Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 8
(1895)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
Zedegeschiedenis.
| |
[pagina 200]
| |
En inderdaad: zien wij op onze dagen den geest dier voormalige instellingen niet langzamerhand herleven? Nochtans, waar oudtijds slechts éene gezindheid bestond, heerscht nu verdeeldheid, staan nu twee hoofdkampen tegenover elkander, die ieder naar eigen meening het vrijwaren der beroepsrechten en den onderlingen bijstand opvatten. Wie van beiden tevens, gelijk de voorvaderen, met godsdienstzin is bezield, dit vergt geen vertoog. Dat 's een feit! Er dient op gewezen. Aan weerszijden heeft de geest van vereeniging ontegensprekelijk sterke vordering tusschen het volk gemaakt. Geen stiel, geen vak, geen beroep hoe nederig of verheven ook, of men vindt de beoefenaars daarvan in bond vereenigd, terwijl anderen, uit liefdadigheidsgeest vergaderende, zich uitsluitend aan naastenliefde - philanthropie noemen dit sommigen - toewijden. Al de vakvereenigingen beschermen hunne leden, gezond of ziek, en ijveren voor den bloei van hunnen stand. Men is er niet verre af, aan die vereenigingen op nieuw de burgerlijke persoonlijkheid te vergunnen, ja, eenige hebben die reeds bekomen en nog wel, in sommige gevallen, onder hooger gezag en bescherming. Maar, wat anders dan hadden onze voorouderlijke corporaties voor doel, tenzij den onderlingen steun voor recht en plicht, voor godsdienst en vaderland, en eindelijk - algemeen - het plegen van liefdewerken opzichtens hunne oude, zieke of ongelukkige medeleden? Alwat de Fransche Omwenteling afgebroken, in puin en bloed versmoord heeft, komt allengs weer boven. 't Is daarom dat de studie en de bekendmaking | |
[pagina 201]
| |
van oude instellingen zooveel actualiteit als geschiedkundig belang inhoudt. Hoe meer men zich daarin verdiept, hoe beter men beseft, dat er tot heden nog geene maatschappelijke toestanden worden aangetroffen, waarin vroeger, onder de christelijke samenleving vooral, niet reeds werd voorzien. Velen, ja, bespreken deze zaken, zonder daarop te zijn voorbereid, zonder ooit het verleden te hebben nagevorscht, tenzij in de drogredenen die men er tegen opstapelt. Was daarom alles volmaakt in vroeger tijd? Geenszins; maar heeft onze tijd eindelijk het laatste woord gezegd? Wat is nu alles volmaakter! zegde men voor honderd jaar, toen de oude wereld als 't ware werd uitgevaagd. Gaan wij maar eens vijf en twintig jaar achteruit; wel, ons hedendaagsch geslacht vormt zich geen denkbeeld van 't verschil! Onze tijd, de tegenwoordige, zal, op zijne beurt, worden geroemd om het goede, beknibbeld om het middelmatige, gevloekt, wellicht, om het lage en slechte dat hij voortbracht. Daarom, beschouwen wij het verleden van zijn eigen standpunt uit, en vaak zullen wij moeten bekennen dat onze vaderen in vele zaken ons nog vooruit waren. Ik zegde dat het opsporen der oude instellingen zooveel actualiteit inhoudt. 't Werd mij voorbeschikt aan dit onderwerp eene bijzondere studie te besteden, namelijk tot het opstellen der geschiedenis van het Antwerpsch Hoofdambacht der Meerseniers. Eén deel verscheen reeds in 1891, onder rubriek: Godsdienst en Kunstzin. Het overige is nog in bewerking. Ondertusschen drukte de Dietsche WarandeGa naar voetnoot(1) | |
[pagina 202]
| |
het door mij ontdekte reglement van 1563 - het eerste - van het St-Sebastiaansgild te Putte (Mechelen). In dit reglement vinden onze handboogmaatschappijen hunne moderne statuten schier geheel weder. Na meer dan 300 jaar! Voorwaar, nil novi sub sole, zou men haast besluiten. Wat nu de handelsvereenigingen betreft, deze zien insgelijks hun hedendaagsch doen en laten weerspiegelen in de bedrijvigheid, den naijver, wat weet ik al, waarvan elke bladzij der geschiedenis hunner voorzaten getuigenis aflegt. Zoo ook is 't in zake van liefdadigheid, met de zoogenaamde ‘ziekbussen’ gesteld, dit hoop ik later aan te toonen. Middelerwijl wil ik de belangstellende navorschers een brok uit mijne nota's aanbieden. 