Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 8
(1895)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
Fragment van den Rijmbijbel van Jacob van Maerlant,
| |
[pagina 28]
| |
blad bevat 184 verzen welke met vs. 2773-2956 van David's uitgave overeenstemmen. Beide bladen behoorden tot den tweeden quaternio van den oorspronkelijken codex en wel als eerste en laatste blad. Dat blijkt duidelijk en uit de folieering IX en XVI en uit het aantal verzen begrepen tusschen v. 1651 en v. 2773, welke juist voor zes tusschenliggende bladen berekend zijn (± 184 vs. per blad). Dat wordt ook nog aangetoond door de zoogenaamde ‘réclame’ of klapper, welke zich op het tweede blad vo onder het laatste vers der tweede kolom bevindt. Het was vroeger gebruikelijk de volgorde der quaterniones aan te duiden door het begin van den eersten regel van den volgenden quaternio op het einde van den voorafgaande over te brengen. De verzen zijn in twee kolommen over iedere bladzijde verdeeld en zijn geschreven in het zoogenaamd ‘monnikenschrift’. De tekst is afgedeeld in verschillende kapittels met opschriften in rooden inkt. De eerste letters der kapittels zijn afwisselend rood en blauw en een weinig versierd. De beginletter van iedere kolom is eene groote in het zwart uitgevoerde hoofdletter. De cijfers en eigennamen zijn doorgaans met een rood streepje gemerkt. Schei- of zinteekens komen er niet in voor, alleen enkele malen treffen wij een punt aan. Boven de i en j is gewoonlijk een naar rechts hellend streepje geplaatst in geval er twijfel zou kunnen zijn. De lijnen langs de kolommen en onder de regels schijnen met een droog punt getrokken. Er is geen paginatie, doch de bladen zijn genummerd en wel vo, links tegenover het midden der eerste kolom. Al deze kenteekenen schijnen op eenen oorsprong van het einde der 14e of het begin der 15e eeuw te wijzen. | |
[pagina 29]
| |
Hetgeen ons deed besluiten dit fragment af te laten drukken zijn de talrijke plaatsen welke verschillen met den tekst der handschriften door David gebruikt. Wij hebben hier vooral het oog op de acht verzen welke tusschen v. 1582 en v. 1583 ingeschoven zijn. Misschien biedt onze tekst hier of daar ook eene betere lezing aan, doch het oordeel daarover laten wij aan anderen. Eveneens hebben wij de verwantschap van ons fragment met de door David gebruikte handschriften wel niet van stap tot stap onderzocht, wij meenen echter het ervoor te kunnen houden, dat het afkomstig is uit een handschrift dat tamelijk wel alleen staat. Het fragment is door ons zoo getrouw mogelijk weergegeven, opdat het voor den belangstellende van des te meer nut kunne zijn. Daarom hebben wij ook alle met den hoofdtekst van David verschillende lezingen, zelfs de kleinste, aangeteekend, terwijl wij tot meerder gemak de nommering der verzen van David hebben overgenomen. | |
Blad 1.1471[regelnummer]
Om dat hi alle afgode verbrandeGa naar margenoot+
Houtine Coprine ende alrande
Die papen van canopen namen
Haren sconen belus tezamen
| |
[pagina 30]
| |
1475[regelnummer]
Ende daden hem of die crone doer dat
Ende zetter vp een aerdin vat
Na ere crone maecten sijt
Dat vul gaten ende niet te wijt
Ende daer was water in ghedaen
1480[regelnummer]
Ghestopt met wasse sonder waen
Ende zettene in caldeeuschen viere
Dat was moeste smelten schiere
Ende dat water verwan den brant
Dus behilt die hogher hant
1485[regelnummer]
Belus afgod ende dus began
Eerst die dolinghe onder die man
Want die duuel spracker uut
Jeghen die lieden al ouerluut
Van thare die vader was vā abrahā
Saruch wan nachor ende kind' mee
1490[regelnummer]
ende nachor wan Thare
Thare wan abram daer naer
Doe hi wel out was .LXX. iaer
Ende noch .ij. sonen als ic vernam
Eenen nachor ende eenen aram
| |
[pagina 31]
| |
1495[regelnummer]
Die andre Ewe neemt hier ende
An abrame als ict bekende
1499[regelnummer]
Aram wan dus telt men mij
1500[regelnummer]
Loth ende melcham ende sarraij
Enen sone ende dochtren .ij.
