Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 7
(1894)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 376]
| ||||||||||
Bouw-beeldhouwkunst, enz.
|
1o | ‘Den eedt van meester Jans Van Ruysbroeck, |
meester van den steenwerke van den torre van de Stad Raethuijse op de Merct’; | |
2o | ‘De ordinancie van Meester Jan Van Ruysbroec voirs. daer hij bi den rentmeesteren op ontfangen is den 23 van januario int jaer XIIIIe en XLVIII’; (1449, n.s.). |
3o | Dat Jan Van Ruysbroeck, in 1421, dus nog in zijnen vroegen leeftijd, met zeven andere borgers, als gemeentemeester verkoren werd, na den bloedigen zegepraal dien de ambachten behaalden over den edeldom die tot dien tijd toe de stad Brussel beheerscht had. |
4o | Eindelijk, dat Jan Van Ruysbroeck ook ietwat aan de St-Goedelenkerk werkte, en dat hij in dienst trad van Philippus den Goeden, als bouwmeester der vorsten van 't Burgondisch huis. (12 Juni 1459.) |
Ongeveer twintig jaren later, toen Alexander Pinchart, sectieoverste der Algemeene archieven des Rijks, zijne aanteekeningen uitgaf aangaande kunst, wetenschap en letteren, vernam men dat Jan Van Ruysbroeck, met zijn zoon, ook Jan genaamd en bouwmeester gelijk zijn vader, door Philippus den Goeden, in 1461, belast werd met het opzicht over het vervoeren der marmersteenen die te Dijon moesten dienen om den grafzerk van Philippus den Stouten op te makenGa naar voetnoot(1)
Een andere zoon, Willem, werd, na 1462, met zijn vader ingeschreven in 't boek ‘van den heyleghen Cruce op Couwenberch’Ga naar voetnoot(2). Van dezen Willem is er geene melding meer in de oorkonden waarvan wij spreken gaan; hij moest dus, in 1484, reeds overleden zijn.
De Ligger der Kerke-goederen der Sint-Niklaaskerk van Brussel, behelst in zijn eerste boekdeel, eenige
stukken, die ons verscheidene andere leden der familie van Jan Vanden Berghe doen kennen. Wij schrijven er hier het volgende van af, waaruit blijkt dat Jan Van Ruysbroeck met Anna Meerts trouwde, die dochter was van Jan Meerts, ‘tennenpotghietere’ en van Mechtelt Gorijs. Hunne zonen waren (behalve Willem, niet meer vermeld): Jan, die in 't huwelijk trad met Katheline Schelkens, en Jacob; hunne dochters: Joanna, getrouwd met Jan Eggericx, en Margriete, die bij haren man Henric Van Wayenberghe twee kinderen won, te weten: Henric en Margriete. Aldus getuigt het volgende:
‘Cont sij allen dat Jan Van Ruysbroeck, geheeten Vanden Berge, soen Jans Van Ruysbroeck, geheeten Vanden Berghe, meesterwerckmans vander metselrien tscoenincx van Vranckerijcke, die hij hadde van wijlen Annen Meerts, sijnen wijve was... Jacoppe Van Ruysbroeck, geheeten Vanden Berghe, des voirz. Jans brueder, ende Henrickx ende Margrieten van Wayenberghe, kinderen van Henric van Wayenberghe, die hij heeft van wijlen Margrieten Van Ruysbroeck, die men hiet Vanden Berghe, sijnen wive was, suster doen sij leefde der voirz. Jans en Jacops Vanden Berghe...’ Dit stuk werd opgemaakt den 22n November 1486.Ga naar voetnoot(1)
Wij laten een brokstuk volgen waaruit blijkt dat de familie Van Ruysbroeck een huis bewoonde der straat die naar de ‘gemeyne merct’ leidt, dus der Boterstraat:
‘Cont sij allen dat Jan Van Ruysbroeck, geheeten Vanden Berghe, soen Jans Van Ruysbroeck, geheeten Vanden Berghe, dien hij hadde van wilen Annen Meerts, sijnen wijve was, ende Katheline, geheeten Scelkens des voirz. Jans wethtich wijf, hebben gekendt ende gelijdt dat mids opdrachten ende overgeven van den vierendeele van eenre woeninghen met hueren gronde ende toebehoerten gelegen tusschen de gemeyne merct ende Sinter Claes kerke, bij na tegen over thuys den Roelant, in welke woeninge de voirz. man ende wijf jngeboirdichlic woenen...’ (13 October 1486)Ga naar voetnoot(1)
In dezelfde Boterstraat woonden de schoonvader en schoonmoeder van Meester Jan Van Ruysbroeck, Jan Meerte of Meerts, en Mechtelt Gorijs, die dochter was van Jan Gorijs. Mechtelt Gorijs werd weduwe omtrent het jaar 1481, volgens een oorkonde in 't latijn, voorafgegaan van deze korte mededeeling (fol. cxviijcxix r):
‘Gheeft de Weduwe wilen Jan Merts van haren huyse aan sinter Claes. vj. st. gr. br. der cotidianen waer af de capellanen hebben voir haer ende haars mans jaergetijde, ij. st. gr. braban, te samen vj st. gr. br.’