't Is het oudste gekende privilegie van het Meerseniersambacht te Antwerpen. Ik heb dit Ambacht deels doen kennen in het hooger gemelde boek. Op het einde der XIVe eeuw bezaten de Meerseniers reeds veel macht en aanzien. De Meerseniers speelden eene werkdadige rol in den strijd tegen Lodewijk van Male, en sinds dien zag men ze steeds met de staatkundige voorvallen bemoeid. In 1413 bekwamen zij hier hun eerste privilegie of statuten hunner corporatie. Dezer archieven spreken daarvan, doch het stuk werd tot heden niet gevonden. In alle geval, na negen jaren, te weten op 18 April 1422, werd het privilegie, door den stedelijken Magistraat vernieuwd en uitgebreid. 't Zegt genoeg dat het Ambacht in grooten bloei moest wezen, wat dan ook bij middel zijner boeken en schriften kan worden vastgesteld. De Meerseniers waakten fier en nauwgezet op hunne privilegiën, tot op het tijdstip der vernietiging van hunne corporatie. | |
[pagina 203]
| |
Hun bestuurraad bestond uit twee dekens en vier oudermans, tusschen de verschillende onderhoorige neringen gekozen. Van de XVe eeuw af, zetelden die dekens in Stads ‘Breeden-Raad’ en namen deel aan de keuze van verschillige magistraten. Was dat niet de meewerking van den ‘Derden-Staat’ aan stadszaken? In 1436 werd de Maandagsche Raad ingesteld. Twaalf gekozenen uit de Ambachten zetelden dan tot het onderzoeken van zaken van algemeen belang, waarover zij - het volk - eene beslissing van den Stadsraad verlangden. Was dat niet de vertegenwoordiging der belangen? De ‘Derde-Staat’ bestond vanouds in onze oude gemeentelijke instellingen. Het grondbegin eener gezonde democratie werd gehuldigd. Mettertijd waren wellicht de deuren van den Staatsraad voor haar geopend. Hiermeê kwamen de Franschen voor den dag en eischten het met geweld. Zij joegen het hoofd der mindere klassen op hol, wegens hunne rechten, maar niet voor hunne plichten. Onze voorouderlijke corporaties streefden naar recht en plicht tegelijk. Hoe nu, voor 500 jaar omtrent, de grondslag der krachtdadigheid, van de leden, ter bevordering van handel en nering werd gelegd, staat te lezen in het volgende | |
Privilegie van het Hoofdambacht der Meerseniers.Allen den ghenen die dese letteren sullen sienGa naar margenoot+ oft hooren lesen, Wouter vander List, Riddere, Scouthete ende wy Burgermeesteren, Schepenen ende | |
[pagina 204]
| |
Raide vander Stad van Antwerpen, saluut met ken nissen der waerheyt, want de goede knapen gemeynlic vander meerserien, vanden tenenpotghieters, vanden witten ledertouwers, vanden hantscoemakers, vanden parkementmakers ende vander vetwaeren ambachten tAntwerpen ende oick alle die ghene die hen toebehoirende syn, Ons gethoent hebben dat zy groten last ende cost hebben ende daghelix doen moeten alrehande saken haren ambachte aenclevende biddende dat wy hen enige kueren ende ordinancien oirloven ende consenteren wouden omme hen te bat voersiene in toecomenden tyden van allen behoefliken saken den heere ende der stadt mede te dienen, so doen wy kondt u allen, dat wy omme orbore ende profyt vanden goeden knapen gemeynlic vanden voirs. ambachte hen gegheven, verleent ende geconsenteert hebben alsulke pointen ende ordinancien als hier na gescreven staen, te houden ende te hantierne tot onsen wedersegghen. Ga naar margenoot+ Inden yersten dat tvoirscreven ambacht samentlic gheregeert sal werden jairlix met tween dekenen, te weten is met eenen vander meerserien ende met eenen vander vetwaeren ende dat de heere ende de stadt jairlix de kennisse hebben zullen alle jare die te stellen ende te vermaken. Item dat die twee dekene jairlix kiesen sullen viere goede knapen wt elker neringe, eenen omme gesworen van elken ambachte te wesen, ende die sullen sy brengen voirden heere ende haren eedt doen doen alsoet behoirt. Ga naar margenoot+ Item dat sy niemende in hare ambacht ontfangen en zullen, zy en sullen den heeren ende der stad eer te kennen gheven wat persoene dat is. Item dat sy niemende haers ambachts cleederen | |
[pagina 205]
| |
