Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 6
(1893)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| |
Beeldhouwkunst, enz.
| |
[pagina 303]
| |
vinding ware eene heerlijke aanwinst voor de geschiedenis der tapijtnijverheid! De andere in de kronijk vermelde voorwerpen moesten niet alleen kostelijk wezen om hunne stoffelijke waarde, maar vooral onder het opzicht van den vorm die de kunst er aan gegeven had. Prachtig moesten de volgende stukken voorkomen: het ‘cruys van fijn goudt, versiert met peerlen, diamanten, rubins ende andere costelijke ghesteenten;’ de ‘drij abbatiale ringen... met dewelcke den heere prelaet d'officie dede;’ de groote ‘kelck van sijlver vergult, gegraveert met veele schoone gheestelijcke historien’; de koorpelikanen en de kandelaars in koper, waarvan er verkocht werden aan de kerk van Sint-Germain, te Bergen in Henegouwen. Bestaat er van al die voorwerpen niets meer? Het dient te worden onderzocht. De vermelde schilderij van Maubeuge, vertoonende de Aanbidding der Wijzen, aangekocht door de aartshertogen Albrecht en Isabella, voor de hofkapel te Brussel, moet, naar allen schijn van waarheid, nog bestaan. Waar bevindt zij zich? In de overgeschrevene plaats der kronijk vinden wij een nieuw bewijs der geringe genegenheid die er, in die dagen, bij de Vlamingen voor de Walen bestond. De schrijver schijnt overtuigd dat de twee door hem opgenoemde Waalsche prelaten handelden ‘ten nadeele der Vlamingen’. De heer Piot is aan het woord: | |
Kunstgewrochten in zilver en in koper alsmede aloude tapijten met zilver doorweven, vroeger aanwezig in de abdij van St-Adriaan te Geeraardsbergen.Een ongenoemde Vlaamsche kronijkschrijver der St.-Adriaansabdij te Geeraardsbergen, in het jaar 1083 | |
[pagina 304]
| |
gesticht, geeft in zijn tot nog toe onuitgegeven werk, vele bijzonderheden over de kunstgewrochten, die aldaar in vroegere tijden bewaard werden. Hij schreef zijne kronijk in het jaar 1695, ten ongunste der Walen, die deze abdij gedurende eenige jaren bestuurd hadden ‘ten nadeele der Vlamingen’. Deze Walen warenGa naar voetnoot(1) vooreerst volgens den schrijver: ‘eenen hoop walse prelaten, die Godt scheijnt gesonden te hebben om dese abdij te plaegen meer als eene eeuwe en half, jae tot en met desen tijde op de welke dese corte historie van dese abdije geschreven is’. Volgens den schrijver is de eerste van dezen ‘hoop’ geweest Hiëronimus Ruffault, geboren te Rijssel, en vervolgens gekomen uit de abdije St. Vedastus te Aartrijk. Nog jong en student te Leuven zijnde, werd hij tot abt benoemd, ten jare 1525. Deze prelaat heeft begonnen een groot gedeelte der goederen van de abdij te belasten, en te verkoopen. Hij stierf ten jare 1563. Hem volgde een andere Waal Simon de Warlusel. Ook deze kwam uit de abdij van St.-Vaast te Aartrijk. Nadat hij vele goederen der abdij S.-Adriaan beleend had, verkocht hij alle hare kunstgewrochten. De kronijk-schrijver geeft daarvan de volgende op: ‘Vooreerst heeft hij vercogt eene schoone ende hooge sijlvere remonstrance. Item een schoon sijlveren hooft, in 't welk ghesloten wiert den kinne van den heijligen Blasius, martelaer, vercoght als vorren. Item eenen schoonen oogen kelck van sijlver vergult, gegraveert met veele schoone gheestelijcke hijstorien, vercogt als vorren. | |
[pagina 305]
| |
