Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 5
(1892)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
Toonkunst.
| |
[pagina 136]
| |
dringt, houdt men de geschiedenis in een halfdonker, tot groote schade van het medegevoel dat men geneigd is aan die mannen en hunne geboorteplaatsen toe te dragen.’ Aldus ongeveer opent het VIe Deel onzer muziekgeschiedenis, die uitsluitelijk aan de Nederlanders in Italië is gewijd. Toen het vraagstuk over Tinctoris aan de orde van den dag was, vroeg men zich af, hoe het mogelijk zij, zich voor den naam van het plekje grond waar de beroemde theoreticus geboren was zoo in 't harnas te jagen. Dat komt, van de oplossing dier vraag hangt eene menigte kleinigheden van lokalen en huishoudelijken aard af, die de school des meesters doen kennen. Daar men tusschen Poperinghe en Nijffels moest kiezen, stond men voor twee geheel uiteenloopende taalstreken. Daarenboven had men in laatstgenoemde stad den man e͘en standbeeld opgericht, zonder dat Poperinghe hare aanspraak had opgegeven zijne geboorteplaats te wezen. Elke ernstige liefhebber zal het porselein van Brussel, met dat van Doornik, of Brugge, of Limburg niet verwisselen; anderen zullen de tapijten, schilder- en beeldhouwwerken van verschillende fabrieken wel onderscheiden. Doch in de toonkunst is het anders gesteld. Ambros, die Cyprien de Rore en andere nederlandsche toonkunstenaars tot Italië rekent, heeft het toch door studie en tact ertoe gebracht de nederlandsche muziekschool duidelijk van andere die er mede samenliepen te doen onderkennen. Maar dit is nog niet genoeg en veel te algemeen. Er bestaat hier eene verscheidenheid in die een- | |
[pagina 137]
| |
heid (varietas in unitate) die belangrijk is te kennen. Men moet, als in porseleinen en andere kunstwerken, onmiddelijk weten aan te geven of men Antwerpsche, Bergsche of Duitsche kunst vóór zich heeft. Onze oude meesterwerken zijn over geheel Europa verspreid, of slapen in de archieven onzer hoofdkerken, en elders. Doch wij hebben reeds vele vorderingen gemaakt. Zoo is het mij mogelijk geworden de geschiedenis van de zangkapel van St-Bavo te Gent te bestudeeren, waarvan ik binnen betrekkelijk geringen tijd de vruchten hoop mede te deelen. Het gelukkig geval vertoont zich nu dat Vlaanderen zich zoo schitterend van Namen, Zeeland en Brabant onderscheidt, dat het bij geen dier gewesten kan vergeleken worden. De pagus flandrensis gaf de eerste centralisatie aan de hand; deze groep van bevolking stemde overeen in zeden, taal en afstamming. Het ambtelijk bestuur in zijne afdeelingen bevorderde de eenheid van denken en werken; de kerkelijke inrichting bevorderde van haren kant die eenheid en samenhang. Het bisdom Kamerijk drong als 't ware door Vlaanderen heen langs den rechteroever van de Schelde, het bisdom Doornik langs den linker. Reeds van de XIVe eeuw af, viel aan Vlaanderen de eer ten deel het sixtijnsche muziekkoor, tot den eersten rang der kerkmuziekkoren te verheffen. In zulk een' kring van zedelijken en stoffelijken invloed, ontstond een eigenaardig karakter, wat duidelijk afstak van andere gewesten en waarvan de eigenaardigheden aan een volgend geslacht overgeleverd werden, dat de vormverandering der toonkunst opnam, zonder daardoor haar karakter te verliezen. Als zoodanig verdient het land van Aalst genoemd | |
[pagina 138]
| |