Doe bleef hi dood daer in calde
Eer dat staerf die vader
Daer moghen die lieden allegader
1505[regelnummer]
Noch heden bescouwen sijn graf
Dies was thare droeue daer af
Ende rumeder ōme als men zeghet
Die stat daer hi begrauen leghet
Hier was ghenoemt die stede
1510[regelnummer]
Want men hem cracht daer dede
Om dat vier dat mer anebede
Si wilden dat hijt dade mede
Dus rumedi tlant erre ende gram
Nachor nam melcham ende abram
1515[regelnummer]
Sine .ij. sonen hi ghebood
Dat si na chams dood
| |
[pagina 32]
| |
Sine dochtre te wiue nemen souden
Het was wet men moest wel houden
Ga naar margenoot+ Nachor nam melcham ende Abram
1520[regelnummer]
Nam sarraij alst ict vernam
Abram nam Lothts sijns broeder kint
Om hem dien hi hadde ghemint
Ende cosene daer te zinen sone
Thare ghinc wech als die ghoene
1525[regelnummer]
Die was een goedertiere man
Ende wilde int land van Canaan
Hi quam ghegaen een stic daerna
Int lant van mesopotanea
Ende in eene stede hiet carram
1530[regelnummer]
Doe staerf hi na dien dat quam
Alse hi gheleift hadde in desen liue
.CC. iaer ende daer toe viue
hier voer abraham te woenē ī .i. and' land
DOe sprac god tote abram
Rume die stede van carram
1535[regelnummer]
Lant ende maghe neder ende hoghe
Ende com int lant dat ic di toghe
Abram voer wech bedi
Met sinen wiue sarraij
| |
[pagina 33]
| |
Ende loth sijn neue ghinc mede
1540[regelnummer]
Ende al dat hi wan in die stede
Van carram voerde wech die man
Ende voer int lant van canaan
Hi ende sine liede met hem
Tote ere stat die hiet sychem
1545[regelnummer]
In die ewangelie steet
Dat die zelue cychar heet
Van danen quam hi ten edelen dale
Dat nu es eene zee al temale
1553[regelnummer]
Daer uertoghedem god onse here
Ende zeide ic zal doer dine ere
1555[regelnummer]
Dinen gheslachte gheuen dit lant
Daer maecti eenen outaer tehant
Van danen voer hi wonen el
Tusschen haij ende bethel
Daer hi echt maecte eenen outaer
1560[regelnummer]
Tote damasch voer hi van daer
Daer na waert hongher int lant
| |
[pagina 34]
| |
Doe voer hi in egypten lant
Tien tiden was hi rike van goude
Ende van beesten menichfoude
1565[regelnummer]
Van zelure ende van groter meisniede
Hi maecte onder degijpsche liede
Astrologije ende Arysmetike
Daer of hebben sekerlike
Ga naar margenoot+ Die grieken gheleert ende ontfaen
1570[regelnummer]
Van danen keerdi weder zaen
Tusschen bethel ende haij
Dat nu iherusalem es bi
Daer schiet hi ende syn neue loth
So rike hadse ghemaect god
1575[regelnummer]
Van beesten dat si niet ne mochten
Te gader sijn hare heirden ne vochten
Deen vpden andren omme weede
Loth voer woenen ten ghescede
In dat lant van sodoma
1580[regelnummer]
Dat nu es water verre ende na
Abram schiet uten lande niet
1582[regelnummer]
Dat god sinen ofcomenden behiet
| |
[pagina 35]
| |
Hi wilde daer leden sijn leuen
Met sinen kindren met sinen neuen
Int lant van promissioen
Ende gods wille altoos vuldoen
Dat was emmer sijn begheren
Te doene den wille ons heren
Ende met al sire machte
Gode te dienne et met sire crachte
hier sconfierde abram .iiij. cō .en̄ al hare volc
1583[regelnummer]
Doe dus ghesciede dese dijnc
hadde elke stat haren conijnc
1585[regelnummer]
Die ijet doghede ende was van namen
Ga naar margenoot+ Maer vele coninghe te zamen
Waren eenen conijnc onderdaen
In desen tiden hebbic verstaen
Waren bedwonghen dese .v. steden
1590[regelnummer]
Van sodoma met moghentheden
Onder enen coninc alle viue
Ende gauen chens van hare liue
Chodor Laomorre van elamiten
Hadde onder hem. segghen die viten
1595[regelnummer]
Die .v. coninghe van .v. steden
1596[regelnummer]
Ende dwancse met moeghentheden
Die coninghen alle viue
| |
[pagina 36]
| |
Gauen hem chens van haren liue
1598[regelnummer]
Inden .xiij. sten iare daer naer
Onseit sine hem al openbaer
1600[regelnummer]
Dies quam hi ten .xiij. sten iare
Als hi vernam die niemare
1601[regelnummer]
Met eenen here vele scone
Ammirafel coninc van babylone
Ende van ponten coninc arioch
Ende van heidinen een coninc noch
1605[regelnummer]
Die gheheten was thadalGa naar margenoot+
Deze .iiij. quamen met hem al
Vp sodoma met haren here
Maer si vonden ghinder were
Die .v. coninghen van .v. steden
1610[regelnummer]
Quamen daer met moeghentheden
Die coninc soboin van sodoma
Van gomorra van adama
Ende van bala ende sale die .v. ste stat
Dese .v. steden worden mat
| |
[pagina 37]
| |
1615[regelnummer]
Ende worden ghesconfiert int dal
Voor die .iiij. coninghen al
Al dat was in sodoma
Dat roofden si verre ende na
Wiue ende man ende hare kinder
1620[regelnummer]
Ende al die haue die si ghinder
Belopen mochten inden rike
Een die ontfloen was quam haestelike
Ende seid dē ebreusche abram
Dat men sinen neue vinc ende nam
1625[regelnummer]
Hi hadde in sire meisniden
.iiͨij. ende .xviij. lieden
Die staerc waren ende stout
Dese man dese deghen bout
Ende met hem sine ghebure mede
1630[regelnummer]
Die met groter zekerhede
Hem te dire wilen hoorden an
Die volchden hem toten dan
Dats eene fonteine daer die Jordane
Eerst uut beghint te gane
1635[regelnummer]
Daer quam hi gheuaren met crachte
Vptie .iiij. coninghe bi nachte
| |
[pagina 38]
| |
Tvolc hadhi in .iij. ghescaerd
Hi vantse slapende ende veruaerd
Ende dronken ende zonder were.
1640[regelnummer]
Dus sconfierdi dat here
Die men daer niet dood ne slouch
Was blide dat hi tlijf ontdrouch
Dus wan hi den coninghen aue
Hare volc ende hare haue
1645[regelnummer]
Ende lotte oec sinen neue mede
Doe quam met groter vrolichede
Die coninc van sodoma ieghen hem
Ende oec die coninc van salem
Dat men iherusalem nu heet
1650[regelnummer]
Melchisedech waest als ict weet
Hiet die coninc . als ict las
(Slot volgt.)
|
|