Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 7
(1894)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
Tooneelkunst.
| |
[pagina 294]
| |
gelijken, maar langzamerhand, door opeenvolgende wijzigingen en verbeteringen, eigenlijke tooneelstukken worden. De dramatische poëzie bloeit dus sedert de achtste eeuw, en hare geschiedenis, van dan af tot op onze dagen, kan men in een viertal perioden verdeelen. Het eerste tijdperk loopt van de regeering van keizer Hioueng-ti tot aan het einde van de dynastie der Thang's (720-905). Gedurende die twee eerste eeuwen blijft het tooneel in zijne kinderjaren. Merkelijken vooruitgang, in de dramatische kunst, en de vertooningen, welke tot dan toe de zonen van het ‘Rijk der Bloemen’ verlustigd hadden, bespeurt men met den besten wil van de wereld niet; de Tchou-en-khi's of tooneelstukken van die periode zijn nog eene soort van mythologische, althans zeer fantastische scheppingen, waar de machinist eene zoo groote rol in te spelen heeft als de dichter. Het tweede tijdvak, dat der hi-khio-stukken, eindigt met de regeering der Song's; het neemt alzoo ongeveer eene eeuw in, van 990 tot 1079. Tusschen die twee data strekt zich een aantal veel bewogen jaren uit, jaren van bloedige burgerkrijgen en rampen van alle slag; dat de letterkunde alstoen een uitgedoofde fakkel scheen. heeft niets wonderlijks. Ook wordt dit tijdperk door geene uitstekende gewrochten gekenschetst, en men kan zich bij eene eenvoudige melding ervan bepalen. Met het vorstenhuis der You-en, dat van in het begin der twaalfde tot in het midden der veertiende eeuw, van 1123 tot 1341, den scepter over het ‘Hemelsch Rijk’ zwaaide, begint de eigenlijke bloei van het Chineesch tooneel. De geschiedenis heeft de namen van 81 dramatische schrijvers bewaard, die samen niet min dan 564 tooneeelstukken schreven. Een honderdtal hunner | |
[pagina 295]
| |
stukken werden als classieke, dit is, als ‘volmaakte’ bijeenverzameld, in een bundel welke den naam draagt van Youen-jin-pe-tchong, d.i. ‘de honderd tooneelspelen uit de regeering der You-en’Ga naar voetnoot(1), en uit een veertigtal boekdeelen bestaat. Al de stukken dezer verzameling worden met den gemeenen naam van tshakhi's gedoopt, een naam die eveneens past voor de treur-, zoowel als voor de blijspelen. Inderdaad, een onderscheid in de verschillende tooneelvakken maken de Chineezen niet; wat in dien bundel staat zijn eenvoudig tsha-khi's, wat ook het verschil ervan in opzicht van inhoud, strekking, enz. moge wezen. Wonderlijk is het, hoezeer eene aanzienlijke menigte dier tooneelgewrochten op elkaar gelijken: het grondplan, de schikking der opeenvolgende tooneelen, de verdeeling der rollen, het getal der personages, het karakter derzelven, ja, tot hunne voordracht toe, alles schijnt op éene lijst geschoeid. Zoo weinig afgunstig schijnen de chineesche dramaturgen van malkaar, dat men geheele tooneelen vindt die bijna letterlijk overeenstemmen, met eenige wijzigingen van eigennamen en het weglaten of bijvoegen van enkele volzinnen. Wat gansch het onderscheid uitmaakt, is de keus des onderwerps, de min of meer tragische of komische toestanden, de min of meer verzorgde taal, en de min of meer groote afwijkingen in het karakter, de gewoonten en het gedrag der helden. ‘Nochtans, zegt BazinGa naar voetnoot(2), na eene zeer aandachtige overlezing der honderd stukken van het You-en-tijdvak, schijnt het mij dat wij die gevoeglijk in zeven soorten kunnen verdeelen: 1o de | |
[pagina 296]
| |
historische drama's, waar ik er twee en twintig van vind; 2o de tao-sse's, ten getalle van negen; 3o de ‘comédies de caractère’, vijf in getal; 4o de ‘comédies d'intrigue’, waar er vier en twintig van voorkomen; 5o de ‘huishoudelijke’ drama's; er zijn er aldus achttien; 6o de zoogenaamde ‘mythologische’ tooneelstukken, ten getalle van zes, en 7o om te sluiten zestien rechterlijke drama's’. Het is onmogelijk in veel bijzonderheden te treden aangaande ieder dier zeven klassen en der stukken welke er toe behooren. Trachten wij nochtans het niet bij die bloote aanduiding te laten. De zoogenaamde geschiedkundige drama's genieten bij de ‘Zonen des Hemels’, in opzicht van litterarische waarde, het meeste aanzien. De stijl ervan is meer verzorgd dan die der overige stukken, en de personages spreken eene plechtige en immer deftige taal. Als voorbeeld kan men het Tchao-chi-kou-eul-ta-pao-tchheou of: ‘de kleine wees van de familie Tchao, die zich op eene schitterende wijze wraakt’ aanduiden. Dit stuk werd reeds verledene eeuw, in 1731, door de alhoewel onvolledige vertaling van een zendeling, Pater Prémare aan de Europeërs voor het eerst bekend gemaakt; Voltaire in zijn treurspel ‘l'Orphelin de la Chine’ heeft het nagevolgd; later werd het door St. Julien uitgegeven en wederom vertaaldGa naar voetnoot(1). De schrijver ervan is zekere Ki-kiung-tsiang. Tot de historische treurspelen behoort ook Hān-Kung-Tsiu of ‘de kwellingen van Hân’, door Ma-Tchi-Yuën gedicht, en door Davis in 1830 vertaaldGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 297]
