Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 4
(1891)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 504]
| |
Nederlandsche en andere oudheden.
| |
[pagina t.o. 504]
| |
Th.I. Welvaarts prior te Postel
| |
[pagina 505]
| |
vóór zijne benoeming tot overste des huizes van Postel, eene dochter der moeder-abdij Floreffe. Henricus van Eersel, abt van Floreffe, benoemde Rumoldus den 16n Juli 1597 tot overste. Met raad en daad strekte hij nu zijnen medebroeders deels binnen, deels buiten het klooster tot voorbeeld en leidsman. Zoo werd hij in 1598 geroepen om eene moeilijkheid weg te nemen, ontstaan tusschen den pastoor van Arendonk en de wethouders. Deze weigerden aan den herder den toegang tot het raadhuis en ontkenden hem zijn recht om aan de genechten (vergaderingen) der wethouders deel te nemen. Doch de pastoor, van de oudheid van dit gebruik en voorrecht overtuigd, liet zich niet zoo gemakkelijk uit den zadel werpen en benoemde, zonder de raadpleging der wethouders, de kerk- en H. Geestmeesters, die echter door de schepenen niet aanvaard werden. Dit goot nieuwe olie in het vuur; want de tweedracht, eerst tusschen weinige personen gerezen, overheerschte langzamerhand de gemoederen in 't algemeen. Colibrant wist de tweespalt te sussen. Nadat Colibrant de teugels van het bestuur eenige jaren in handen had, was hij er op bedacht het klooster van Postel om redenen, die wij hier niet nader willen kenteekenen, te scheiden van zijn stamhuis; zoowel de landregeering als de geestelijkheid bemoeide zich met dit geval. De aartshertog Albert en Isabel gaven den doorslag en verleenden reeds den 13n Augustus 1613 hunne goedkeuring aan de afscheiding, waarmede de bisschoppen van 's Hertogenbosch, G. Masius en N. Zoesius, instemden. Doch de abdij Floreffe liet zich dat niet bevallen. Men predikte aldaar voor doove ooren. Zij delfde echter 't onderspit, op bevel des generaals van de | |
[pagina 506]
| |
orde die het zelfstandig bestaan van Postel's huis in 1619 bekrachtigde. Die zelfstandigheid wist Colibrant goed te benuttigen. Postel klom in aanzien, maar nieuwe tweespalt bleef niet uit. Ziehier bij welke gelegenheid. Naar het voorbeeld van den H. Norbertus, aartsbisschop van Maagdenburg, gevoelde ook Colibrant groot medelijden met de armen, deswege trok hij zich het lot der hulpbehoevenden aan, door aalmoezen uit te reiken, naar mate de financieele toestand zijns kloosters klom of daalde. De bezittingen van het huis groeiden ondertusschen zoozeer aan, dat de groote aalmoesuitreikingen niet ongelijk werden aan een machtigen stroom, die in schuimend vallende vaart mijlen lang boorden besproeit. Soms werden in ééne week 5000 menschen geholpen. Met de stoffelijke aalmoes werd ook geestelijke onderstand gegeven door toespraken en onderrichtingen. Een aantal bekeeringen kwam er uit voort. Doch door velen werden die weldaden anders beoordeeld. Wat geschiedde? In de XVIIe eeuw waren de bewoners der Antwerpsche Kempen niet allen even braaf en rustig; ziehier daarvan een staaltje. Colibrant had in 1619 eene kar met aalmoezen naar een der omliggende dorpenGa naar voetnoot(1) van zijn klooster gezonden; de kar werd uitgeplunderd, de voerman beschimpt en naar Postel terug gejaagd. Doch hier bleef het niet bij. | |
[pagina 507]
| |
Vroeg in den morgen, in hetzelfde jaar 1619, kwam uit de omliggende plaatsen eene gewapende menigte, met karren en kruiwagens, om het klooster te plunderen. Met elk uur werd de troep grooter en steeg eindelijk tot 300 man. Zij droegen al pieken, koevoeten, mokers, of houweelen en andere breektuigen. Het klooster scheen met man en muis te zullen vernietigd worden, en Rumoldus meende, dat de zon voor hem den laatsten keer was opgegaan. De bende rukte met baldadig getier voort en verbrijzelde de vorstelijke wapens die op de buitenpoorten prijkten. Colibrant moest met diep hartzeer aanschouwen, hoe men de met zware nagelkoppen beslagen buitenpoort en ook de tweede poort aan stukken hakte. De woestaards drongen binnen en hadden nu vrij spel; van wege de Norbertijnen vreesden zij geenen tegenstand, wat zoo ook een klein getal religieuzen vermogen tegen zoo grooten troep? Er volgde eene afgrijselijke verwoesting. De geschilderde glazen van het klooster werden verbrijzeld, schilderijen aan flarden gescheurd, ijzeren staven werden uit de gaten gewrongen, beelden, Japaansche voorwerpen en ander kunstwerk vloog aan stukken, kamers en kelders werden doorsnuffeld; kortom, alles was prijsgegeven aan de toomelooze woede en uitspatting dezer Wandalen. Was het wonder, dat Colibrant en zijne onderhoorigen voor hun leven begonnen te duchten? De overste poogde het uiterste; toen hij vernam dat eenige kloosterlingen door steenen gewond waren, waagde hij het zich tot het onstuimige rot te richten, om het door eene bedaarde toespraak tot kalmte te brengen. Zijne rede mocht aanvankelijk een goeden | |
