Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 6(1893)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 177] [p. 177] O Eerdentroost...! O Eerdentroost, gebloeide blommen, hoe kommen die blijdzame oogen, alzoo zaan als 't zomer is, op al de struiken te ontluiken, en mij beziende ga te slaan? Daar is iets in dat ik te vragen durf wagen, en dat ik geerne af u vernam; daar velen zijn die niet en roeken, noch zoeken naar 't geen hun blijdt, van waar het kwam. Daar leeft toch Een, die mijn' twee oogen u toogen, gebloeide blommen, wilde; en 't is Hem een genoegte, als ik genegen Hem zegen en ben genietende u, gewis! Of is 't al blinde nacht en logen, 't vermogen, [pagina 178] [p. 178] dat in mij waakt, en, waarheidsziek, mij laaft en lescht? O neen, genezen wil wezen die grondelooze graagte, die 'k, o God, van U gescheiden, drage; en 'k vrage opdat ge mij voortaan, o Heer, eens ruste en vrede, en weêr dat leven zoudt geven, dat leven is en U genieten, immermeer! Guido Gezelle Kortrijk, 7 October 1891. Vorige Volgende