met het woord op de lippen: ‘Verloochen u-zelf en volg mij na.’ Want door vele beslommeringen moeten wij ingaan in het Rijk Gods: ‘Wie mij volgt, wandel niet in de duisternis.’ Christus draagt het kruis en noodigt uit het mede te dragen. Hij is omgeven van zijne moeder, Maria, die achter haren Zoon de hand slaat aan het kruis, ons ten voorbeeld; wij zien daar ook den apostel der Liefde, de liefde die hier mede lijdt, geeft aan zijn geest die wonderbare kracht; Maria Magdalena, eens door de zonde verduisterd, beurt hier weenend het hoofd op, wandelend in het licht. Nicodemus leert in het lijden het ijdele der aardsche goederen kennen en schudt het menschelijk opzicht af; de hoofdman heeft het woord op de lippen: ‘Deze is waarlijk de Zone Gods’, en Simon van Cyrene, ons troostend voorbeeld in het mededragen van het kruis, onwillig, met wrevel, met tegenzin en toch de leerling van Christus: ‘Wie mij volgt, wandelt niet in de duisternis.’ Daarneven staan H. Petrus en H. Thomas, de twee Apostelen, het Hoofd der Kerk, die eerst wankelde om zijn Meester te volgen in het lijden, maar door het lijden gelouterd, geheiligd is. De H. Thomas, niet alleen de patroon van den Agnieter, doch die tevens eens gewankeld hebbende in het geloof, nu zijn beschermeling des te luider in stille overdenking de zucht laat herhalen ‘Mijn Heer en mijn God.’ Daarvóor knielt de Kerk, de eeuwige, onverwelkbre Bruid, met de koningskroon gesierd, en de woorden op de lippen: ‘De Meester is daar en roept u,’ met vorstelijk gebaar vertolkend: ‘Wie Jezus volgt | |
[pagina 282]
| |
wandelt niet in de duisternis.’ En rondom dezen lijdensgroep zien we de symbolen der 8 Zaligheden en de kern der Bergrede. De natuurlijke tekst bij dit tafereel: Kruisberg en Bergrede, ziedaar de inhoud der Navolging van Christus. Langs den weg van boete en liefde brengt Thomas de ziel tot de hoogste vereeniging met God, door het lijden en de glorie, volgens het woord van den leerenden Christus: ‘Ik ben de ingang - zoo iemand door mij is ingegaan, hij zal zalig worden,’ en daarom boven den groep van de bruiloft des Lams, omringd van alle geslachten, alle standen en alle volken in het grondelooze licht der eeuwigheid: ‘Wie mij volgt, wandelt niet in de duisternis.’ Het monument zal uitgevoerd worden, voor een groot gedeelte in fijn, fransch steen (Pierre de Caen). De 2 treden van zwart, gepolijst belgisch graniet; postamenten der zuilen en verhoogde sokkel onder den groep, eveneens zwart gepolijst marmer; alsook de omlijsting der tombe met hare fijne profielen, versierd met ingelegd verguld bronzen bladeren, enz. De woorden om den rand der graftombe luiden: Den schrijver der Navolging van Christus wijden deze rustplaats zijne dankbare geloofsgenooten. Het ontwerp ‘Fides’, hoe verdienstelijk ook van aaleg, is over 't geheel wat koud, wel goed van stijl, maar arm aan gedachte en gevoel. Ofschoon veel tijd en studie schijnt besteed te zijn aan ‘A B C’ is dergelijk ontwerp een anachronisme, zoowel wat betreft tijd en stijl door 't Program gevraagd, als voor den tegenwoordigen tijd. Ook is het denkbeeld van den Arcosolio, aan de katakomben ontleend, hier weinig van pas. Het zeer streng modern engelsch gothisch geïn- | |
[pagina 283]
| |
spireerde ‘Ave Maria’ is zeer verdienstelijk gemodeleerd, maar arm aan oorspronkelijk vinding, en niet in den gevraagden XVe eeuwschen stijl. ‘1895 Spes’ is zwak van kompositie hoewel te recht geinspireerd op het monument van Engelbrecht te Breda. Daar is geen eenheid in de samenstelling, Thomas geknield voor zijn eigen monument is niet te verdedigen. De modeleering is zeer verdienstelijk. ‘Ora et labora’ zou eerder geschikt zijn om buiten de kerk geplaatst te worden en de impressionistische modeleering is bij zoodanig monument misplaatst. ‘Pax’ is geheel buiten het Program als zijnde ontworpen in duitschen Renaissance-stijl.
A.C. |
|