Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 7
(1894)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
Nederlandsche en andere oudheden.
| |
[pagina t.o. 168]
| |
J. FR. WILLEMS, † 1846
de grondlegger der geschiedenis van de nederlandsche letteren in belgie. Zie blz. 220. | |
[pagina 168]
| |
anderzijds, werden zij aangewakkerd door keizers als Augustus, Theodosius en Honorius, welke laatste aan de corporatiën bijzondere privilegiën schonken. In elk geval werd de macht der corporatiën erkend, door de eenen, omdat zij ze schuwden; door de anderen, omdat zij er eenen steun in zochten. Onder keizer Alexander Severus (222-235, v.J.-C.) ontstonden er gilden van allen aard. Deze keizer gaf hun eigen rechters, wat het voorspel van onze goedemannenraden mag geheeten worden. Hier te lande waren de Ambachten en Gilden door het Romeinsche recht geregeerd tot de Fransche Omwenteling, die al het eeuwenoude in puin wierp. Na het leenroerig tijdvak (840-1453), woekerden hier de corporatiën inzonderheid aan. Onze gilden vormden de landelijke strijdmacht, hadden hunne wapens, uniform, bannieren, reglementen en stonden, om de door hen bewezen diensten, hoog in de gunst der Souvereinen. Gent, Brugge, Yperen, Brussel, Mechelen, Bergen, Namen kregen beurtelings hunne wel ingerichte gilden. Laatstgenoemde stad bezat reeds in 1266 een schuttersgild, gelijk er sinds dien alom worden aangetroffen. Die corporatiën moesten wettelijk gevormd, erkend en van eigenlijke privilegiën voorzien zijn. Niet altijd, noch overal leverden de gilden twintig tot dertig duizend man, zooals in Vlaanderen, onder Breidel en de Coninc, die toonbeelden van Ambachtdekens. Toch, overal hadden zij immer goed en bloed veilig, tot verdediging van hunne rechten en den vaderlandschen bodem. Allen hadden zij eenen bijzonderen beschermheilige tot patroon, wiens feestdag jaarlijks door godsdienstplechtigheden en den onvermijdelijken maaltijd werd gevierd. Soms waren er, om de eene of andere reden, meerdere beschermheiligen. Wat alzoo in de | |
[pagina 169]
| |
groote steden gebeurde, vond weerklank op de nederigste plekken. Nut en vermaak gingen in 't midden der gilden gepaard. Onder dit opzicht, zag men, voor wat de strijdgilden betreft, verplichtende oefeningen voorgeschreven; de uniform, de wereldlijke en kerkelijke bijeenkomsten verordend; feestelijke, droeve, burgerlijke en politieke vergaderingen door boete gewaarborgd. Voor zooveel ik weet, is over die oude inrichtingen en gebruiken onzer plattelandsche gemeenten weinig gekend. Daarom verdiende, mijns erachtens, het navolgende reglement bewaard te blijven, want sommige onzer handboogmaatschappijen zullen er gebruiken in aantreffen, die heden nog in voege zijn. Het betreft het boogschuttersgild van St-Sebastiaan te Putte (Mechelen) en werd mij onlangs door eenen vriend ten geschenke gegeven. Het stuk is, in origineel, op perkament geschreven, doch zeer gehavend en schier onleesbaar. Ik heb mij dan de moeite getroost het charter te ontcijferen, over te schrijven en met aanteekeningen te voorzien, die den inhoud van elken ‘item’ aanduiden. Het reglement leert ons op de eerste plaats, dat de Brabantsche handbooggilden oudtijds onder het hoog gezag stonden van het groote St.-Sebastiaansgild van Leuven. 't Is daarom dat dit laatste ‘keuren ende breuken’ voor de dorpsgilden mocht uitvaardigen. De schutters van Putte vroegen hun reglement in den zomer van 1561, doch eerst op 15 Januari 1563 werd hetzelve van kracht, nadat zij zekere pretentiën, die op het Heerenrecht te Putte inbreuk maakten, hadden laten wegvallen. De zoo leerzame oorkonde is door mij opgeklaard, bij middel van de onontbeerlijkste aanvullingen zoo van woorden als punctuatie. Eenige notas geven den uitleg | |
[pagina 170]
| |
van woorden, die men te vergeefs in een gewoon woordenboek zou zoeken. Hier dient bijgevoegd, dat, ten jare 1563, als de ordonnancie van kracht werd, de Brabantsche gulden, volgens mijne berekening, 7 frank 20 cmen, de stuiver 36 en het oord 10 centiemen van onze hedendaagsche munt golden, op dato dezes. Het pond Vlams, waarover ook gesproken wordt, deed 6 gd. Brabantsch. Zoo wordt het charter voor den goedwilligen lezer verstaanbaar en durf ik er eenieders aandacht op vestigen.