te worden; het heeft een eigen tongval, het karakter der bevolking steekt af bij dat harer naburen. Men heeft aldaar eene onbedwingbare stoutheid voor de waarheid, bij verwonderlijke natuurlijkheid van zeden en een geest van behoud, die wel niet belette dat men in de 16e eeuw al spoedig de partij der revolutie omhelsde, maar die toch zelfs voortleeft onder het klein getal protestanten dezer dagen, in een landje met heuvels en bosschen omgeven, die echter weldra door de spoorwegen zullen verdwijnen. Een voorbeeld is het nietige Zwalm, bij Aalst, waaruit Damianus (van Zwalm) geboortig is, die in 't begin der XIIIe eeuw gezangen schreef, welke door bijna alle omgelegen kerken werden aanveerd. In de oude zangkapellen werden alle kinderen ernstig onderwezen, en had de kapel geen vermogen om den kwekeling zonder vergoeding op te nemen, dan eerst moest hij, in geval van geldnood der ouders, naar eene andere kapel overgaan. Allen werden daarom geene meesters, of eerst na lange studie. Cosmas Truyen, zangmeester van de parochiekerk te Dendermonde, in de XVIe eeuw, begon zijne loopbaan als eenvoudige zanger der koninklijke kapel. Jacob Obrecht vervulde in Antwerpen dezelfde nederige betrekking. Aldus gaan wij eene menigte personen leeren kennen, van wier werken het niet meer genoeg is te zeggen: ‘Zij behooren tot de hollandsche of vlaamsche school,’ maar waarvan wij de opstellers voor ons zullen zien henen wandelen; dezen zullen ons niet meer door onze buren ontnomen worden, zooals b.v. Alexander Uutendael, toonzetter en kapelmeester te Innsbruck, Hendrik Isaac, toonzetter en kapelmeester in Italië en Duitschland, Benedictus Appenzeller. toonzetter en kapelmeester te Brussel, Stephaan Mahu, toonzetter en zanger aan de keizerlijke kapel te Weenen, enz. | |
[pagina 139]
| |
Van minder grooten naam, doch waardig herdacht te worden, zijn de volgende, van wie wij zoo goed mogelijk de geboorteplaats opgeven, met de bron waaruit de namen zijn geput. Amersfoort. Joannis Tollius, toondichter (Zijne werken). - Amsterdam. Joannes-Ludovicus Dulken, klavecimbelmaker (Fétis). Baptist Vanden Slagmeulen, snaartuigmaker. Joannes Bouwmeester, Matheas Hofman, snaartuigmakers (Hunne speeltuigen). - Antwerpen. Hendrik Bredemers, muziekmeester (Veronderstelling). Joachim Van den Hoven, fluitspeler en muziekdichter (Zijne werken). - Antonius Mors, orgelmaker (Kronijk van Schwerin). - Laurens De Vos, kapelmeester en toondichter (Kronijk van Doudelet). - Melchior De Haze, klokgieter (Zijn afbeeldsel). - Gillis Brebos, orgelbouwer (Archief van Madrid). - Daniel van Roy, zanger (Archief van Brussel). Gislenus Doré, kapelmeester en toondichter (Archief van Yperen). Henri-Jacques De Croes, kapelmeester en dichter (Doopregister). - Ath. Joannes Taisnier, zanger en leersteller (La Serna). Jacques de Saint-Luc, luitspeler (Zijne beeltenis). Carolus-Félix De Hollandre, kapelmeester en muziekmeester (Fétis). Carolus-Ludovicus-Josephus André, orgelspeler en toondichter (Piron). - Atrecht. Philippus Roger, kapelmeester en toondichter (Zijne werken). Jacobus De Reulx, toondichter (Archief van Brugge). - Bergen (Mons). Joannes Bosquet, zanger (Zijn grafschrift). Willhelm Bosquier, muziekmeester (Archief van Brussel). Roger Michel, kapel meester en muziekdichter (Duitsche berichten uit'handvesten). Balthazar Richard, hoornspeler en komponist (Zijne werken). Gaspar Verlit, zanger en muziekdichter (Zijne werken). - Bethune. Petrus de Manchicourt, kapelmeester en toondichter (Zijne werken). - Bafflen (nabij Groeninghe), | |
