Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 5
(1892)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 494]
| |
Dichtkunst, letteren.
| |
[pagina 495]
| |
Catalanische Troubadoure der Gegenwart, verdeutscht und mit einer Uebersicht der catalanischen Literatur eingeleitet (Leipzig, Verlag von C. Reiszner, 1890), de aandacht van het letterlievend publiek meer bepaald gevestigd heeft op de voorzeker minder bekende, maar toch zeer rijke litteratuur van een aanzienlijk deel van het Iberische schier-eiland, thans schijnt mij ook het oogenblik niet ongunstig, om eenige regelen te wijden aan een werk, dat wellicht in de hedendaagsche Catalaansche letteren geen weerga heeft, en dat overigens, door de vertaling, welke een jeugdig Fransch schrijver er ons van bezorgde, nu ook voor het groote publiek toegankelijk is gemaakt. In Fastenrath's bloemlezing, - en over deze hoop ik een volgenden keer te spreken! - werden den dichter van bedoeld gewrocht niet min dan vijftig compact gedrukte bladzijden ingeruimd, meer dan de geleerde vertaler zelfs mannen als Victor Balaguer, Joaquim Rubio y Ors, Teodor Llorente, en anderen, waardig kende. Reeds op zich zelf, voorzeker, en ingezien het groote gewicht, dat het oordeel van een zoo uitmuntenden kenner der Spaansche en Catalaansche litteratuur, voor elken ontwikkelde moet hebben, meer dan voldoende om de uitzonderlijke beteekenis van Verdaguer's werken te doen uitschijnen. Ons, Nederlanders, moet overigens reeds deze éene omstandigheid belang doen stellen in Verdaguer's en zijner kunstgenooten letterarbeid, daar deze ons herinnert aan eene zoo staat- als letterkundige beweging, welke ons als een tegenhanger voorkomt van het door alle, zoo buiten als binnen Europa verblijvende leden der groote Nederlandsche familie meer en meer gewaardeerde en steeds hartelijker en krachtdadiger gesteunde streven der sedert 1830, zoo noodlottig van het Noorden afgescheiden stam- en taalgenooten uit het Zuiden, de voor hunne taal en hunnen landaard strijdende Vlamingen. Inderdaad! Evenals de Czechen in Bohemen, de Slowaken in Hongarije, de Bortoenen (Bretons) in westelijk-, de Félibres in zuidelijk Frankrijk, de Platduitschers aan gene zijde des Rijns, en sedert Jan Frans Willems eindelijk, wij, Vlamingen, in Zuid-Nederland, gaan er te Barcelona, Valence, ja, tot op de Balearen ontzagwekkende stemmen op, aandringend op eindelijk de opheffing van eeuwenoude grieven, op terugschenking van te kwader ure verloren voorrechten, alles bij middel van de taal ‘des kleineren vaderlands’, beter wellicht bij middel van de taal van een door zeden, afkomst en historische ontwikkeling onderscheiden volk. Wellicht wijd ik later eenige kolommen aan enkele der voornaamste vertegenwoordigers van deze hoogst belangrijke beweging, en beproef ik alsdan, in vlugge trekken het beeld te schetsen van de bijzonderste beoefenaars der Catalaansche taal en letteren. | |
[pagina 496]
| |
Thans moge 't volstaan hier aan te stippen, dat de eigenlijk bellettristische beweging voortsproot uit de onderneming van enkele mannen, die, als Torres Amat, de verspreide stoffen eener geschiedenis der nationale spraak- en letterkunde verzamelden. Thans traden allerwege met kennis gewapende, geestdriftige jongelingen als ridders der verdrukte schoone op, en weldra zag een eerste in 't Catalaansch geschreven dichtbundel het licht. De naam des schrijvers luidde: Aribau. Weldra volgden Rubio y Ors, Campo y Fabres, Antonio de Bofarull en