E.G.
Ga naar margenoot+ Condt sy eenen yegelycken dat voer Coninck, Coninckstable, goede mannen vanden Regemente, Deckenen, Gesworenen ende audenGa naar voetnoot(1) der grooter Gulden van den Hantboeghe van Sinte Sebastiaen in der stadt van Loven, hooft van alle gelycke gulden binnen den Lande van Brabant ende Mechelen geseten, gecompareert zyn sekere gecommitteerde der Gulden vanden Hantboeghe tot Putte, te kinnen (sic) gevende, hoe dat die zelve Gulde onversien was van Chaerte; Bidden(de) daer omme dat ons gelieven wilde der voers. gulden te ordineren, maken ende statueren een chaerte, ordinantien ende articulen waer nae zy hen sullen moeghen weeten te reguleren ende hen Gulde onderhouden. Welcke petitie ende begheerte (want die redelyck was) aenhoort zynde, soo hebben wy, Coninck, Coninckstable ende auden der Gulden van(den) Hantboeghe voerscreven, (om alle vrintscap ende vereeninge van goede geselschaepen te vuedene) der voerscrever Gulden vanden Hantboeghe tot Putte, geordineert ende gestatueert, ordineren ende statueren, midts | |
[pagina 171]
| |
dese, dese naevolghende articulen ende ordinantien, om by hen ende hunne naecommelinghen, scutteren der zelver Gulden van Putte, in tyden zynde, onverbreckelyk onderhouden te wordden, Behalffnen nochtans, ons hier Inne gereserveert dmeerderen ende minderen, affdoen ende toedoen, all sonder fraude oft argelist. Inden Iersten is gestatueert datmen jaerlycx tregementGa naar margenoot+ der voersc. gulden van Putte kiesen zal up den voghel dach, up der gulden camer oft ter plaetsen daer zy byden auderen vergaeren sullenGa naar voetnoot(1) des morgens te neghen uren, aldaer een ygelyck vander selver gulden sal gehouden syn te comen up de verburte van vier stuvers. Ende altyt selen daer twee geswoerenen syn daer aff men alleene eenen geswoeren kiesen sal ende dander geswoeren sal aenblyven totten anderen jaere, in plaetse vanden welcken alsdan een ander men wederomme kiesen sal ende aensetten; zoe wye vanden voersc. gesellen der voergenomder gulden gecoesen wordt om geswoerene der selver gulden te wesene ende djaer lanck duerende de gulde te Regerene, dat sulck persoen d'officie vandeGa naar margenoot+ gesworenscappe sal moeten aenwerden ende bedienen, up de verbuerte van eenen ponde was, die tselve veigerde te syne, ende daer naer nochtans de geswoerenscappe moeten aenwerden ende bedienen soet behoert, op de corectie vanden hooftman ende gemeyne gesellen der voerse. gulden van Putte. Item datmen jaerlycx den vogel oft den papegayGa naar margenoot+ der voerscreven gulde van Putte sciten sal, als hooftman, deecken ende geswoorenen beestGa naar voetnoot(2) believen sal, datGa naar voetnoot(3) men metten knape van der gulde drie daeghen | |
[pagina 172]
| |
te voeren den gemeynen gesellen der selver gulden sal laeten weten ende soe wyGa naar voetnoot(1) vanden goeden mannen der selver gulden alsdan, ter uren dat sy van huerrer cameren oft gewoenelycker plaetsen gaen om hueren voeghel te schietene, daer nyet en is ende en compt, dat elck van de gebreckelycken verbueren sal vier stuvers, sonder verdrach, ende dat sy up de selve boete, den voeghel afgescoeten synde, selen gehouden syn eerlyck ende scutterlyck met hueren boeghe, pylen ende leverye, wederomme met hueren Coninck te gaene opder gulden camer oft gewoenelycke plaetse ende soe verre als dat (iemand?) daer ter maeltyt nyet en compt dat die