Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 6
(1893)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Schilder- etskunst, enz.
| |
[pagina 108]
| |
en er ongetwijfeld toen of later uitvoeriger over hebben geschreven. De naam, dien hij er aan gaf, duidt nochtans aan, dat hij het wezen er van zeer goed heeft ingezien; hij noemde het een ‘typologisch leven van Jezus’. In het handschrift zelf, na den Prologus, heet het ‘een deel vanden leven ons heren jhesu christi ghenomen wter heiligher ewangelien bewijst mitter figuren des ouden testaments ende der propheten’. Het bestaat uit vijf en tachtig tafereelen, elk met twee typen uit het Oude Verbond, gevolgd door twee profetieën, en besloten met een gebed. Aangezien de ‘Biblia pauperum’ meestal slechts veertig, hoogstens vijftig tafereelen bevatten, staan er in dit handschrift zeer vele, die aldaar niet voorkomen. Doch voor zooverre zij er in voorkomen, is het opmerkelijk, welk eene groote overeenstemming er tusschen deze tweeërlei soort van geschriften bestaat. Bijna overal zijn het dezelfde typen en dezelfde profetieën. Slechts worden in deze typologische tafereelen in woord, de typen veel uitvoeriger beschreven, dan dit bij die zelfde tafereelen in beeld het geval is. En geen wonder: in de ‘Biblia pauperum’ wordt alles aanschouwelijk gemaakt door eene prent; die prent is de hoofdzaak; de korte tekst dient slechts tot hare verklaring. In het typologisch leven van Jezus daarentegen heeft men dit hulpmiddel niet; hier moet alles worden beschreven, en dit geschiedt dan ook, somtijds vrij breed, aan de hand van de bijbelschrijvers zelven. En wat de profetieën aanbelangt, men vindt er, gelijk reeds gezegd is, bij elk tafereel slechts twee, maar die twee komen bijna altijd onder de vier van de ‘Biblia pauperum’ voor. Alleen de gebeden aan het einde van elk tafereel zijn iets nieuws. Men kan er aan zien, dat alles op de stichting van den lezer is aangelegd. Het gansche leven des | |
[pagina 109]
| |
Heeren gaat aan zijne oogen voorbij. Alle hoofdgebeurtenissen daarvan leert hij kennen in haar verband met het Oude Testament, waarin zij zoowel door typen zijn voorgebeeld, als door profetieën voorspeld. En telkens, wanneer hij op deze wijze een gedeelte met aandacht heeft gevolgd, om er de wonderbare leiding van Gods voorzienigheid uit te leeren kennen, die eeuwenlang alles deed heenwijzen naar Christus, en in Christus alle typen en profetiëen vervulde, stort hij zijnen geest uit in een korter of langer toepasselijk gebed.
Leveren alzoo deze typologische tafereelen in woord veel minder voor ons op dan die in beeld, de typologie in handeling, waarvoor ik ten slotte de aandacht nog vraag, zal ons wederom iets langer bezighouden. Hier gáan wij ons bewegen op het gebied van het mysteriespel. En dan treft ons terstond een opmerkelijk verschil Bij onze beschouwing van de zoogenaamde ‘Biblia pauperum’ en van het typologisch leven van Jezus zagen wij zoowel de profetieën als de typen des Ouden Testaments als heenwijzigingen naar Christus gebezigd, maar in de mysteriespelen schijnen deze twee òf nooit òf zelden te zijn samengevoegd. Verreweg de meeste hebben geen van beide. Die, welke iets van dezen aard bezitten, geven in den regel een profetenvoorspel te aanschouwen; zoover ik weet, bestaat er slechts één, dat typologisch heeten mag; maar een mysteriespel, dat de beide zaken in zich vereenigt en dat men dus typologisch-profetisch zou kunnen noemen, is mij niet bekend. Intusschen acht ik de samenvoeging in enkele | |
[pagina 110]
| |
mysteriespelen volstrekt niet onmogelijk, ja veeleer waarschijnlijk. Ik zeg dit met te meer overtuiging, dewijl mij althans één voorbeeld is voorgekomen, dat er heenwijst. Nog jaarlijks wordt er te Veurne eene kruisprocessie gehouden, die er enkele bestanddeelen van bevat. Deze omgang is wel is waar geen mysteriespel; hij geschiedt niet met levende personen, maar slechts met gebeeldhouwde groepen; gelijk hij thans is, dagteekent hij niet uit de middeleeuwen, maar uit het jaar 1646; doch dit alles neemt niet weg, dat hij op middeleeuwsche traditiën berust, en dat hij met Abraham's offerande, met de slang van Mozes en met acht profeten begint. Hier heeft men dus zoowel de typologische als de profetische aankondiging van het lijden des Heeren, dat vervolgens in eene menigte van groepen aan het volk te aanschouwen wordt gegevenGa naar voetnoot(1). Doch, zooals ik reeds zeide, verreweg de meeste ons bekende mysteriespelen hebben niets van dien aard, en die, welke er iets van hebben, bezitten bijna nooit iets typologisch, maar slechts een profeten-voorspelGa naar voetnoot(2). Toch kan het nauwelijk anders, of er moeten | |