[pagina 140]
| |
Rodolphus Agricola, orgelspeler en -maker (Verscheidene schrijvers). - Binche. Gillis de Bins, ook Binchois, muziekdichter (Veronderstelling). - Breda. Petrus De Hotz, kapelmeester en muziekdichter (Hollande musicale). - Brugge. Willem Dufay, toondichter (Gissing). Joannes Wrede, toondichter (Archief van Roomen). - Marcus Houterman, orgelspeler (Zijn grafschrift). Nicolas Gombert, muziekleeraar en dichter (Zijne werken). Carolus Hacquart, toondichter (Briefwisseling Huyghens). - Pottier, toondichter (Zijne werken). Philippus Hocquart (Bouwsteenen, ad finem). - Antonius Walter, zanger (Zijn grafschrift). - Brussel. Karolus-Josephus Van Helmont, kapelmeester en toondichter (Félix Delhasse). - Franciscus Krafft, kapelmeester en toondichter (Zijne werken). - Josephus-Hector Fiocco, kapelmeester en toondichter (Archief van Brussel). - Cambrai. Robertus Quercentius, of Duquesne? schoonschrijver van muziek (Handschrift van Madrid). - Châtelet. Joannes Guyot, gezeid Castileti, toondichter (Zijne werken). - Condé. Adriaan Petit, gezeid Coclicus, leersteller der muziek (Niederreinische musik Zeitung). Josquin Deprès, muziekschrijver (Gissing). - Delft. Dirk Scholl, orgelist en klokspeler (Zijne beeltenis). - Dendermonde. Joannes Okeghem, toondichter (Gissing). - Doornik. Leonardus Nervius, zangmeester en muziekdichter (Zijne werken). - Gery de Ghersem, zangmeester en muziekdichter (Archief van Brussel). - Philippus Bernard, toondichter (Musique aux Pays-Bas). - De Comble, snaarspeeltuigmaker (Zijne speeltuigen). - Albertus Delin, klavecimbelmaker (Zijne' speeltuigen). - Dordrecht. Christiaan de Hollande, gezeid Janszone, kapelmeester en toondichter (Archief van Oudenaarde). - Joannes de Bonmarché, kapelmeester en toondichter (Handschrift van Brussel). - Joannes Le Conte, zanger en kom- | |
[pagina 141]
| |
ponist (Archief van Roomen). - Edam. Cornelis De Leeuw, toondichter (Zijne werken). - Gent. Alexander Uutendal, kapelmeester en muziekschrijver (Archief van Brussel). - Alexander Agricola, kapelmeester en toondichter (Gissing). - Henri Barth, kapelmeester en toonmeester (Archief van Gent). - Jacobus Boutmy, orgelspeler en toondichter (Archief van Brussel). - Petrus Verheyen, zanger en komponist (Plaatselijke berichten). - Gemert (Noord Brab.) Georgius Van Langhvelt, gezeid Macropedius, komponist en luitspeler (Verscheidene schrijvers). - Groeninghe (Holland). Heindrik Liberti, gezeid van Groeninghe, orgelspeler en komponist (Zijne beeltenis). - J.-A. Just, klavelcimbelspeler en komponist (Fétis). - 's Hertogen-Bosch. Gisbert Batenbourg, zanger en muzieksteller (Archief van Modenen). - Hoboken. Petrus Vanden Bossche, orgelist en komponist (Bijzondere aanteekeningen). - Haarlem. Joannes-Albertus Ban, muziekleersteller (Eigenhandigschrift). - Cornelis Padrue, kapelmeester en muziekdichter (Bouwsteenen). - Harlebeke. Andreas Pevernaege, kapelmeester en komponist (Archief van Brugge). - Hesdin. Joannes Loisel, zangmeester en komponist (Zijne werken). - Hoogstrate. Antonius Croocq, zanger (Archief van Madrid). - Kortrijk. Alfons Dève, kapelmeester en muziekdichter (Gissing). - Petrus Dela Rue, zangmeester en muziekdichter (Bijzondere aanteekeningen). - Laeken. Ludovicus Offeral, kloosterwijs San Pablo, zanger (Archief van het Escuriaal). - Leeuwaarden. Nikolas Douwes, muziekleersteller en klavecimbelmaker (Zijne werken). - Leyden. Cornelius Schuyt, organist en toondichter (Bouwsteenen). - Ser. Stevens, speeltuigmaker (Zijne werken). - Luik. Lambertus en Matheus De Sayve, muziekmeesters en -makers (Plaatse- | |