nogtans van zynen....Ga naar voetnoot(2) zoe vele geven sal als dieghene die ter maeltyt geweest sellen hebben. EndeGa naar margenoot+ soe wat geselle den vogel van der voersc. gulde afsciet ende coninck is, dat die schuldich sal syn te betaelene tot behulpe van den costen die gebueren selen op Sinte Sebastiaens dach, een tonne half stuvers biers oft twee ende dertich stuvers daer voere, ende vorts betaelene gelyck ander guldebruders. Ga naar margenoot+ Item datmen alle drye jaeren eens cledeeren (sic) sal, te weten dat elck geselle der voersc. gulde alle drie jaeren eens een journeykenGa naar voetnoot(3) oft rock oft crappruynGa naar voetnoot(4), zoe dat metten meesten overdraghe vanden gemeynen gesellen geordineert sal wordden, selen moeten maeken, van twee (?)Ga naar voetnoot(5) colure, tsy van laecken oft | |
[pagina 173]
| |
saye, welcke palureGa naar voetnoot(1) de gesellen moeten draghen sonder dat iemande anders inde gulde nyet wesende te laeten draghen oft leenen, totter tyt toe anderen nyeuwe byder gulde geordineert sal zyn te maeken, upde verbuerte van vier stuvers eens; ende dat elck geselle der voers. gulde opde selve verbuerte altyt huere palure aen ende gereet sal moeten hebben opden voers. voegheldach oft ten lancxsten des sondachs na des heylich Sacrements dach, ende nochtans altyt moeten gereet doen maecken, boven de selve boete van vier stuvers, huere palure oft cleedt; ende, soe vanneer de hooftman oft geswoerenen der voers. gulden van Putte metterGa naar margenoot+ selven gulden knape doen daegenGa naar voetnoot(2) (om te) commen opder gulden camere, gewoenelycke plaetse oft elders, daer den knape den gesellen gheseeght sal hebben te commen, dat aldaer een ygelyck geselle der selver gulde sal sculdich syn te compareeren up de verbuerte van twee stuvers ter stont, sonder verdrach te betaelen; ende tegen dese boete en sal nyemant gewryt syn: hy en sal die ter stont moeten betaelen oft men sal hem daer voere moeten afpandenGa naar voetnoot(3) oft inder vroentenGa naar voetnoot(4) doen stellen wes der gulden daer aff best gelieven sal, het en sy dat zulcke persoen nootsaecken oft oirloof van hueren Hooftman oft geswoerenen hadde, welcke nootsaecken tregiment der selver gulden aenhoeren sal, ende eest dat die hen genoch doechte, soe sal sulcke persoen daer aff ongehouden syn. Item oft eenich scutter oft geselle der selver gulde,Ga naar margenoot+ opder camer, tusschen die doelen, oft huere gewoene- | |
[pagina 174]
| |
lycke plaetsen den anderen hiet liegene in gramscappe, sal verbueren eenen stuver. Ende waert datter ymandt teghen seyde, als hem den Hooftman oft geswoerenen maende, dat die sal verbueren, sonder verdrach, alsoo dikwille alst gebuert, eenen stuver, ende daer voere hem terstont moeghen affpanden oft inder vroenten doen stellen wes der gulden beest (sic)Ga naar voetnoot(1) gelieven sal. Ende oft gebuerde dat eenich geselle der voers. gulden op de camer, gewoenelycke plaetsen, tusschen die doelen, eeden swoeren, scheteGa naar voetnoot(2), onneerbaer woerden sprake, oft eenich vylenicheyt oft dorperheyt (beginge); ende oft oick ymande in grammen-moede vloeckte, dat sulck verbueren sal, soe dickmael alst gebuert, eenen stuver; ende dat zy, upde selve boete, malcanderen niet enGa naar margenoot+ selen moegen toe bringhen, enigerande maniere. Ende oft soe gewiele, dat eenich vande gesellen der voers. gulde teghen