[pagina 111]
| |
ook typologische spelen hebben bestaan. Het denkbeeld er van lag zóózeer in den geest van die dagen dat het hier of daar wel ten uitvoer moet zijn gebracht. Maar vooral, het beroemde passiespel te Oberammergau pleit er zóó krachtig voor, dat de zaak schier niet te betwijfelen valt. Dat spel is door en door typologisch. Zoover wij weten, moge het eerst van het jaar 1633 dagteekenen, het wijst naar veel vroegere tijden, ja naar de middeleeuwen heen. Hoe toch zouden eenvoudige dorpsbewoners er toe zijn gekomen, ter afwering van de pest, die in hun midden woedde, de gelofte te doen, dat zij alle tien jaren het Passiespel zouden spelen, als er niet vóór dien tijd in de plaats hunner inwoning, evenals in zoovele andere plaatsen van BeierenGa naar voetnoot(1), zulk een spel had bestaan, dat wellicht door lauwe nalatigheid of kwijnende godsdienstigheid in onbruik was gekomen? En wederom, hoe zouden die eenvoudige dorpsbewoners, hoe zou zelfs hun geestelijke leidsman er den vorm van een typologisch spel aan hebben gegeven, als het dien vorm niet reeds vroeger had gehad? Zoo iets dacht men ten jare 1633 niet | |
[pagina 112]
| |
meer uit. Hoe dit zij, reeds in het volgende jaar hebben de Oberammergauers hun passiespel met de daarbij behoorende typologische ‘tableaux vivants’ gespeeldGa naar voetnoot(1). Tot 1674 hielden zij dit om de tien jaren vol. Toen besloten zij, het in 1680 te hervatten en dan voortaan om de tien jaren te vertoonen. Aldus geschiedde het; en op het kerkhof van een afgelegen dorp, niet ver van de zuidelijkste grenzen van Beieren, hadden voorstellingen plaats, die, althans sinds de groote verbeteringen, in 1811 daarin aangebrachtGa naar voetnoot(2), van heilige toewijding en hooge kunst getuigden' zonder dat het gerucht er van veel verder dan tot den naasten omtrek doordrongGa naar voetnoot(3). Eerst na 1850 werd dit anders. De beroemde tooneelspeler Eduard Devrient, die in dat jaar het dorpje bezocht, toen er, thans voor de derde maal op eene groote weide, weder eene voorstelling zou gegeven worden, stond verbaasd over deze voorbeeldelooze ontwikkeling van het dramatisch leven in een zoo kleinen kring. In het volgend jaar 1851 maakte hij zijne reisindrukken | |
[pagina 113]
| |
wereldkundig, roemde het passiespel te Oberammergau hoogGa naar voetnoot(1), en werd daardoor oorzaak, dat in 1860, '71 (wegens den Fransch-Duitschen oorlog), '80 en '90 ontelbare reizigers uit allerlei landen naar Beieren togen, om er het heilig kunstgenot te smaken, dat hun aldaar werd aangeboden. Doch waartoe deze algemeen bekende zaken? Wie, die dat spel ooit gezien heeft, is niet altijd onder den indruk er van gebleven? En wie, die het niet gezien heeft, werd niet door hen, die het zagen, onder dien indruk gebracht? En wij ouderen, herinneren wij ons niet allen het meesterlijk artikel van Eelco Verwijs over het passiespel te Oberammergau in ‘De Gids’ van November 1871? Maar wat Verwijs met al zijne liefde voor mysteriespelen miste, was de zin voor typologische tafereelen. Al wekten vele daarvan door hunne keurige schikking zijne bewondering op, zij waren voor hem ‘een noodelooze en hinderlijke stoornis’; sommige er van vond hij zelfs belachelijk en dwaasGa naar voetnoot(2). En wat hij ondanks zijne groote kennis van de letterkunde der middeleeuwen niet inzag, was de nauwe verwantschap tusschen de tooneelvoorstellingen te Oberammergau en de prentverbeeldingen in de ‘Biblia pauperum’. Wij, die het, zoo ik vertrouw, thans wel inzien, zullen er meer belangstelling voor gevoelen. De verschillende episoden uit de lijdensgeschie- | |
[pagina 114]
| |
denis des Heeren vormen den inhoud van de achtereenvolgende bedrijven in het Oberammergausche drama, en elk der handelende personen vervult hierin als spreker zijne rol. Doch aan ieder bedrijf gaan onder het zingen van het koor een of meer zoogenaamde ‘tableaux vivants’ of ‘levende beelden’ vooraf, en elk daarvan is de veraanschouwelijking van eene Oud-Testamentische type, waaraan de episode, die ten tooneele zal gebracht worden, als antitype beantwoordt. Wij willen slechts aan een paar tafereelen herinnerenGa naar voetnoot(1). Als bijv. het tweede bedrijf zal beginnen, gaat het gordijn op, en onder het zingen van het koor ziet de toeschouwer de vlakte van Dothan voor zich. Op den voorgrond bevindt zich een steenen put. In de verte komt Jozef aan, en de broeders wachten hem op, om hem te dooden. Dit is de zwijgende voorafbeelding van hetgeen onmiddellijk daarna als dramatische handeling volgt: de beraadslaging van het Sanhedrin tegen Jezus. - Ik sla een paar bedrijven over. Wederom gaat het gordijn op, en als levend beeld staan voor onze oogen eenige honderden Israëlieten in de woestijn, mannen, vrouwen, kinderen, met Mozes en Aäron in hun midden, allen opgetogen van dankbare blijdschap over het manna, dat hun uit den hemel tot voeding wordt geschonken; een aangrijpend tooneel. Een oogenblik later zien wij die zelfde menigte, maar geheel anders gegroepeerd en thans vol verwondering starende op een reusachtigen druiventros, door twee verspieders van | |
