Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 6
(1893)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Nederlandsche en andere oudheden.
| |
[pagina 27]
| |
plaatsnijder Cornelis Cort, te Hoorn, in Noord-Holland geboren, voorstellende. De eerste medaille, die men van Conrad Bloc kende, was die met de borstbeelden van prins Willem I van Oranje en Charlotte van Bourbon, en het jaartal 1577 voerende. Wat nu zeer opmerkelijk is, geen zijner later gemaakte penningen zijn in schoonheid van stijl en uitvoering te vergelijken met het medaillon de beeltenis van Cornelis Cort vertoonende. Wij merken hierbij op, dat Conrad Bloc zeer ongelijk werkte; men heeft fraaie medailles van hem, maar daarentegen ook enkele die slechts zeer middelmatig zijn. Deze omstandigheid is oorzaak geweest waarom men verondersteld heeft, dat er twee medailleurs van dienzelfden naam bestaan hadden; en eene onnauwkeurige afbeelding van eenen penning van 1602, voorkomende in het werk van van LoonGa naar voetnoot(1), alwaar abusievelijk onder den arm van prins Maurits is geplaatst COR. BLOC. F. in plaats van CON. BLOC. F. was voldoende om den veronderstelden tweeden Bloc, eenvoudig weg Cornelis te doopen. EldersGa naar voetnoot(2) hebben wij reeds de onjuistheid van die bewering aangetoond, vermits op de bedoelde medaille zelve, die wij in onze verzameling bezitten, duidelijk CON. BLOC. F. staat. Dientengevolge blijft er ook niets meer over der legende van het bestaan van eenen medailleur die genaamd zou zijn geweest Cornelis Bloc. De heer Picqué vraagt zich zeer te recht af, of de bijzondere fraaiheid der penningplaat met borstbeeld | |
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
van Cornelis Cort, niet moet toegeschreven worden aan den invloed van het midden waarin Conrad Bloc leefde, toen hij die schoone penningplaat vervaardigde; want hij was, gelijk de meeste kunstenaars van dien tijd, naar Rome gegaan, alwaar hij Cornelis Cort aantrof, die verscheidene schilderijen van Titiaan op koper graveerde en te Rome overleed in 1578, oud zijnde 42 jaren, volgens zijn portret, door Ludovicus Pozzo-Serrato (Lodewijk Toeput van Mechelen) in koper gesneden, dat wij hiervoren wedergegeven hebben; terwijl, volgens de penningplaat van Bloc, hij reeds 42 jaren oud geweest zou zijn in 1575. Dr NaglerGa naar voetnoot(1) zegt dat Cort in 1530 geboren is, en HuberGa naar voetnoot(2) geeft op dat hij eerst in 1536 het licht aanschouwde. Deze fraaie penningplaat waarvan wij hieronder eene afbeelding geven, vertoont het borstbeeld van | |
[pagina 30]
| |
Cornelis Cort in rechts profiel. Het omschrift is: CORNELIVS. CORT. BELGA. CAELATOR. IMAGINVM. AET. XLII. Onder den arm: CON. BLOC. F. daar onder ANNO. 1575.
Reeds een tiental jaren geleden, had de eigenaardige stijl van twee medailles, voorstellende, de eene, Antonie Taxis, keizerlijk postmeester te Antwerpen in 1552, en de andere Reinart van Busdal, bijzonder de aandacht getrokken van den heer Picqué, door wiens zorg, het koninklijk penningkabinet, met die twee pronkstukken was verrijkt geworden. Blijkbaar zijn zij beiden voortbrengsels van één en denzelfden meester, zij kunnen niet toegeschreven worden, noch aan Jacob Jonghelinck, noch aan hem die zich teekende Stephanus Hollandus; zij verraden eene gansch andere wijze van doen. De heer Picqué had zich menigmaal afgevraagd door wien toch die beide penningen konden zijn vervaardigd, toen hij het geluk had voor het meer genoemd kabinet te kunnen aankoopen eene medaille de uitstekende Antwerpsche kunstschilder Frans Floris de Vriendt voorstellende, in den ouderdom van 32 jaren, en een anderen kleineren penning met borstbeeld van Christoffel Volckmar. Beide deze nieuwe aanwinsten getuigen dat zij door eene meesterhand gemaakt zijn en leveren eene treffende overeenkomst op met de besproken medailles, voorstellende Taxis en van Busdal Voor den heer Picqué bestaat er geen twijfel meer of deze vier penningen zijn allen door denzelfden kunstenaar vervaardigd, en hij gelooft dezelven zonder aarzelen te kunnen toeschrijven aan | |
[pagina 31]
| |
den broeder van Frans Floris, namelijk aan Cornelis Floris de Vriendt, den beroemden beeldhouwer en bouwmeester aan wien men zoovele schoone kunstvoortbrengsels is verschuldigd, als onder anderen het honderd voeten hooge prachtig in steen van Avennes gehouwen tabernakel in de St-Leonardskerk te Zout-Leeuw. Na deze vier penningen nauwkeurig en aandachtig beschouwd en met elkander zorgvuldig vergeleken te hebben, verklaren wij het gevoelen van den heer Picqué volkomen te deelen. Onmogelijk om aan die vier stukken niet denzelfden oorsprong toe te kennen en niet in allen de hand van één en denzelfden uitstekenden kunstenaar te herkennen.
In een tweede belangrijke verhandeling van den heer Picqué, Un nouvel atelier monétaire belge du XVe siècle; la monnaie de Bernard d'Orchimont, beschrijft deze geleerde penningkundige, twee eenigszins van elkander verschillende exemplaren eener kromstaart geslagen te Orchimont (provincie Namen) door Bernard zoon van Bernard van Burtscheid, zijnde eene nabootsing van zeer slecht gehalte, van den dubbelen vlaamschen kromstaart. | |
[pagina 32]
| |
Niet alleen was dit orchimontsche muntstuk waarmede het koninklijk penningkabinet onlangs verrijkt is geworden, geheel onbekend gebleven, maar men wist volstrekt niet, dat ooit te Orchimont munten geslagen waren. Het kasteel Orchimont werd in 1436 door Everard van der Marck belegerd en ingenomen, en door de Luikenaars tot de grond toe afgebroken.
Deze beide jongste geschriften van den heer Picqué, doen hem alle eer aan en men mag zich gelukkig achten zulk eenen kundigen en ijverigen conservator aan het hoofd te zien van het meergenoemde penningkabinet. Ons blijft nog over het bestuur van de Société royale de Numismatique de Belgique, onzen oprechten dank uit te spreken voor de ons zoo welwillend ten gebruike afgestane clichés onzer afbeeldingen. |
|