eenen anderen, opder gulden camer, gewoenelycke plaetse, oft tusschen die doelen, eenighe woerden hadde oft handadich waeren, dat sy dat ter stont selen moeten op geven in handen van haeren hooftman oft geswoerenen. Ende ingewalle dat sy dat weygerden, dat elck van hem, tzelve weygerende, verbueren sal vier stuvers, sonder verdrach te betaelene, ten prouffyte vander gulde. Ende wanneer den HooftmanGa naar margenoot+ of geswoerenen der voers. gulde doen daeghen, ende dat sy selve, ter plaetsen ende ure, als sy doen daeghen hebben, daer selve niet en syn, verbueren seelen een dobbel boete van vier stuvers. Ende waert dat die knape vander gulde eenighe gesellen t'onrecht daechde, dat hy die boete selve betaelen sal, soe verre | |
[pagina 175]
| |
hy daer aff egheen bevel vanden Hooftman oft geswoerenen en hadde. Ende sullen die gemeyne gesellen gehouden syn te betaelene aenden voerscrn. knape elcken jaerlicx eenen halfven stuver voer synen wyn (?)Ga naar voetnoot(1) ende dat te betaelene up den voeghel dach oft up tsacrementsdach. Item oft ymande vanden gesellen der voers. guldenGa naar margenoot+ beliefde vuyter gulden te gaene, dat hy dat sal moeghen doen, up den voerscreven voegheldach, onder den Voeghel ende anders nyet, betaelende yerst al wes hy der Gulde schuldich is ende tot dyenGa naar voetnoot(2) betalen, voer syn vuytgaenghelt, sesse stuvers; daer voere oick oplegghene ende betaelene zyn aengedeelte vanden costen die up den voegheldach sullen gerysen, soe vele als die ghene (die) daer inne blyven. Des zal hy meede daer voere gaen eten ende dryncken metten anderen vanden guldebruederen soe verre hem dat gelieft. Ende soe wanneer eenich geselle der voersc. gulde te houwelycke staeteGa naar margenoot+ trocke, ende dat hy die ghemeyne gesellen der voers. gulden baede oft dede bidden tsynen dienste te commen, dat daer een ygelyck van hen gehouden sal syn te commen ende tsynder bruyloft te dienen, sonder daeraff yet te dorven geven, upde verbuerte van twee stuvers. Des sal de bruydegom elcken gesellen voer synen dienst schuldich syn te gevene een paer goeder nyeuwer handtschoenen, oft een douzyn nestelen. Ende wat geselle der voerscreven gulde afflyvich wort, dat die schuldichGa naar margenoot+ sal syn Sinte Claes ende Sinte Sebastiaen, patroenen der selver gulden te laeten zynen crappruyn, journeycken | |
[pagina 176]
| |
ende zynen beestenGa naar voetnoot(1) boeghe, oft voer al, tien stuvers. Ga naar margenoot+ Item oft soe gebuerde dat eenich Lantjuwel verheeven werde, dat nymandt, alsdan inde gulde synde, daer vuyt sal moeghen gaen, het en sy dat hy altyts sal moeten blyven staende ten cost ende laste vandenGa naar margenoot+ zelven Lantjuweele tot dat geeyndt sal syn. Ende alsmen erghens voertaen te scitspelle trecken sal, metten meesten overdraghen vanden ghemeynen ghesellen, dat een ygelyck van den gesellen der voers, gulden, schuldich sal syn inne te leggene gelyck ende alsoe vele men dat metten meesten deele vander gulden ordineren ende consenteren sal, ende wes men bevinden sal, de feeste ghedaen synde, tachter te zyne, dat een ygelycke persoen der selver gulden gehouden sal syn dan worts te betaelene syn aengedeelte vanden selven costen ende tachterheeden, soe wel dieGa naar margenoot+ gheene te schitspele niet geweest hebbende als die ghene te scietspele geweest hebbende. Ende oft gebuerde dat eenich geselle eenichgerande