gheven en sullen noch dair in ontfangen, hy en doet ambacht ofte hy en doet doen ende hy en schote ende lote metten ambachteGa naar voetnoot(1). Item datmen haers ambachts cleederen niet draghen en sal dyerste jair, ten zy ter eeren, op de peyne van twaelve grote te verbueren sambachts behoef. Item so wanneer dat yemant int ambacht comen wille ende meesterie dair af houden, dat die poirter sal moeten syn of poirtere sal moeten worden. Item so wat persone dat int ambacht comen wille, dat die gheven sal den ambacht voer incomen vier oude scilde ende den regeerders vanden ambachte eenen ouden scilt voer haren arbeyt, letsel ende moysel, te weten deen helft vanden voirs. ouden scilde den dekenen, ende dander helft den geswoernen ende meesters getrude kynderen zullen int voirs. ambacht comen omme half gelt. Item so wat persoene die in andere ambachten syn ende int voirs. ambacht comen willen, sullen hare vorste ambacht laten ende quytscelden eer zy int voirs. ambacht sullen mogen comen ende tvoirs. ambacht doen of doen doen ende anders egheen ambacht hanteren. Item want dat sake (ware?) dat yement uten voirs. ambachte wouden wesen in andere ambachten, die en soude tselve ambacht niet meer mogen doen, noch dair in gevrydt syn. Item dat niement buyten der jairmerct kese nochGa naar margenoot+ botere en sal mogen vercoopen beneden de halve waghe, hy en sy vry int ambacht op de peyne van eenen ouden scilde, deen derdendeel den heere, dander derdendeel der stat ende tderde derdendeel den ambacht. | |
[pagina 206]
| |
Ga naar margenoot+ Item dat niemant int vleyschuys noch dair buyten ruet copen en sal omme te stampen ende te smelten omme weder wt te pennewaerdenGa naar voetnoot(1), hij en waer vry int ambacht, op de peyne van eenen ouden scilde als voirs is. Ga naar margenoot+ Item dat niement keerssen en sal moghen maken van buyten op der lude vloer om huere, hy en wone buycvast bynnen Antwerpen, op de peyne van eenen ouden scilde als voirGa naar voetnoot(2). Ga naar margenoot+ Item dat niement raepsmout vercopen en zal, het en sy fyn onghemenght van anderen smoute noch ander smout wt meten metter maten oft wt pennewaerden, hy en ware vry int ambacht, op de peyne van eenen ouden scilde op elck ame smoutse? Ga naar margenoot+ Item dat niement int ambacht quade keerssen maken en sal omme weder wt te pennewaerden of te vercopen, op de peyne van eenen ouden scilde als voer. Ga naar margenoot+ Item dat niemant raepbroet vercopen en sal in cleyne pennewaerde, hy en ware vry int ambacht, op eenen ouden scilde als voir. Ga naar margenoot+ Item dat niemant kattoen garen of katoen wolle incoepen en sal omme weder wt te pennewaerden, hy en zy vry int ambacht, op de peyne van eenen ouden scilde als voirscreven is. Ga naar margenoot+ Item dat niemant sofferane vercopen en sal datmen vynt gevalst mit zeeme of mit anderre substancien die valsch syn, ende soo wie dat dade dat die sal verboeren twee oude scilde als voir. Ga naar margenoot+ Item dat niemant buyten mercten ghemgheber noch amandelen noch ander kruyt verwen en sal met | |
[pagina 207]
| |
menyen, met okere oft mit andere quaden substancien noch alsulc kruyt dat geverwet is ter straten vercopen, ende want yement dair mede bevonden worde, dat souden de dekene ende regeerders van den voirscreven ambachte brengen aenden heere ende der stat ende de heere ende de stat zullen dat corrigeren na gelegentheyt der misdaet. Item dat niement sofferaen vercoepen en sal dat gevalst is mit zeeme oft met anderre quaden substancien, ende so wie dat dade die soude verboeren twee oude scilde den heere, der stadt ende den ambacht onder hen drien evenghelyc te deylen. Item dat niemant mostaert verwen en zal andersGa naar margenoot+ dan mit sofferaen, op de peyne van eenen ouden scilde in drien te deylene als boven verclaert is. Item wairt dat sake dat yement kruyt of enigerhandeGa naar margenoot+ poeder vercochte dat gevalst ware, dat sullen de dekenen ende gesworen brengen aenden heere ende aen de stad ende die sullen dat corrigeren ende metten ambachte dair op versien also dair toe behoire. Item dat niemant buyten jairmercten vercopenGa naar margenoot+ en sal fusteyne, botteyne, woesteyne,Ga naar voetnoot(1) saye, zyden lakene noch gheenrehande andere stucken wt snyden die der meersen toebehoeren, hy en is vry int ambacht, op de peyne van eenen ouden scilde in drien te deylene, den heere, der stat ende den ambacht als voirs is. Item dat niemant vanden voirs. ambachte bynnenGa naar margenoot+ mercten noch buyten mercten voirt doen en sal meer dan met eenen stalle, also verre als man ende wyf te zamen sittende syn ende dat gelike pennewairden deen biden anderen sullen moeten staen in hoeren gerechte rue op de peyne van eenen ouden scilde in drien te deylene als voirs. is. (Slot volgt.) |
|