[pagina 142]
| |
lijk archief). - Nikolaus Levache, beijaardmaker (Bijzondere mededeeling uit Mafra [Estramadura].) - Benedictus André, muziekplaatsnijder (Zijne werken). - Deodaat Raick, orgelist en komponist (Fétis). - Maastricht. Antonius Joncker, organist (Archief van Gent). - Joannes Florij, komponist (Archief van Rijssel). - Mechelen. Philippus de Monte, zangmeester en muziekdichter (Bijzondere berichten). Sebastiaan Vreedeman, komponist en muziekleersteller (Zijne werken). - Cyprianus De Rore, muziekdichter (Laatste mededeelingen) - Jacobus Peetrino [Pierkin?] muziekdichter (Zijne werken) - Gilles Brebos, orgelmaker (Musique aux Pays-Bas). - Paul De Winde, orgelspeler (Archief van Brussel). - Mathias Vanden Gheyn, klavecimbel en orgelspeler, muziekdichter, enz. (Fétis). - Cornelis-Joannes-Josephus Tuerlinckx, speeltuigmaker (Pieron). - Namen. Joannes de Kartuyser, gezeid Mantovano, muziekleersteller (Zijne werken). - Henricus Bredemers, muziekmeester en dichter (Gissing). - Joannes Dufont, gezeid van Namen, muziekdichter (Zijne werken). - Nimwegen. Josephus Buns, kloostergewijs Benedictus a Sto Josepho, orgelist en komponist (Zijne werken). - Nijffel. William Mudo, zanger (Archief van Simancas). - Oirschot. Christianus Ameyden, zanger en komponist (Zijn grafschrift). - Joannes-Baptiste Verryth, toondichter (Zijne werken). - Ostende. Antonius Moucqué, kapelmeester en toondichter (Plaatselijk Archief). - Oudenaarde. Gaspar Van Weerbeke, kapelmeester (Plaatselijk Archief). Ludovicus Voet, kapelmeester (Archief van Brussel). Stephan Mahu, zanger en toondichter (Bijzondere aanteekeningen). - Philippeville. Germinus-Josephus de Momigny, muziekschriftsteller en toondichter (Plaatselijk doopboek). - Rousselare. Rogier Vande Keer, orgelbouwer (Archief | |
[pagina 143]
| |
der hoofdkerk). - Adrianus Willaert, zangmeester en toondichter (Meyer's kronijk). - Ruremonde. Jacobus Chimarrhaus, of Tichelaar? zanger en violist. (Zijne beeldenis). - Ryckel (land van Luik). Denis Lewis, muziekopsteller (Zijne werken). - Rijssel. Michaël Desbuissons, zanger en komponist (Zijne werken). - Hellin Delacroix, zanger (Archief der Kunsten.) Henricus Beauvarlet, toondichter (Zijne werken). - Karolus Desponceaulx, orgelspeler (Archief van het Escuriaal). - Soignies. Joannes Payen, kapelmeester en komponist (Gissing). G. Chastelain, kapelmeester en toondichter (Gachard.) - Sint-Martens-Dijk (Zeeland). Mathius-Hermann Werrecoren, toondichter (Gissing). - Sint-Nikolaas. Joannes Vander Elst, muziekschriftsteller Plaatselijke inlichtingen). - Theux. Pascal Taskin, klavecimbelmaker (Félix Delhasse). - Tholen. Ghislenus Danckerts, zanger, muziekopsteller en toondichter (Eigen handschrift). - Tongeren. Hubertus Waelrant, toondichter en muziekdrukker (Goovaerts). - Turnhout. Philippus Denis, kapelmeester (Zijn grafschrift). - De familie der toondichters Turnhout geheeten, en laatstleden aan de familie Jacques toegeëigend (Leo de Burbure). - Utrecht. Jacobus Obrecht, kapelmeester en muziekdichter (Archief van Modena). - Valencijnen. Joannes de Sany, beyaardspeler en toondichter (Archief van Brussel). - Venlo. Michael Mercator, speeltuigmaker, enz. (James Weale). - Yper. Joannes en Michael Langhedul, orgelbouwers (Archief van Madrid). - Jacobus De Kerle, kapelmeester en muziekdichter (Zijne werken). - Omer Walwein, toondichter (Archief van Yper). - Zwalm. Damien, gezeid van [Munk?] Zwalm, toondichter (Kron. van Vlaanderen). Men heeft veel inkt en papier verspild om de | |