spel nyet schuttelyck synde, op der gulden camer oft gewoenelyck plaetse spelde, dat hy telcker reysen, als hy dat doet, verbueren sal vier stuvers, sonder verdrach, op te leggene ter stont.Ga naar margenoot+ Ende soe wanneer de gesellen der voers. gulden d'een teghen d'ander schieten, dat sy malcanderen betaelen selen met sesse stuvers den dach, al waert dat sy meer verloeren, maer een gheselle van binnen mach schieten teghen eenen gheselle van buyten alle speleGa naar margenoot+ soe vele alst hem geliefnen sal. Ende dat een ygelyck geselle der voerscreven gulden sculdich sal syn te hebben eenen hantboeghe ende daer toe pylen ende boutenGa naar voetnoot(2) opde verbuerte van sesse stuvers, ende nochtans daer | |
[pagina 177]
| |
naer hem daer van moeten versien. Ende is noch overdraeghen dat elck geselle jaerlycx sal sculdich syn teGa naar margenoot+ betaelene voer zyn colveGa naar voetnoot(1), vier stuvers opden dach die hem byden Regemente geordineert sal worden, d'een hellicht daer aff te betaelene op tsacrements dach ende d'ander op Sinte Sebastiaens dach, des noenens, tot behoef vanden costen die alsdan, te dien twee daeghen,Ga naar margenoot+ gebueren sullen. Ende sullen telcken daeghe sesse gesellenGa naar margenoot+ tsamen colven ende soe vorts op ander daeghen te verteerene ende betaelene soe byden Regemente vander gulde geordineert sal worden tot dat omme sal weesen; ende dan vederomme op een nyeuwe beghynnen. Ende is noch overdraeghen dat alle de gesellen der voers. gulden jaerlycx schuldich sullen syn, tusschen vasten avont ende alderheyligermisse, te schietene onder hen medebruders, sesse daghen, alle daghe ten minsten dry spelen scutterlyck, ende oft sy niet en scieten, dat sy voer elcken daeghe betaelen selen, die sy niet oft min dan die voers. sesse daeghen (sullen?) scieten, een ort stuvers, ter stont sonder verdrach. Item is noch ordinancieGa naar margenoot+ der selver gulde van Putte dat nyemandt, zoe wy hy zy der zelver gulde en sal mueghen leydenGa naar voetnoot(2) alst eenighe van huere daghen syn, ten waere dat vrempde lieden waren, ende die maer eens oft tweemael te drincken ende dat up die boete van vier sts., sonder verdrach die te betaelen. Ende oft geviele dat die selve geleyde eenige woirden maeckten inder gulde, dat die ghene die geleyt hebben sal, (het gevolg) sal moeten draeghen, dat is die boete. Item dat een yegelyck geselle der voerscreven guldenGa naar margenoot+ | |
[pagina 178]
| |
alle jaeren schuldich sal syn scuttelyck met boeghe ende pylen in alle processie-daeghen, te wetene up heylych Sacrements dach ende up beyde processie daeghe te comen ende met hueren mede brueders, met hueren crappruyn oft journeykens ende palure der selver gulden, met zijnen hantboeghe ende pylen vanden begintsele totten eynde toe te gaen, onder huer kerssen ende wimpele, up de verbuerte van vier stuver sonder verdrach te betaelene. Ten waeren sulckeGa naar voetnoot(1) nootsaken oft oirloff hadde vanden hooftman, oft, in zynder absentien,Ga naar margenoot+ vanden geswoerenen. Ende waert dat eenich geselle der voerscreven gulden ginghe met zijnen crappruyn, journeiken oft pallure van zynder gulden oft kegelpel, cl(o)sbaene(?) bolbaene oft bolleken vuyte oft bolleken inne, ende dat hy selve spelde, dat die sal verbueren alsoe dicwil alst gebuert, eenen stuver sonder verdrach te betaelene ter stont. Ende waert dat deen