[pagina 508]
| |
indruk op het gemoed der muitelingen teweegbrengen; doch nauwelijks sprak hij van het hertoglijk bevel de aalmoezen weder in de dorpen te doen uitreiken, of zijne woorden stierven in een oorverdoovend en verwenschend geraas weg; schelden en vloeken, verwenschingen van allerlei aard werden hem en zijnen broeders naar het hoofd geworpen. Slechts ten prijze eener volkomene plundering liet de volksheffe het leven aan de kloosterlingen. Na deze treurbedrijven, genoot Colibrant met zijne onderhoorigen eenigen tijd verademing en rust. De veel beproefde overste werd den 14n Mei 1621 tot eersten abt van Postel ingezegend door den bisschop van Namen, in het klooster van Floreffe. De man heeft trouw de hand geslagen aan de herstelling van kerk en klooster, luidens deze twee verzen, die men nog in eene arduinen grafzerk gegriffeld ziet: Aedibus exstructis, ornato denique templo,
Prudentem atque pium se probat esse patrem.
d.i. ‘Colibrant heeft zich door het bouwen en versieren van klooster en kerk eenen verstandigen en vromen vader getoond.’
Op een andere zerk leest men dit distichon en jaarschrift: CoCtILIbUs poSUIT COLIbrant fUndaMInaGa naar voetnoot(1) saXIs.
PraeposIto feLIX postULa pLaUde tUo.
Uit dit jaarschrift blijkt, dat Colibrant het kloo- | |
[pagina 509]
| |
ster heropgebouwd heeft met gebakken steenen, in tegenstelling van de bergsteenen, waaruit de romaansche kerk in de XIIe eeuw was opgetrokken. Met vaderlijke zorg en onverdroten werkzaamheid, had Colibrant reeds veel jaren aan het hoofd gestaan des kloosters, toen eindelijk de ouderdom met diens aankleve hem minder geschikt maakte voor de vervulling van zijnen last; dien ten gevolge zond hij een verzoekschrift naar de aartshertogen, dat hem eenen coadjutor mocht worden ter zijde gesteldGa naar voetnoot(1). Dit smeekschrift werd in 1623 opgezonden, doch wij vinden nergens dat Colibrant eenen coadjutor heeft gehad. Het volgende, aan een handschrift der zeventiende eeuw ontleend, meldt de gelegenheid van Colibrant's dood alsmede dat de man in den Raad van State zetelde: Extract vyt den register vande grontheerlykheyt van Reusel, waerin onder andere staet, folio 1o recto als volght... anno 1597 worde ick scryver gecontinueert van heer R. Colebrant, die stierff opden XIII octobris anno 1626 tot Lowen als prelaet tot Postele, ende was raetsheer vande heeren Staeten in Brabant; hij comende vyt Brussele ende hadde hem (zich) bestelt op eenen vraechtwagen, welcke soo men seyde was oirsaeck van syne doodt, doordien hy was een out heer ende met ryden seer gematteert. | |
[pagina 510]
| |
Deze Leppens was in 1606 secretaris der dingbank van Reusel, Bladel en Netersel. De verdienstvolle abt daalde in den gezegenden ouderdom van 82 jaren ten grave; alhoewel 13 October 1626 te Leuven overleden, werd zijn stoffelijk overschot in de kerk van Postel bijgezet. Zijn in olieverf geschilderd portret, 87 × 54 cM, is door eene kunstige maar ongekende hand gemaakt. In 1890 heeft de vermaarde schilder Franz Meerts eene zeer gelijkende teekening van voornoemd portret geleverd, dat hier aanschouwelijk voorgesteld is. Colibrant is er in den ouderdom van tachtig jaren afgebeeld. Zijn wapen is in zilver twee leliën met afgesneden voet van sabel, het schild is bekroond met een verkort kruis; daaronder de leuze: Abs le quid volo, d.i. ‘Wat wil ik (Heer) zonder U.’ Colibrant was waarlijk de beminde in den engeren, en de geachte in den wijderen kring. Het klooster heeft aan zijn wijs bestuur veel te danken, en de behoeftigen van de omliggende dorpen menige aalmoes.
Abdij Postel. Th. Ign. Welvaarts, Prior. |
|