Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 7
(1894)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 415]
| |
Schilderkunst.
| |
[pagina 416]
| |
van glasramen en vooral van juweelwerken, waarin hij een buitengewoon talent aan den dag legde. Ten jare 1879 zond hij ter driejaarlijksche tentoonstelling van Antwerpen zijn eerste historisch tafereel H. Elisabeth van Hongaryë. Het werd zeer opgemerkt en aangekocht door Mejuffer van Tichelen (van Antwerpen). De tentoonstelling van Gent van het volgende jaar, bevatte zijne Maria van Burgondië met de vrouwen van Brugge, aangekocht door den Heer de Smet-de Naeyer. In de volgende tentoonstelling van Antwerpen merkte men de Bruiloft van Cana op; deze schilderij werd aangekocht door de gebroeders Gevers, wonende in gemelde stad. Omtrent dit tijdstip had Mgr Van den Bergh, een bemiddeld voorstander der kunst, de gedachte gevormd eene basiliek van het H. Hert op te richten. De tempel, een der merkwaardige van de laatste tijden, door de hh. Bilmeyer en Van Riel gebouwd, werd met muurschilderingen door Anthony versierd. Dit werk van grooten omvang werd door den kunstenaar met taai geduld uitgevoerd. In het hoofdschip, onder den vorm eener frise, ziet men, ter rechterzijde, een stoet van HH. Stichters van Orden, kronen naar het altaar van het H. Hert voerende; op de linker, rijen van vrouwen kronen aan de voeten van het Lam werpende. In de koornis Engelen in aanbidding den Heer lovende. Dit grootsch werk werd algemeen om zijn Christene gevoel en echt archeologische waarde bewonderd. In 1887 vindt men den kunstenaar terug in de driejaarlijk sche tentoonstelling van Brussel, waarvoor hij eene biddende Maagd had geschilderd, welke onmiddellijk door den Heer Stuart Knill (later lord-maire van | |
[pagina 417]
| |
Londen), werd aangekocht. Het jaar daarna, in de tentoonstelling van Antwerpen, prijkte zijn Geestelijk huwelijk der H. Catharina. Thans was over het lot van den schilder beslist. Een aanzienlijk werk wachtte hem in zijne geboorteplaats. Den derden April 1889 stierf te Antwerpen de Heer Jan Baptist Lombaerts, weduwnaar van vrouwe Cornelia Jacoba Josepha Wildiers, die reeds den 4n Maart 1878, ten grave was gedaald. De kinderen besloten aan de nagedachtenis hunner ouders eene kapel in de hoofdkerk te stichten. Het autaar werd opgebouwd volgens teekeningen van den bekenden bouwmeester Fr. Baeckelmans. Er werden muurschilderingen in aangebracht volgens teekeningen van Jan Baetens (nu schepen van Borgerhout, vroeger medewerker van den kunstenaar H. Leys). Het autaarstuk werd toevertrouwd aan Anthony en wel op Goeden vrijdag des jaars 1889; het was na twee jaren uitgevoerd en geplaatst op den 24n Juli 1891. Wij veroorloven ons hier hulde te brengen aan de familie Lombaerts, die (een uitmuntend voorbeeld!) de eerste te Antwerpen was, welke aldus eene kapel (aan H. Barbara gewijd) versierde. Het werk is een drieluik. De onderwerpen der schildering zijn de volgende. In het midden vertoont zich H. Barbara; rechts van de Heilige ziet men hoe zij onderwezen wordt in de goddelijke wijsheid, links hoe zij daardoor gesterkt en gezaligd haar hoofd en hals den scherprechter toesteekt. Verder vinden wij op het rechter luik St-Joseph en St-Joannes den Dooper, op het andere HH. Cornelia en Jacobus.Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 418]
| |
Geen meester in de kunst, geen beoordeelaar van verstand en hart zal aan deze voorstelling de uitdrukking van een diepgrondig christelijk gevoel ontzeggen, de energische kracht van schildering en de groote levendigheid van kleur zal in 't oog springen. Anthony heeft zich al verder bekend gemaakt door het prachtig autaarstuk der hoofdkerk van Lier, met zijne schitterende luikdeuren, niet minder sprekend van godsdienstig gevoel dan zijn St-Barbara-tafereel, terwijl als bijzonderheid hier nog de behandeling van het goud en de juweelen moet vermeld worden, waarin niet onduidelijk de kenner der edele goudsmederij zich verraadt. Eenige jaren vroeger had het bestuur der collegiale kerk van Lier besloten het autaar van omtrent 1600, dus in zoogenaamden ‘renaissance-stijl’ gebouwd, te vervangen door een gothisch of ogivaal kunstwerk, waartoe de teekening vervaardigd werd door Ben J. Bethune, van Gent. Dit autaar is versierd met eene gebeeldhouwde tafel vertoonende in het midden H. Gomarus; rechts en links daarvan ziet men voorstellingen uit het leven des Heiligen, namelijk: 1. Gomarus als kind door zijn vader en moeder voor Pepijn den Korten gebracht; 2. Gomarus eene vrouw genezende; 3. Gomarus de beet eener slang heelende; 4. De wonderbare herwording van een afgehakten boom; 5. De opbouw van St-Pieters-kerk, te Lier; 6. De ontmoeting van S. Gomarus met S. Rumoldus; 7. Het huwelijk van S. Goma- | |
[pagina 419]
| |
rus met Grimmara; 8. De begrafenis des Heiligen. No 1, 6, 7 en 8 der zijtafereelen zijn door Anthony uitgevoerd. Onder aan de altaartafel vindt men 6 apostelen; daarboven de woorden: ‘Me dono dari
Jan Anthony werd zooals gezegd geroepen, dit altaar te voleindigen door bijvoeging der buitendeuren, Hij schilderde daarop het volgende: Links van den toeschouwer: 1. Willibrordus, 2. Rumoldus; rechts: 1. Dimphna, 2. Fredegerus; boven in den puntboog het wapen van Lier en dat van S. Gomarus. Grootere werken houden den kunstenaar thans onledig. Voor de kerk van het aartsbisschoppelijk college van S.-Jan Berckmans te Antwerpen, vervaardigt hij een autaarstuk met luikdeuren, en voor de kerk het Heyke te Tilburg, schildert hij de veertien statiën van den H. Kruisweg. Hopen wij dat hij hier wederom, zooals bij zijne vroegere gewrochten, de goedkeuring zijner talrijke kunstvrienden verwerven zal. Anthony is thans in de volle kracht van zijn talent; als colorist staat hij op de eerste plaats; als oudheidkundige, heeft hij de ernstigste studiën gedaan; bijzaken zooals kleerstoffen, maar vooral juweelen, schildert hij onverbeterlijk, maar wat hem bijzonderlijk boven vele zijner kunstgenooten verheft, is die fijne poëzij, het waar christen gevoel dat in al zijne werken, zooals in die der oude meesters doorstraalt. |
|