geselle der voers. gulden teghen den andere comeschaptenGa naar voetnoot(2) op der gulden camere, tusschen de doelen oft (ter) gewoenelycken plaetsen, dat sy sullen moeghen vlydenGa naar voetnoot(3) ende die ontlast syn met twee stuvers. Ende dien sal men bringhen des anderen dachs metten lyfcoepe onder denGa naar margenoot+ hoeftman, oft in zynder absentien, onder de geswoerenen ten proufyte vander gulden. Ende een ygelycke geselle der voerscreven gulden, die voertaene metten meesten deele vander gulden gecosen sal woerden om te scitspeele te trecken, dat die gehouden sal woerdenGa naar margenoot+ ende syn, mede te trecken, sonder verdrach, opde verbuerte van twee pont vlams. Ende alsmen den voeghel schiet, kermisse is ende ordinaris processie-daeghen syn | |
[pagina 179]
| |
tot Putte, kuesdachGa naar voetnoot(1), sinte Sebastiaendach, Sacrementsdach ende dyer gelycke feest daeghen syn, dat alsdan sullen wesen swygende boeten te wetene: dat een ygelyck geselle der voers. gulden opder gulden camer oft gewoenelycke plaetsen alsdan seelen moeten commen up de verbuerte van twee stuvers, sonder verdrach, ongedaecht. Item es noch geordineert, dat die gulde voers.Ga naar margenoot+ jaerlycxs, op sinte Scbastiaens dach, sal doen doen een misse ter eeren vanden heylighen maertelaere Goidts, sinte Sebastiaen voers. ende ter salicheit van alle bruederen ende gesellen der voers. gulden, aldaer een ygelyckGa naar margenoot+ geselle vande voers. gulde sal gehouden syn eerlyck met synen cleede oft crappruyne der selver gulde te commen, ende de misse vanden begintsele totten eynde te hoeren ende aldaer te offeren eenen silveren penninck ten minsten een ort stuvers, ten prouffyte der selver gulde om daer mede den dienst te betaelene.Ga naar margenoot+ den dienst voldaen synde, sal een ygelyck geselle des morghens ter plaetsen daer die geswoerenen vander gulden voerscreven den cost sullen doen bereyden hebben, schuldich sullen syn te commen eten ende drincken. Ende soe wyGa naar voetnoot(2) vanden gesellen der selver gulde daer soe nyet en compt ende doet, dat die verbueren sal twee stuvers tot behoeft der gulden, ten waere dat sulcke nootsaecken oft orlooff vanden hooftman oft geswoerenen hadde als voere; ten waere dat oick sulckGa naar margenoot+ gesellen waeren dienstboeden, die daer inne niet en sullen gehouden syn. Ende soe wat geselle der voers. gulden ten tyde wesende nuu oft naemaels gebreckelyck | |
[pagina 180]
| |
waere van te commen ter plaetsen voerscreven, byden Regemente vander gulden gedaecht synde, oft alst swygende boeten syn, ongedaecht, dat sulck geselle verbueren sal de boeten voers. daer up staende, sonder verdrach te betaelene, ten waere dat sy oirlooff vanden hooftman oft geswoerenen oft wettighe nootsaken hadden, welcke nootsaecken tregement der voers. gulden aenhoeren sal, ende eest dat die hen groet genoech duncken sal, sal hy daer aff ongehouden syn ende anders nyet.Ga naar margenoot+ Ende soe wanneer eenich geselle vander selver gulden voerscreven afflyvich wordt, dat men dan als men duytwaert sal doen, een ygelyck geselle der selver gulden sal moeten comen ter kercken, hoerende de misse ende aldaer te offren, soe dat behoert up de verbuerte van eenen stuver, ten waere nootsaecken ooff (sic) orloff (hadde) als boven. Ga naar margenoot+ Item dat die geswoerenen altyts vander voers, gulden, ten tyden synde, gehouden selen