gen toevertrouwde registers en papieren als een knappe archivaris te rangschikken, maar verrijkte ze bovendien met tal van wetenswaardige aanteekeningen nopens de geschiedenis en de rechtspraktijk, welke van zijne grondige geleerdheid en onvermoeide werkzaamheid de klaarste getuigenis geven.
De oude oorkonden, bevattende de rechten en voorrechten des Lands van Waas, stelde Jan de Neve vooral op hoogen prijs; hij had het gelukkige gedacht ze door afschriften te vermenigvuldigen en in afzonderlijke registers, naar het voorbeeld der meeste steden en kloostergemeenten, over te schrijven. Een dezer registers, bekend onder den naam van Cartularium De Neve, bevatte, behalve de akten van de voornaamste gebeurtenissen zijns tijds, de afschriften van al de oude ‘letstraigen ende munimenten’, aan de verwoestingen ontsnapt gebleven, en werd alzoo eene kostelijke bron voor de latere geschiedschrijvers. Ongelukkiglijk schijnt het in den brand des stadhuizes van St.-Nikolaas, den 26 Februari 1874, de prooi der vlammen te zijn geworden.
Een ander, minder lijvig register, door De Neve onderhouden en eveneens de vrucht van gewetensvolle opzoekingen, is bewaard gebleven. Het berust in het archief van den Staat te Gent en werd, om zijne belangrijkheid, door den Oudheidkundigen Kring des Lands van Waas reeds ten grootsten deele uitgegeven. Enkele daarin voorkomende opstellen, betrekking hebbende tot de plichten der openbare ambtenaren, werden door de schrijvers der geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen in de aangehaalde levensschets van De Neve medegedeeld.
Het baarde ons derhalve geen wonder in het tot dusverre onbekend gebleven handschrift van den Waaschen