[pagina 115]
| |
Kanaän aan een stok op de schouders gedragen. Eerst het manna, daarna de druif; gij begrijpt reeds, waartoe deze zwijgende vertooningen moeten dienen. Zoo aanstonds wordt het drama van Jezus' lijdensgeschiedenis voortgezet, en men ziet den Meester met zijne leerlingen op den laatsten avond zijns levens in de opperzaal te Jeruzalem, het H. Avondmaal instellende onder de teekenen van brood en wijn. - Wederom laat ik een paar bedrijven onvermeld. Het levend beeld, dat ons thans te aanschouwen wordt gegeven, is Kaïn in de nabijheid van twee altaren. Aan den voet van het ééne ligt Abel uitgestrekt, de broeder, dien hij heeft verslagen, en hij zelf is overgegeven aan bange vertwijfeling en wilde wanhoop. Wat thans als actie volgen moet, ligt voor de hand: Judas, door bekeeringloos berouw gefolterd, zal de hand slaan aan zijn eigen leven. - Opnieuw ga ik een paar gedeelten voorbij. Thans komen er niet minder dan drie ‘tableaux vivants’ achter elkaar, het een al indrukwekkender dan het ander. Het eerste vertoont ons den jongen Izaäk met het offerhout op de schouders, den berg Moria bestijgende en gevolgd door Abraham, die in diepe gedachten is verzonken. Het tweede geeft ons de koperen slang te aanschouwen, die door Mozes in de woestijn zal worden opgericht, terwijl honderden Israëlieten hem omringen, waarvan velen worstelen met den dood, en anderen hoopvol uitzien naar de naderende redding. In het derde zien wij, hoe door het staren op de slang de kranken zijn genezen, en hoe allen zich verheugen in dankbaarheid aan God. Dit alles kan natuurlijk slechts voorafschaduwing zijn van de twee bedrijven, die thans worden afgespeeld: Jezus, zijn kruis dragende, en Jezus, aan het kruis ver- | |
[pagina 116]
| |
hoogd tot verlossing der menschen. - Nog één voorbeeld, en ik besluit. Wederom verheft zich het koorgezang. Wederom gaat het gordijn op. Vóór ons ligt eene golvende zee en in de verte een schip. Aan den oever der zee staat Jona, die zooeven verlost is geworden uit den gapenden mond van den grooten visch, in welks ingewand hij drie dagen en drie nachten heeft doorgebracht. Een oogenblik later volgt een ander Oud-Testamentisch tafereel, dat eveneens van heerlijke uitredding gewaagt. Thans is het de Roode Zee, waarop wij staren. Tusschen de golven verzinkt Farao met zijn heir. En aan den oever staat Mozes in eene houding vol majesteit, met het volk om zich heen, dat, van vreugde opgetogen, getuige is van hetgeen daar plaats heeft. Waartoe deze twee voorafgaande zwijgende tooneelen? Het gordijn opent zich, en als handeling volgt de glansrijke verrijzenis van Jezus uit het graf.
Hiermede stap ik van dit typologisch mysteriespel af. Als men het met het laatst gedeelte der ‘Biblia pauperum’ vergelijkt, zal men bemerken, dat allerlei typen en antitypen híer overeenstemmen met zwijgende tooneelen, en dramatische voorstellingen dáár. Leest men Hs. No 258 van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, dan wordt men getroffen door menig tafereel uit de lijdensgeschiedenis des Heeren, dat, met de twee daarbij gevoegde voorbeduidende figuren uit het Oude-Testament, slechts als verhaal bevat, wat te Oberammergau in ‘tableau vivant’ en in handeling te aanschouwen wordt gegeven. Alles te zamen levert den indruk van eene hoogere eenheid, die | |
[pagina 117]
| |
zich in drie verschillende vormen heeft geopenbaard, de eenheid der Christelijke Typologie in beeld, in woord en in handeling. Op die hoogere eenheid in de drieledige verscheidenheid te wijzen, is het doel van deze verhandeling. Door altijd slechts op één der drie vormen te staren, heeft men haar steeds voorbijgezien. Ook schijnt men wel godgeleerde te moeten zijn, of althans met de godgeleerdheid niet onbekend te moeten wezen, om haar zonder aanwijzing van anderen op te merken. Ik vlei mij, er thans de oogen zóó voor te hebben geopend, dat zij er niet meer voor kunnen worden gesloten. |
|