| |
De tao-sse's ontleenen hun naam aan de personages die er de voornaamste rol in spelen, een soort van dwepers nl., die zich door uiterst grove bijgeloovigheden belachelijk maken. In de stukken welke hun naam dragen worden zij aan den kaak gesteld. Tot dit slag van tooneelspelen behoort ‘De Verhuizing van Yo-tchéou’, eene satire tegen de zielsverhuizing, waarvan Yo-pétchou als de schrijver aangehaald wordt. De onderwerpen van de stukken, welke men ‘huishoudelijke’ drama's noemt, worden in de gewone voorvallen binnen den huiskring gekozen; in deze soort van gewrochten slaan de dichters doorgaans een weinig verheven toon aan. Voor dusdanige gelden ‘de Zelf-opoffering van Tchao-li’, door Thsin-kien-fou; de ‘Ouderling wien een zoon geboren wordt’ door Wonhan-tchin, enz.Ga naar voetnoot(1). De rechterlijke drama's zijn tooneelwerken waar de stof van gekozen wordt uit de verzamelingen van beroemde rechtszaken. Met groote zorg bewaarden voorheen de Chineezen de stukken welke het onderzoek en de debatten van de gedingen behelsden, die, in hunne oogen, van bijzonder belang waren, hetzij door het ongehoorde der gepleegde misdaad, hetzij door den stand van den boosdoener, of nog door de schranderheid des rechters, enz. De dramaturgen brachten die zaken, met al de opgeteekende bijzonderheden, en waarschijnlijk met nieuwe van eigen vinding daarbij, op het tooneel. Dit genre is een der minst welgeslaagde in litterarisch opzicht: Hoeï-lan-ki, dat door zekeren Li-hing-tao geschreven werd, geldt voor het beste | |
[pagina 298]
| |
werk van die soort. Wij zullen er verder den inhoud van mededeelen. Voor de kennis der zeden en gewoonten van de kinderen van het ‘Hemelsche keizerrijk’ zijn gewis de zoogenaamde comédies d'intrigue van het allergrootste gewicht. Zij zijn het talrijkst; ‘en geen wonder’, merkt een reiziger op (G. de Bourbolon, loc. cit., bl. 75), zoo men den listigen en geslepen aard der Chineezen kent’. De koppelaarsters en lichtekooien spelen er immer de voornaamste rollen in; de tafereelen die er in voorgesteld worden zijn alles behalve zedig en welvoegelijk; chineesche oogen en ooren schijnen niet ras geërgerd. Men zou in dit genre van den dichter fijnheid, schranderheid en geestigheid mogen vergen: in plaats daarvan treft men meestal enkel groven, zeer groven humor aan. Als voorbeelden van dergelijke stukken wijzen wij die van Ché-piun-pao aan: ‘Het gedwongen huwelijk’, ‘De man die zijne echtgenoote het hof maakt’, ‘De listige meretrix’; voeg daar nog bij: ‘De kuiperijen eener soubrette: tchao-méi-yiang’, een der vermaardste chineesche tooneelwerken; ‘De liefdesavonturen van Siao-cho-lan’, door Kia-tchong-ming, en meer anderen. Zeer belangrijk, om dezelfde reden, zijn ook de comédies de caractère, die ons niet min merkwaardige, zoo niet zeer stichtende, schilderingen van het Chineesche volksleven voorstellen. De bijzonderste ervan zijn het Khan-thsian-non of ‘De slaaf zijner eigene rijkdommen’, op hetzelfde thema als Plautus' ‘Aulularia’ en Molière's ‘Avare’ en Ogiers ‘Gierigheit’; verder ‘De losbandige’ van Thsin-Kien-fou; ‘De verkwister’, door denzelfden schrijver, enz. Van de ‘mythologische’ drama's gewagen wij enkel om de lijst volledig te maken. Het zijn stukken die | |
[pagina 299]
| |
allerlei wondere zaken voorstellen en veeleer vervaardigd werden om gezien dan om gehoord te worden. Tot dit getal behooren Chang-chong-hien's ‘Koning der draken’; ‘De verliefde nimf’ van Li-hao-kon, enz. Al deze stukken dagteekenen uit het tijdperk der You-en. De vierde en laatste periode van de geschiedenis van het Chineesche tooneel begint met den val van dit vorstenhuis, en strekt zich tot op onze dagen uit. Onder de regeering der You-en bereikten de Chineesche tooneelschrijvers den hoogsten trap; vooruitgang is er sedert dien niet te bespeuren. Wij kunnen daarom een nauwer onderzoek over dit laatste tijdvak eenvoudig ter zij laten. Thans wordt het tijd om inzage te nemen van een paar tooneelgewrochten uit het ‘Rijk des Hemels’. |
|