Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 6
(1893)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 376]
| |
Dichtkunst, letteren.
| |
[pagina 377]
| |
dienst, geschiedenis, zedeleer, natuurkunde, enz. Terwijl de jongeling het latijn machtig wordt, verrijkt hij zijnen geest nog met andere nuttige kundigheden. Twee leuvensche drukkers der 15e eeuw bezorgden van het werk eene uitgave voor vlaamsche leerlingen bestemd. Deze drukkers waren Herman van Nassau en Radulph Loeffs. Bekend is het dat Jan van Westphalen, in 1474, de drukkunst te Leuven had ingevoerd. Hij was, gelijk men weet, te Aken, een dorpje van het bisdom van Paderborn, in Westphalen, geboren, en had zijne kunst te Mentz of te Keulen geleerd. De man telde onderscheidene gezellen (socii) die hij vermoedelijk uit Duitschland had medegebrachtGa naar voetnoot(1). Herman van Nassau was, naar allen schijn van waarheid, een der gezellen van Jan van Westphalen. Hij had tot genoot een anderen leuvenschen drukker, Radulph Loeffs. Deze laatste, te Driel, in Gelderland geboren, werd den 5n Maart 1472 te Leuven ingeschreven als leerling der hoogeschool. Hij legde zich op de drukkunst toe en werd, in 1481, de vennoot van Gillis van der Heerstraten. Ten jare 1484 bezorgde hij te Leuven eene uitgave van het werk van den rechtsgeleerden Bernard de Parma. Later verliet hij Brabant en vestigde zich te Bommel, in Holland. Het eenig tot dus verre teruggevondene exemplaar der leuvensche uitgave van Perotti's werk, vroeger het eigendom van den gekenden liefhebber Frans Vergauwen, behoort thans aan de openbare boekzaal der stad Gent. Door den geleerden bewaarder dezer uit- | |
[pagina 378]
| |
muntende boekerij, Doctor Ferdinand Vander Haegen, werd het ons op de allervriendelijkste wijze ter leen verstrekt. Bij het openbladeren van het boek bestatigden wij dat het niet zonder belang is voor de studie onzer moedertaal. Zulks deed ons natuurlijk besluiten er de aandacht der liefhebbers onzer taalstudie op te vestigen. Het boek vormt een band in 4o parvo, van 164 bladzijden. Het verscheen zonder jaarmerk; doch, moet rond 1483 van de pers zijn gekomen. Loeffs, de vennoot van Herman van Nassau, stond reeds in 1481 in betrekking met Gillis van der Heerstraten. In 1484 drukte hij voor eigene rekening. Ten jare 1491 vondt men hem gevestigd te BommelGa naar voetnoot(1). De eerste bladzijde van het boek is wit. Op de keerzijde leest men: Prefatis in regulas Grammaticales Nicolai Perotti viri doctissimi atq elocquentissimi. Op de derde bladzijde: Nicolai Perotti Episcopi Sypontini viri doctissimi et Poete laureati ad Pyrrhü perottum nepotem ex fratre Institutio grāmaticalis ac primis litterar̄ elemētis ad cōsummatissimam usq latine līgue elegātiā Feliciter incipit. Op de laatste bladzijde van het boek leest men: Regute grāmaticales Reverendissimi pātris et domini domini Nicolai Perotti Archiepiscopi Sypontini viri doctissimi atā eloquentissimi Feliciter Expliciunt. Impresse Lovanii per me Hermannum de nassou et Radulphum Driel. De voorbeelden gaan in 't vlaamsch den latijnschen tekst vooraf. Men leest er: | |
[pagina 379]
| |
De boeken keerendeende lesende leert men vele dinghen. In evolvendis ac perlegendis libris multa discuntur. Myn oem die trecken sal in dwalsche lant heeft mi vele dincs bevolen Profecturus patruus meus in Galliam multa mihi negotia reliquit. Gelijk men ziet bleef Vrankrijk bij ons, in de 15e eeuw, nog steeds het Walschland heeten. De spelling bewijst dat de volkstaal in de lagere scholen met zorg moest worden onderwezen. De woorden scoeien, vloeien en naeien worden steeds met eene i gespeld. De ij is gestippeld in de woorden benijden, pijnen, spijsen, wijken, enz. Elders blijft de letter ongestippeld. De voornamen mij, gij, hij worden mi, ghi, hi geschreven; de woorden blijven en schijnen, bliven en schinen. Sporen van het persoonlijk voornaamwoord di voor u en gij zijn er aanwezig: Als ic di instruere dan leerdi. Ofschoon men uit het latijn overbracht, wordt in het werk geen misbruik gemaakt van bastaardwoorden. Dit gaan wij door het overschrijven van eenige voorbeelden toonen. Worde Virgilius van den meester ghelesen hi soude gheleert worden. Verstaen sijnde de zake worden de zieken eer ghenesen. Want ghi scepen sult in Ascien en trecken te vele plaetsen van waer ghi rike wedercomen sult, doet met goeden moede. Want ghi vele dinghen hooren sult; so moetti d'beste kiesen eñ daer in bliven. Moestic Virgilium van buten leeren ic soude nerntigher sijn. | |
[pagina 380]
| |
Ic die van Roome gheboren ben, bin minder dan die ghene die meerder sijn eñ meerder dan die ghene die minder sijn. Over de schooltucht ontmoet men een paar volzinnen, welke bewijzen dat, in die dagen, de meesters met de leerlingen niet al te zacht omgingen. Men leest er: Den iersten (keer) dat yemant van minen scolieren wt gaet sonder orlof, salic hem gheven een plamace; ten anderen male salic hem corigeren. Ierste misdaet salic u vergeven mar ten tweeden male salic u naec gheselen. Wij sluiten onze aanhalingen met het overschrijven van eenen wensch, die nog heden tot de Vlaamsche jeugd kan worden gericht. ‘Dat ghi van daghe te daghe meer leert verblide ic mi zeere en dancke Gode die u van ioncs dien sin verleent heeft. Ende hope dat ghi niet doen en sult daer ute ghi mocht den goeden en excellenten mannen uwen vader ende oude vader onwerdich schinen.’ |
|