Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 8
(1895)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Bij onze Platen.
| |
[pagina t.o. 55]
| |
JEZUS' INTOCHT VAN JERUZALEM, naar Fr. Overbeck.
Dietsche Warande, bl. 54. | |
[pagina 55]
| |
Gerard Mercator, Gerard KremerGa naar voetnoot(1), eerst Mercatoris genoemd, is den 5n Maart 1512 te Rupelmonde, in Oost-Vlaanderen, geboren. Zijne ouders woonden waarschijnlijk gewoonlijk te Gangelt bij Aken. Men weet niet uit welken anderen grond zij zich te Rupelmonde nederzetten, dan dat Gerard's vader eenen broeder, met name Gisbert had, die te Rupelmonde zijn verblijf hield. Gerard kwam eerst op eene kloosterschool te 's Hertogenbosch en vervolgens op de hoogeschool te Leuven, waar hij de oude letteren bestudeerde. Hij schijnt (gelijk Marnix Leuven vaarwel zegde, om zich in de armen van Calvijn te werpen), de meeningen der vrienden van Luther en Melanchton over de waarde van den bijbel als eenige bron voor het christelijk geloof te hebben gedeeld; maar in zijn geheele leven toonde zich geenszins een geest van verzet of omwenteling; zoodat hij steeds bij Karel V in gunst bleef staan. Weldra vertoonde het zich voor welke wetenschappen de jonge geleerde den grootsten aanleg bezat. Hij maakte zich door de vervaardiging van eenige astronomische werktuigen (b.v. de zoogenaamde astrolabiën) bekend en zocht zijn levensonderhoud in het geven van bijzonder onderwijs in de wiskundige vakken. Vóór zijn 24e jaar had hij een huisgezin gegrond. Barbara Schellekens uit Leuven was de naam zijner echtegenoote, die hem weldra eenen zoon schonk. De vrucht van zijnen geest bestond vooreerst in eene kaart van Palestina, welke in 1540 aan het licht kwam. Onmiddellijk daarna vervaardigde hij eenen aardbol, ‘aardappel’, gelijk hij hem noemde. | |
[pagina 56]
| |
Hij bezigde daartoe het eerst de gebogen lijnen met zulke goeden uitslag als vóór hem en de geheele eeuw na hem door anderen niet bereikt was geworden. Daarin lag eene der aanleidingen, waarom de keizer den geleerde zoozeer begunstigde, want Karel had eene zekere voorliefde voor dergelijke werken. 't Is dan ook zeker aan de gunst des keizers toe te schrijven dat Kremer, door de inquisitie opgemerkt, de gevolgen daarvan eerst later ondervond, toen hij te Rupelmonde de erfenis van zijn gestorven oom Gisbert in ontvangst ging nemen en als vluchteling in hechtenis werd gebracht. Deze duurde slechts eenige maanden, in 't voorjaar van 1544. Zijne katholieke echtgenoote, zoowel als de schoon weinig spaanschgezinde abt van St Geertrui, curator der hoogeschool van Leuven, eindelijk ook de Rector en de senaat dier universiteit, traden bij de regeering als verdedigers van Gerard op. Het gelukte hun hem uit de hechtenis te verlossen; doch voortaan gevoelde hij zich te Leuven toch eenzaam en verlaten. Toen nu in 1552 het verdrag van Passau werd gesloten, waardoor aan de protestanten eenige meerdere vrijheid van godsdienstoefening werd toegestaan, vertrok onze Gerard naar Duitschland en liet zich in Duisburg neder, aangetrokken door de vriendschap van den burgemeester Joh. Glymm en den schout Walther Glymm. Men heeft de opkomst van het gymnasium in Duisburg aan Gerard Kremer, aan Mercator te danken. Nog was Karel V in leven toen door de belegering van Ingolstadt een aantal astronomische werktuigen aldaar te gronde gingen. Mercator werd met de vervaardiging van nieuwe werktuigen belast. Daaronder bevond zich o.a. een uit glas geblazen hemelbol, waarin de sterrenbeelden gegraveerd en de alleen staande sterren door een gouden puntje aangeduid waren. Men weet dat de | |
[pagina 57]
| |
kunst op glas te graveeren aan onze nederlandsche dichters en geleerden niet vreemd was en b.v. door Maria Tesselschade met goeden uitslag werd beoefend. De hertog van Lotharingen droeg onzen wis- en aardrijkskundige in 1564 op, zijn land door driehoeksmeting nader te bepalen. Mercator vervaardigde toen eene kaart des hertogdoms, gelijk hij er eene van de Nederlanden, Duitschland, Frankrijk, enz. teekende. Eindelijk ondernam hij de volmaking der bekende ‘projectie’, of vlakke kaart van de geheele wereldGa naar voetnoot(1), welke door den grooten geleerden Peschel de ‘steen der aardrijkskundige wijsheid’ is genoemd. De verzameling kaarten aldus door Mercator bijeengebracht noemde hij AtlasGa naar voetnoot(2), welke naam, sedert dien tijd voor alle kaartenwerken gebruikelijk is gebleven. Zijn zoon Rumold gaf in 1595 te Duisburg voor 't eerst zulk eenen atlas uit. Oertel of Ortelius was tot dien tijd de beste kaartenfabrikant geweest. Van nu af aan erkende deze zich gaarne door Mercartor overtroffen en deelde met hem zijnen roem. Mercator zelf bewerkte nog Ptolomeus voor de pers en voorspelde in het jaar 1580 dat men eenmaal (wat juist na driehonderd jaar door Nordenskjöld is uitgevoerd) in noordoostelijke richting langs den pool den weg naar China moest vinden.
