Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 6
(1893)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 389]
| |
St-GEREON EN KATHARINA VAN SIENA
Bode, Geschichte der D. Plastik. Berlijn, Grote. | |
[pagina 389]
| |
Beeldhouwkunst.
| |
[pagina 390]
| |
‘Thebaansche legioen’ en in 1120 eerst te Keulen uitgegraven, streed omtrent 318 met stoffelijke wapenen tegen uiterlijke vijanden, Katharina, in de veertiende eeuw met het onstoffelijk woord harer vermanende stem tegen de misbruiken van de vijanden der Kerk gelijk dezen in die eeuw in haren eigenen boezem woelden als zij ook al niet openlijk tegen haar opstonden. Door de afwezenheid van alle andere aanknopingspunten is het echter onmogelijk van het doel des kunstenaars met eenige zekerheid te spreken. Het is alleen een feit, dat de meeste Duitsche museums belangrijke vruchten der beeldhouwkunst van het begin der zestiende eeuw bezitten, eene eeuw welke overigens aan de uitoefening dezer kunst niet gunstig is geweest. Ook is het eene zekerheid, dat de aldus bewerkte figuren in den regel personen uit de kerkgeschiedenis voorstellen en dat de groep waarvan wij spreken, met vele andere dergelijke figuren, duidelijk bewijzen, dat men met de voorstelling dezer heiligen bepaalde personen heeft bedoeld, welke zich hoogst waarschijnlijk om de opgegeven redenen op deze wijze hebben laten afbeelden. Merkwaardig is het evenzoo dat de beide groepen van het germaansche museum te Neurenberg beschilderd zijn en als bewijs strekken hoe lang men deze gewoonte heeft voortgezet. Wij willen den lezer niet uitvoerig wijzen op alle schoonheden welke men hier in de onderdeelen vindt: de waardige houding, de plooiing der kleederen, het geheele karakter en de fijne bewerking der onderdeelen. Alleen mocht het schijnen als of de figuren wat kort bij een gesteld zijn (wat men aan Scheffers Dante en Beatrice beter zou kunnen verwijten). Wij moeten ons hierbij herinneren dat de door den kunstenaar bewaarde ruimte bij de vlakke teruggave onzichtbaar wordt. | |
[pagina 391]
| |
Wij verheugen ons op dit voortreffelijke werk der beeldhouwkunst van 1510-1520 hier met een voorbeeld te kunnen wijzen, waaruit wij zien (als 't niet bekend ware) dat niet alle kunstenaars van die eeuw zich door den nieuw opkomenden heidenschen stijl niet lieten verschalken. Deze tegenstand duurde de geheele zestiende eeuw in noordelijk Europa voort. Wij hebben daarvan een treffelijk voorbeeld uit de schilderkunst gevonden, in de schilderij van Antoni Stevens van Mechelen, van omtrent 1600, in onze vorige aflevering teruggegeven.Ga naar voetnoot(1) Alb. Th. |
|