syn bynnen vierthien daeghen nae den voersn. voegheldach, huere rekeninghe te doene voer Hooftman, Deeckenen ende geswoerenen ende gemeyne gesellen van hueren administratien, die sy vander gulden weghen gehadt sullen hebben. Ende oft geviele dat yemandt vanden geswoerenen daer inne gebreeckelyck bevonden worde, dat die verbueren sal sesse stuvers, ten waere dat hy nootsaecken ofte oirlooffGa naar margenoot+ hadde als boven, ende nochtans (zal deze) moeten syn rekeninghe doen. Ende soe verre eenich geselle der voers. gulden van boeten oft ander schult tachter waere, als de geswoerenen der voersn. gulden haer rekeninghe gedaen sullen hebben, oft oick teghen eenighe der voers. poyncten gedaen hadde, nuu oft in toecomende tijden, ende soe daer aen verbuert hadden ende in gebrecke waere van voeldoene, dat in dien gewalle de geswoerenen vander voers. gulde, nuu ende in toecoemende | |
[pagina 181]
| |
tyden wesende, selen moeghen met der gulden knaepe de gebrekelyk gesellen tachter soe wesende mits redenen voers., moeghen inder vroenten doen setten, oft hem, voer gebreck van dien, affpanden voer alsoeweele als die scult bedracht ende die panden bynnen drie daeghen daer nae executeren sonder meer rechts versuecken(de), wees der gulde van beyde geliefnen sal te doeneGa naar voetnoot(1). Ende oft soe waere datter eenighe donckerheyt oft andersins in des voersn. staet waere, gevielle oft gebuerde, datter eenighe bruecken op de voers. oprechtighe daeghen, dat die sullen gecorigeert worden by Hooftman, Coninck, Deecken, geswoerenen ende gemeyne gesellen naer gelegenteyt der saecken, te wetene sonder dat crime aengaet dwelck den officier aengaetGa naar voetnoot(2). Item oft gebuerde dat eenich geselle vander guldeGa naar margenoot+ van Putte den voeghel drie mael achter een afschoet in synen naeme, dat die gulde voers. hem gehouden sal syn te gevene drie silveren papegayckens, wert wesende tsamen metten faitsoene twee gulden thien stuvers. Dies en sal hy geen actie pretenderen totter bruecken, maerGa naar margenoot+ sal vorts wry syn, syn leefdaege lanck, van alle oncosten ten waere dat hy eenighe onneerbaer stucken bedreef daer men hem moechte om vuyter gulde doen, alsoet den Hooftman, Coninck, Deecken, Geswoerenen ende gemeyne gesellen soude dat wynden behoerende, daer die voers. nyet teghen en soude moeghen segghen oft tegen procederene moeghen. | |
[pagina 182]
| |
(Naschrift):Des al t'oirconden, soo hebben wy, Coninck, Coninckstable, goede mannen vanden Regimenten, Deckenen, gesworenen ende auden der grooter gulden vanden hantboeghe van Ste Sebastiaen binnen der stadt van Lovene, den segele onser voers. gulden aen dese Chaerte doen hanghen, den derthiensten dach Augusti int jaer ons Heeren duijsent vyffhondert eenentsestich. Ga naar margenoot+ Want de voers. Remonstranten nyet en hebben konnen doen blycken dat die heere van Putte die kueren ende brueckenGa naar voetnoot(1), daer aff int naestleste poinct ende hier inde merge mentie gemaeckt wordtGa naar voetnoot(2), tot correctie vander gulden gelaten zoude hebben, soo en is, by gebreke van dien, dese chaerte op den voers, daet nyet geteekent noch gesegelt geweest. Maer, want die remonstranten die clausule aengaende den voers. kueren affgegaen zyn, soo is deze chaerte geteekent ende gesegelt den vyffthiensten dach Januarij Ao XVc tweentsestich styl van Brabant. (Onderteekend): Guil. Prinse. |
|