anderen het met glans, doch schier bij toeval, door Aribau gebaande spoor, en zoo was eindelijk het tooneel genoegzaam voorbereid, waarop de beslissende strijd zou worden geleverd door mannen, wier namen, niet enkel in de vreedzamer beweging der gedachten, maar ook in de staatkunde, eenen uitmuntenden klank zouden verwerven: Alberto de Quintana, Vittore Ballaguer, den herstichter der Jeux Floraux te Barcelona, Damas Calvet, de Majorkijnsche dichter Rosello, Llorente, enz..., en in den jongsten tijd Jacinto Verdaguer, den schepper der Atlantide Te Folgaloras van eene nederige werkmansfamilie geboren (17 April 1845), voelde Jacinto zich al vroeg door het priesterambt aangetrokken. Nog had hij het seminarie niet verlaten, of reeds waren hem door de beroemde Jeux Floraux de palmen der overwinning toegewezen, en wel voor enkele heroïsche gedichten, die de schrijver sedert tot vergetelheid heeft veroordeeld. Als almoezenier op een schip, dat naar de Antillen zou reizen, begon en voleindde hij een uitgebreid dichtwerk over eene stof, die hem reeds sedert jaren in het brein rustte. In 1877 bood hij zijnen arbeid aan de jury der Jeux Floraux ter mededinging aan, en nog hetzelfde jaar zag La Atlantida - want zóó luidde de titel - te Buenos-Airos, het licht. Overgroot, onvergelijkbaar schier, was de bijval. Door de Jeux Floraux bekroond, werd het nieuwe gewrocht weldra het geliefkoosd voorwerp van de studiën der voornaamste critici, zoowel in den vreemde, als in Catalanië zelf. Riera y Bertran, uitstekend Catalaansch prosateur; Menendez Pelayo en Sarda, beiden te Madrid; het Athenoeum, te Londen; graaf de Puymaigre, Mistral, Tolra de Bordos, in Frankrijk, wezen als om prijs op de meer dan alledaagsche schoonheden van Verdaguer's schepping. En geen wonder! Overtreft de schrijver zelf de meeste Catalaanschen, Spaansche en Portugeesche poëten, door de wonderbare pracht en den onuitpuftelijken rijkdom zijner kleuren, door de aangrijpende grootschheid van beschrijvingen, als daar zijn de Hof der Hesperiden (l'hort de los Hesperides), de Brand der Pyreneeën (L'incendi dels Pyrineus), de Verdwijning (l'Enfonzament), ook het onderwerp bezit hoedanigheden, om de belangstelling in de hoogste mate te prikkelen. Aan twee groote ideeën, zegt ongeveer Tolra, dankt het Catalaansch epos zijn bestaan: het hangt, in de eerste | |
[pagina 497]
| |
plaats, een tafereel op van eenen historischen tijd, zooals deze zich volgens de aloude overleveringen voordoet; den mythus van Hercules, den tocht dezes helden van de verbrande Pyreneeėn tot de rots Calpe, die, door zijne knots getroffen, aan de wateren der Middellandsche Zee eenen doortocht biedt, opdat zij het zoogenaamde Atlantische grooteiland overstroomen en verzwelgen; de redding van de koningin Hesperis door Hercules, die haar naar Spanje voert, alwaar zij moeder zal worden van de legendarische helden, die de oudste en grootste steden stichteden, en aan verscheidene koninkrijken hunnen naam gaven; - zulke rijke stof behandelt den dichter in tien zangen van zijn uitgebreid gewrocht. Hij doet echter meer: bij middel van eene gelukkige kunstgreep, bindt de schrijver aan zijn eigenlijk verhaal de herinnering aan eene ditmaal, degelijk historische gebeurtenis: de reis van Columbus. Men ziet het duidelijk! Door keuze en aard der stof sluit zich La Atlantida aan, bij al die grootere voortbrengselen van het dichterlijk genie, waarvan het bestaan onafscheidbaar aan dat van eene natie of een geslacht