Voor zijne leerlingen schreef hij Cours de langue flamande, waarvan het 1e deel niet minder dan 11 uitgaven beleefde; zijne Leesoefeningen voor de Jeugd werden 12 malen herdrukt.
In 1852 had Stallaert de eerste hand gelegd aan zijn merkwaardig boek: ‘Geschiedenis van Hertog Jan den Eerste van Braband en zijn tijdvak’. Het verscheen eerst in 1859.
Uit de inleiding blijkt ten overvloede hoe zedig de betreurde ontslapene was, hoe ernstig hij zijne taak als geschiedvorscher opvatte, hoezeer hij met hart en ziel èn de waarheid èn zijn volk liefhad.
Dezelfde geest spreekt ons uit al zijne overige talrijke werken die hem het lidmaatschap verwierven van het Historisch Genootschap van Utrecht, de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden, de Vlaamsche Bibliophilen en tal andere geleerde genootschappen.
In 1873, ten gevolge eener borstkwaal, bij de vervulling zijner ambtsplichten getroffen, werd hij als leeraar op rustgeld gesteld.
Doch het uur der rust kon nog voor hem, den mild begaafde, niet aangebroken zijn; want weldra zien wij hem met meer vuur dan ooit het verleden onzer voorouders, hunne gewoonten en zeden opsporen uit oude oorkonden en charters; vergeten en verloren parelen opdelven uit de oude letterkundige schatten onzer taal.
't Was Stallaert niet te doen om eerebewijzen of volksgunst. Hij werkte in stilte, bewust van het goede dat hij stichtte, overgelukkig als hij nu en dan uit Noord of Oost, van eenen gevierden geleerde, zonder dat iemand het wist, een woord van oprechte hoogschatting ontving; voor het overige niets anders