De plaat welke de 1e aflevering van 1895 versiert stelt voor Jezus' intocht te Jeruzalem, naar Overbecks schilderij in de Mariakerk te Lübeck, 's meesters geboorteplaats. | |
[pagina 58]
| |
De plaat is afgetrokken van het cliché des heeren B. Herder te Freiburg in Breisgau en komt voor in de Christliche Ikonographie van Heinrich Detzel, Deel I, bl. 327, plaat 136, door genoemde firma in 1894 uitgegeven. In eene volgende aflevering zal eene beoordeeling van dit plaatwerk verschijnen, geschreven door F.X. Kraus, prof. der oudheidkunde en kerkgeschiedenis aan de hoogeschool in genoemde stad.
Jezus' Intocht. - Fr. Overbeck's Intocht van Jeruzalem wordt aldus beschreven. De Heer rijdt op het veulen eener ezelin; links bevindt zich Petrus in witten mantel, rechts Joannes en Jacobus, met hunne moeder. Een schoone groep! Joannes is eene teedere, maagdelijke gestalte, van groote liefelijkheid, vol gevoel geschilderd. De meer mannelijke Jacobus richt het oog met innige overtuiging op den Meester, alsof hij diens blik zoekt op te vangen. De overige apostelen volgen in twee rijen. Judas schrijdt een weinig zijwaarts vooruit en is in arglistig nadenken verzonken. Achter de apostelen, tegen den rand der voorstelling, heeft de schilder zich zelven, in groen gewaad, bescheiden afgebeeld. Nevens hem herkent men Pforr, Sutter, Wintergerst en andere kunstenaars. Verder tegen den achtergrond dringt eene volksmenigte van den olijfberg af vooruit, waaronder vele door Christus genezenen zich bevinden. Eene andere schaar schijnt van Jesuzalem te komen, om den aankomenden Messias te begroeten. Tot in den versten hoek wordt het ‘Hosanna’ aangeheven. Op den voorgrond bevindt zich een groep van heilige vrouwen. Maria opent hare armen tot den naderenden zoon. Haar gelaat drukt de innigheid der moederliefde, het bewustzijn zijner goddelijkheid, maar ook | |
[pagina 59]
| |
een bang voorgevoel uit. Neven Maria spreidt Martha haren mantel voor de voeten des Heilands. Maria Magdalena, eene heerlijke gestalte, zit op den grond en houdt de hand aan den mantel der maagdelijke moeder.
Bij de opening van onzen jaargang moge die Intrede een zinnebeeld zijn der intrede van het nieuwe jaar der Warande, waarvoor onze medewerkers en inschrijvers menige vreugdepalm hebben uitgestrooid. Mogen zij ons getrouw blijven, tot meerdere verheldering van het natuur- en kunstschoon, wat slechts zoo gebrekkig, door de nevelen van de vergankelijkheid heen, op aarde kan verstaan of aanschouwd worden. De kunstbegaafde jeugd heeft hare idealen van schoonheid, gelijk de volksman zich een ideaal van een toestand der wereld droomt. Dat schoonheidsideaal is natuurlijk en erfelijk, maar toch niet langs allen weg bereikbaar. Aan het ervarener deel der menschheid is het gegeven om te waarschuwen tegen de afwalingen van den weg die naar het hoogste kunstschoon leidt, tegen de buitensporigheden, uitspattingen van eene ongeduldig zoekende jeugd. De Dietsche Warande worde gepleegd door mannen welke nog iets anders willen huldigen dan de regelen eener school. Een waar genie draagt eigen school in zich. Eerst ontstonden de kunstenaars, daarna eerst de scholen. Doch het onderwijs dient om de zwakke, half bekwame beginners voor te lichten. De meesten zullen wel doen zich niet voor genieën te houden, die 't onderwijs kunnen missen. Eenige hoogstbegaafden kunnen 't. Onze leus blijft steeds: In dubiis libertas. |
|