[pagina 144]
| |
hoofdletters AT. te verklaren, welke den naam van Hubert Waelrant vergezellen. Moet men er Ath, Antwerpen, Atrecht onder verstaan? Atuatica Tungrorum (Tongeren) is er in gemengd; want men vond aldaar een eenvoudigen handelaar in verfwaren van juist den zelfden naam als de groote nederlandsche meester. Het overige is klaar bewezen. Verder nog: Tot heden had men aan den toonzetter Andreas Pevernaege eenvoudig den titel Cortoriacensis (van Kortrijk), toegevoegd. Maar de archieven hebben de dwaling daarvan bewezen, die sedert twee honderd jaren in alle mogelijke woordenboeken werd herhaald, tot dat de Acta capitularia van het kapittel van H. Verlosser te Brugge ons komen leeren: Andreas Pervenage de Harlebecâ. Nu moeten wij eens zien wie Henri Isaac eigenlijk is! Wel een onzer beroemdste musici, en die gesteld wordt aan 't hoofd der Duitsche school. Het is een Hugonis de Flandriâ, d.i. een vlaamsche Huyghens; wij zullen dat vinden. Het kan wel wezen dat hij in een kleine zangschool 't eerst zijne kunst leerde. Doch men moet niet alleen in Vlaanderen den kring zijner studiën zoeken. Men gebruikte dit woord voor Pays-Bas in 't algemeen. Men moet zoowel uitzien naar Brabant, en aldaar bijzonder naar Leuven, alsmede naar Holland en daar vooral 's Gravenhage. Zoo zullen wij al voortgravend de noodige ontdekkingen doen. Gisteren nog verbeeldde men zich dat reeds vóór de 13e eeuw Brugge speeltuigen van de nova guisa naar Spanje en verder naar Italië leverde; daarna kregen Duitschland, Frankrijk en andere landen de beurt. Waaraan moet men den oorsprong van dien roem toeschrijven? De vervaardiging van speeltuigen | |
[pagina 145]
| |
begon toch eerst in de 13e eeuw hare barbaarschheid af te leggen in Vlaanderen!... Daaraan, dat de vindingskracht der Vlamingen algemeen bekend was, en aan andere redenen nog, die ons minder bekend zijn. Omtrent 1380 vervaardigde een zekere de Prost blaasinstrumenten met eenen hulpsleutel. Doch zou niet nog om andere goede eigenschappen het vlaamsch werk ten zuiden der Pyreneën gezocht zijn geweest? Het zou belangrijk wezen zulks te kunnen nagaan. Wat de snareninstrumenten der laatste drie eeuwen betreft hebben wij reeds veel bepaalds geleerd. Van eene viola, eene cyther, een clavecimbaal etc. kan door eenen goeden liefhebber onmiddelijk worden gezegd, wat de afkomst, de maker en de waarde zijn. Eene halve eeuw nauwkeurige vergelijking heeft deze vrucht opgeleverd. Wij weten van vele kunstwerkplaatsen, hoe zij zich gevormd hebben, wie er de stichters van waren, en tot welke zangkapel zij behoorden. Wij zullen weldra een geheel net van kunstenaars bijeen hebben, welke zonder ophouden, van vader tot zoon, Europa geheel bedekten met hunne vindingskracht, en die allen tot bijzondere leerkringen behoorden, in tallooze verscheidenheid, naar ieders aanleg en karakter. Alle weetgierigen roepen wij toe: ‘Moed gevat, een waar Eden is hier te ontdekken!’ |
|