Dit huis, aldus belast, staat in deze woorden aangeduid: ‘Et specialiter medietatem domistadij et domus ante et coquine retro superstantia, et suarum aliarum pertinentium sitorum prope ecclesiam beati Nycholai jn Bruxella, in vico eunte a communi foro opidj Bruxellensi versus dictam ecclesiam, inter bona
dicta tserhuyghskentsteen ex una parte et bona que fuerunt Petri de Traiecto, et nunc sant Johannis dicti Vanden Borre, ea altera parte....’ Deze regels staan in een ander stuk op de volgende wijze in het dietsche vertaald: ‘Een hofstad metten huijse vore ende de coken achter dair op staende ende hunne toebehoirten geleghen bijder kercken van Sinter Claes in de straete gaende vander Ghemeynder marct van Bruessel tsinter Claes kercken wert, tusschen de goede geheeten tserhuyghskintsteen in deen sijde ende de goede wilen Peters van Tricht, die nu sijn Jans Vanden Borre in dander...’ (fol. clvj.)
Anna Meerts, vrouw van den grooten bouwmeester Jan van Ruysbroeck, moet het eenig wettig kind geweest zijn dat Jan Meerts bij Mechtelt Gorijs wonGa naar voetnoot(1), en deze waren tot eenen schoonen welstand opgeklommen, zooals de opsomming hunner talrijke goederen doet blijken. Zij bezaten immers land, pachthoeven, weiden, huizen, te Brussel, te Vilvoorden, te Heembeke, te Everghem, t'OpBrussel enz. enz. gelijk testament en verdeelingen van Mechtelt Gorijs ervan getuigen.
Wij hebben geene stukken aangetroffen die gedagteekend zijn van na 't jaar 1486. In dit jaar, leefde de groote Jan van Ruysbroeck nog; zijn zoon Jan staat aangeteekend als ‘nu tertijt buyten lants wesende’, den 24n Mei 1486, wanneer plaats greep ‘De lotinghe daer mede IX geestelyken plaatsen gevallen sijn tvierendeel van den goeden die toebehoerden Janne Merte ende Machtielt Gorijs.’ (fol. clix r. clxvj -v.)
Het jaar van 't afsterven van ‘Jan van Ruysbroeck, geheeten van den Berghe, meesterwerckmans vanden metselrijen tscoenincx van Vranckerijcke’, is ons bekend. Hij stierf den 22n Mei 1486. (N.S.) Hij moest alsdan tot eenen hoogen ouderdom gekomen zijn, vermits wij gezien hebben dat hij reeds in 1421, gemeentemeester was. Toch schijnt ons dit laatste een weinig twijfelachtig.
Wij vinden in het aangehaald werk van Pinchart (1re série, bl. 150) den naam van eenen Gielijs Van den Berghe, steenhouwere, die in 't jaar 1400 ingeschreven werd in ‘'t boec van der bruerschap mynsheeren Sante-Jacobs (Coudenberg)’Ga naar voetnoot(1); hij was waarschijnlijk de vader van Meester Jan Van Ruysbroeck; een voorloopig fragment van een stamboom kan dus uit het aangehaalde samengesteld worden in dezer voege:
Jan Meerts, tennenpotgieter († 1482)
|
|
Anna Meerts
|
|
A. Joanna van Ruysbroeck
|
|
B. Jan Van Ruysbroeck
|
|
C. Jacob Van Ruysbroeck. |
D. Willem Van Ruysbroeck. | ||||||
E. Margriete Van Ruysbroeck, († vóor 1486)
|
In het begin van de XVIIIe eeuw, woonde nog eene familie Vanden Berge in de Sint-Niklaas parochie. Zij had hare begraafplaats in het Koor van Onze Lieve Vrouw, volgens den ‘Register der Begraefplaetsen in de parochiale kercke van Ste Nicolaes, ghemaeckt int jaar MDCCIII.’
- voetnoot(1)
- Bl. 205-248: Recherches sur l'hôtel-de-ville de Bruxelles, l'époque de sa construction et la destination de ses parties. - L'Emancipation van 10, 15 en 24 September 1840
- voetnoot(1)
- Archives des arts, sciences et lettres, 1re série, bl. 260-261.
- voetnoot(2)
- Ibid. 2e série, bl. 154.
- voetnoot(1)
- ‘Den brief dair de IX geestelijken plaetsen mede af gequeten hebben een mudde rox erffelic, dair Jansz. Van Ruysbroeck hadde op haer gedeelte. (Archief van Sinte Niklaas, Ligger der Kerke-Goederen, I, fol. clxxviij verso sqq.)
- voetnoot(1)
- ‘Den brief waer mede de IX geestelijken plaetsen vercocht hebben Janne Van Ruysbroeck ende sijnder werden t'vierendeel van X cheynsguldens op een huys neven sinter claes.’ (Ibid. fol. clxxvj.)
- voetnoot(1)
- Jan Meerts had ook een natuurlijken zoon, met name Jan, een ‘tennenpotghietere’ gelijk zijn vader: ‘Notum sit universis quod Daniel de Roedinghen aurifaber, filius quoadam Nicolai de Roedinghen, promisit dara annuatim et hereditarie Johanni filio naturali quondam Johannis dicti Meerte et Mechtildi dicte Goorijs sue uxori....’
- voetnoot(1)
- In 1443, werd Jan Van den Berghe, alias van Ruysbroeck, gelast met het maken van eenen waterput in 't hospitaal van Oudenaerde. In de rekening van dit werk staat Van Ruysbroeck aangeteekend als steenhouwer dat is beeldhouwer in steen.