gehecht is. Niet meer gewicht kan, voor de Grieken de Ilias, voor de Romeinen de Aeneis hebben opgeleverd! Evenals deze beide meesterwerken, behelst Verdaguer's boek wellicht geene bladzijde, die den Catalaan, ja, den Spanjaard, niet aan eenige met het volksleven vergroeide sage, aan eene streek of een natuurverschijnsel, hem sedert de kindsheid bekend en lief geworden, aan eene historische gebeurtenis van belang, doet terugdenken. Het was mijn doel, eene vertaling aan te kondigen, en ik ben er niet verre meer van verwijderd, eene beoordeeling te geven van het oorspronkelijke gewrocht zelf. Laat ik mij liever, met het oog op het geringe bestek, dat mij rest, bepalen bij enkele woorden, aangaande den arbeid van M. Albert Savine. Indien de taak des vertalers, met recht, eene zware geheeten wordt, dan is zij vooral zóo te noemen, waar het er op aan komt, eene poëtische schepping voor hem genietbaar te maken, die met de oorspronkelijke taal niet bekend is. Vrij stelle de vertaler zich te vreden, in ongebonden, bijgevolg vrijeren stijl weer te geven, wat de door hem verkozen schrijver in verzen dichtte; - niet zonder de grootste inspanning zal hij er in slagen, én den zin, in zijne geheelheid, het gansche werk door te vatten en néer te schrijven, èn door het droger, taaier proza, iets van den indruk te bewerken, dien de sierlijke golving en de bevallige woordschakeeringen der verzen op den geest des lezers te weeg brengen. Gelukkig, dat de heer Savine reeds lang zijn proefstuk in het vak had geleverd! Reeds liet hij, bij Ghio, de Fransche bewerking verschijnen van eenen Castillaanschen roman van Valera, ‘Commandeur Mendoza’ getiteld. | |
[pagina 498]
| |
Voortreffelijk, het puike model alleszins waardig, mag zijn thans besproken arbeid dan ook genoemd worden. Onmogelijk met meer nauwgezetheid elk woord, elk beeld, elke wending, elke omzetting van het oorspronkelijke, door even gewichtige te vervangen; en toch was het hem dáarom niet noodig, zijne toevlucht te nemen tot enkele van die naïeve, ja, soms kinderachtige vertolkingen, die uitsluitend rekening schijnen te houden van den geest des oorspronkelijken werks en dan ook meer dan eenen lezer onverkwikkelijk voorkomen. Overal bleef de tekst van den Heer Savine wel degelijk Fransch, Fransch van gedacht, Fransch van. stijl en wending. Nergens werd om de zoogenoemde onvertaalbaarheid van enkele passages, spraakleer of syntaxis geweld aangedaan. Is aldus de arbeid op zich zelf reeds te roemen, nog aanbevelenswaardiger maken hem de daaraan toegevoegde bijlagen: wij bedoelen; 1o L'Atlantide en poésie, een tiental bladzijden, waarin ons een kort overzicht wordt gegeven van de werken van Bacon, Fracastor (XVIe eeuw), Népomucène Lemercier en Markgraaf de Pimodan, die geheel of ten deele op het in zee verzonken werelddeel betrekking hebben; 2o Les Théories de l'Atlantide, waarin wij o.a. kennis maken met een merkwaardig fragment uit eene studie van Tolra de Borda over de geologische geschiedenis van het groote verdwenen vasteland. De CLIIJ bladzijden over ‘La Renaissance de la poésie catalane’ zijn, vooral om het nieuwe van het onderwerp, in nog hooger mate belangwekkend. Zij vormen, in den bescheiden vorm van eene voorrede, eene degelijke, beredeneerde geschiedenis der Catalaansche taal- en letterbeweging in deze eeuw, en zijn daarenboven opgeluisterd door de met vlugge, doch vaste trekken geschetste portretten der schitterendste Catalaansche dichters en prozaschrijvers. |
|