Item heeft ghestelt in handen van sijn suster, d'abdisse van d'Estrain in Arthois eenen anderen kelck, die deze abdije nooit en heeft connen wederom crijghen. Item heeft noch gesonden aan sijnen broeder Lambertus tot Letterbosch voor een ghifte eenen anderen sijlveren vergulden kelck, met den welcken den proost van dese abdije den dienst dede. Item heeft ghealieneert ende vercoght een hooft van sijlver ghenoempt het hooft van St-Jan, in 't welk was een deel van den baert ende hair van den voorsijden heijligen. Item heeft vercogt een cruijs van fijn goudt, verciert met peerlen, diamanten, rubins ende andere costelijcke ghesteenten. Item heeft vercocht noch een sijlvere cruijs 't welck den cantor ordinairelijck in processie droegh. Item heeft noch vercoght een andere sijlver vergult cruijs. Item heeft noch vercoght drij abbatiale ringhen, te weten eenen saphir, eenen rubin, ende eene torquoijse, met de welcke den heer prelaat d'officie dede. Item heeft noch vercoght een sijlver wierook-vat met den sijlveren lepel. Item noch eene sijlvere schotel met ses sijlvere ampullen, dienende tot 't celebreren van de misse. Item den sijlveren staf, den welcken hij gegeven heeft aan sijn suster d'abdisse van Estrain. Item heeft gealieneert ende vercoght eene remonstrance van sijlver, in de welcke was eenen doorne van den doorne croone van onsen Heere J.C. Item noch eene remonstrance, in de welcke was het sogh melck van onze Lieve Vrouw. Item noch eene andere remonstrance genoempt van Ste-Nicolaes. | |
[pagina 306]
| |
Item heeft vercoght veele sijlvere ghifften, opgeoffert door de goede lieden aen den heyligen Adrianus. Item heeft vercoght twee goude-caseuvels ende een derde van violet vloer, de welcke mevrouw van Boulaire gegeven hadde. Item heeft vercoght eenen schoonen hooghen metaelen candelaer, met twee metaele pilaeren, de welcke voor den grooten autaer stonden, ende nu ghesien worden in de kercke van St-Germain tot Berghen in Henegouwe. Item heeft vercoght den metaelen pilaer van eenen pellicaen, welck pelicaen ghestolen is gheweest in de troubelen van Gheeraertsbergen. Item heeft vercoght eenen grooten metaelen pilaer met vijf metaele candelaers, aen de welcke men song den epistel in de hoogh misse. Item heeft vercocht eenen grooten candelaer, die stondt in de capelle van St-Adriaens. Item noch veele metaele pilaeren staende rontomme den hooghen autaer ende elders in de kercke. Item heeft vercoght veele tapisserijen doorwerkt met sijlver, verthoonende den apocalijpse, de welcke dienden om in den choor te hanghen van Paeschen tot bamisse (October), ende sijn teghenwoordig noch in de kercke van Onze Lieve Vrauwe tot Valencijn. Item heeft vercoght ses sijlvere bekers ende twaelf sijlvere lepels dienende in 't convent. Item heeft den voorschreven prelaet, sich vertreckende naer d'abdije van Enaeme van de welcke hij prelaet gemaeckt wiert, naer dat hij St-Adriaens gheheel gheruineert hadde, met hem ghenomen alsulcke meubelens als 't hem geliefde, met veele schoone boecken uuijt de bibliothecque, niet tegenstaande hij om d'aermoede van den voorschreven religieusen te helpen, groote ghiften ende merceden van den Prince van Parma vercreghen | |
[pagina 307]
| |
hadde, de welcke hij aen de voorscreve religieusen niet uuijtghedeijlt en heeft, maer verquiste als d'ander.’ Hier volgen de sommen die de abt op de goederen der abdij gelicht heeft. Onder het beheer van den abt Jacobus Schoorisse, kwamen de aartshertogen Albrecht en Isabella een bezoek aan de abdij afleggen, kochten aldaar, ten prijze van 2000 guldens, de schilderij van Maubeuge staande in den hoogen autaar, en deden die naar Brussel in de kapel van het hof plaatsen. Deze schildering vertoonde de drie koningen.
Wie kan ons nadere bijzonderheden opgeven van alle deze verkochte en weggeschonken voorwerpen? Wij zullen voor alle mededeelingen recht dankbaar zijn. Red. |