| |
| |
| |
Dichtkunst, letteren.
De Psalmen in Gezangen,
door Em. Hiel.
Psalm xxi.
Heil den Opperheer.
Hem steunend dag en nacht,
Verheugt den Koning zeer.
Schonkt hem de Koningskroon,
Hij bad, om 't leven, Heer,
God, Gij verleendet meer:
Het licht der eeuwigheid,
Groot werd door U zijn roem,
Die geurt, als eedle bloem,
En blinkt ten hoogsten trans,
Terwijl hem diep verblijdt,
Heer, Hij vertrouwt op U,
Hij aarzelt, wankelt niet,
Gij treft uw vijands, Heer!
Gij slaat uw haters neer,
Door 't gulzig vlammend vuur,
Hun zaad blijv' niet gespaard,
Verdelgd word' thans op de aard,
Hun laatste vrucht en spruit,
Hun list werd plots belet;
Gij dreeft ze rugwaarts heen,
Gij houdt den boog gericht
Naar hun boos aangezicht...
Ze storten stervend neer,
Met zang- en snarenklank:
| |
| |
| |
Psalm xxv.
Bede om Bescherming.
God, naar U verlangt mijn herte bovenal!
U, vertrouw ik, Heer, o spaar me spot en schand;
Laat niet vijands juichen, Jahve, bij mijn val,
Zij, die in U hopen houdt Ge sterk in stand!
Zij, die trouwloos handlen, zonder rede of recht,
Werp ze diep in schande! Toon mij uwe baan...
Leid mij in de waarheid, leer uw' trouwen knecht,
God mijns heils! Ge zijt mijn hoop en mijn bestaan.
Jahve denk aan uw bermhartigheid! o, Heer,
Aan uw goedertierenheid, alom verspreid.
Uit de heemlen dalen zij milddadig neer.
Heerschend op de wereld, uit der eeuwigheid.
Jahve denk niet aan de zonden mijner jeugd,
Toen ik leefde in dwaze wispelturigheid...
Schenk mij, Jahve, door uw liefde en goedheid, vreugd,
Heer gedenk me! dat uw wille mij geleid'!
Heer, Gij onderwijst in uw rechtveerdigheid,
Arme zondaars in den waren weg! Ge leidt
Vromen in het recht! Gij leert ze mild hun spoor!
Heer, uw goedheid, Heer, uw waarheid licht ze voor.
Alle stappen tot U, Heer, zijn liefde en huld,
Heer, voor hen, die dienen trouw uw eedverbond.
Namens U, o Heer, vergeef me mijne schuld,
Want ze is groot... o, Jahve maak me weer gezond.
Waar, waar is de man, die vreest den Opperheer?
God wijst hem de baan, die hij steeds volgen moet,
Zijne ziel zal rusten in geluk en eer,
Zijne kindren erfden reeds het aardsche goed.
Jahve's dienaars winnen zijn vertrouwen gansch,
Zij, die Jahve vreezen leert hij zijne wet.
'k Richt gedurig de oogen naar des Heeren glans,
Redden zal Hij mij, den voet uit 't schandenet.
| |
| |
Wend U toch tot mij, wees mij genadig, Heer!
Ik ben eenzaam, diep ellendig... Heer, mijn hert
Is bevangen om te barsten, 't is bedrukt zoo zeer...
Schaf het ruimte, help mij uit mijn helsche smert.
Heer, verlos mij van ellende en ergen nood.
o, Neem weg al mijne zonden, o verlaat
Mij niet, God! De booze vijands, nog vergroot,
Haten mij, met dollen wreveligen haat.
Jahve red mijn ziel, bewaar me voor de schand!
'k Zoek bescherming, ja, in Godes vaderhand!
Vroomheid, reedlikheid behoeden mij! - Ik wacht
Naar U!.. Red Isrel uit den bangen nacht.
| |
Psalm xxvi.
Gebed der Onschuld.
Richt me, Jahve, want in onschuld
Ging ik. steeds U minnend, voort.
'k Stel in de Almacht mijn vertrouwen.
'k Twijfel nooit aan 't godlijk woord.
Proef me, Jahve, en onderzoek me,
Smelt mijn nieren, mijn gemoed,
'k Houd uw liefde voor mijn oogen
'k Wandel in uw waarheidsgloed!
'k Zit niet bij verwaande lieden,
'k Ga met huichelaars niet om;
'k Vlucht der boozen zamelplaatsen,
'k Haat der goddeloozen drom.
'k Wasch met Reinen mijne handen,
'k Beêvaar rond uw outer, Heer!
Om te zingen psalm en danklied,
Jahve's wonderwerk en eer!
'k Min uw prachtverblijf, uw tempel,
God verderf niet mijne ziele
Met der zondaars vuig beleid.
Spaar mijn leven tegen schurken
Dorstig naar onschuldig bloed...
't Kleeft aan hunne linker hand, wijl
't Rechterhand geschenken doet.
Blijven wil ik vrij van zonden,
Help mij, wees mijn toeverlaat!
'k Zal op de eerebaan steeds stappen,
Heer, U lovend in 's volksraad.
|
|