Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 4
(1891)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 381]
| |
Zegels van het Diestsche Begijnenhof,
| |
I.Het oudste bekende zegel van het Diestsche Begijnenhof is, in het boven aangehaald werk van den heer Raymaekers, afgebeeld, welke afbeelding wij hier wedergeven. Het stelt de Heilige Katharina voor, hare rechterhand op het zwaard leunende, en in de linkerhand het rad tegen haren schouder houdende. | |
[pagina 382]
| |
Het omschrift luidt: S. BEGHINARUM BE, KATINE DE DIST. (Sigillum beginarum beatae Katherinae de Diest).
De heer Raymaekers deelt niet mede aan welken brief dit zegel hangt, maar zegt op blz. 449: ‘Op den rand des zegels leest men in gothische letteren het volgend opschrift: S. Beghuinarum Be Katine de Dist 1331.’ Hier heeft hij zich bepaald vergist; op de afbeelding die hij van het zegel geeft staat Beghinarum en niet Beghuinarum, en dan is daarop volstrekt geen jaartal te zien, waarvoor ook de plaats ontbreekt. De geachte schrijver heeft blijkbaar in zijne beschrijving dit zegel en het volgende met elkander verward. Dit oudste Diestsche Begijnenhofs-zegel is van de XIVe eeuw, daarvan draagt het duidelijk het kenmerk. | |
II.Het tweede zegel stelt, gelijk het voorgaande de Heilige Katharina, volkomen in de zelfde houding voor, zoodat men daaruit besluiten kan, dat het eerste zegel tot voorbeeld gediend heeft bij het snijden des stempels van het tweede. Het voert tot omschrift: SI · BEGINARVM · SE · CA...RINE · DE · DIEST · 1331. (Sigillum beginarum Santae Catherinae de Diest 1331). Dit door ons afgeteekend zegel in bruin was, | |
[pagina 383]
| |
hangt aan eenen perkamenten brief, in het Vlaamsch geschreven, van den 6den October 1547. (Archief der Sint-Sulpiciuskerk te Diest.) Daarbij bekennen de heeren Nicolaus van Essche, pastoor, Jaspar Heus en Joseph van den Bosch, kapelanen van het Begijnenhof te Diest, zoo voor zich als voor hunne opvolgers, van de vier overste (hofmeesterssen) Heylwich Maes, Marie Boden, Catherijn van Roy en Catherijn Snijders en nog meer andere devote personen van het Begijnenhof, gekregen te hebben, meer dan vierhonderd Carolus gulden, tot verrichting van alle kerkelijke diensten. Het aanhangend zegel wordtdaarin genaamd ‘ghemeyne convents seghel’. Gelijk men zal hebben opgemerkt, draagt dit zegel het jaartal 1331, in Arabische cijfers; dit vereischt eenige ophelderingen. Over het algemeen komen jaartallen zelden op zegels voor, vooral op oude zegels is dit uiterst zeldzaam, en ofschoon de Arabische cijfers reeds in het midden der XIVe eeuw, in Brabant bekend waren, gelijk kan blijken uit de Coren van Brussel geschreven in 1358, waarin op blz. 123 een merkwaardig voorbeeld voorkomt van de aanwending dier cijfers en hunne waardeverhouding tot de Romeinsche getal- | |
[pagina 384]
| |
merkenGa naar voetnoot(1), werden zij zeer zelden gebezigd in epigraphie, vóór de tweede helft der XVe eeuw. De oudste ons bekende Brabantsche munt met een jaartal, is van 1474; de oudste ons bekende legpenning met een jaartal, is van 1468; deze jaartallen zijn in Arabische cijfers. Voorbeelden van vroegere aanwending van Arabische cijfers mogen als groote uitzonderingen aangemerkt worden. Tot de zoodanige willen wij hier vermelden het grafschrift van Adolf III van der Marck, graaf van Kleef, in de groote kerk aldaar, waarop zijn sterfjaar 1394, voorkomt in Arabische cijfers; en dan het merkwaardige groote zegel van Willem V, graaf van Horn, heer van Altena in Zuid-Holland, dat toevallig ook het jaartal 1331 voertGa naar voetnoot(2). Nu rijzen ten aanzien van het Diestsche begijnen zegel twee vragen op. Dagteekent het van 1331, of is het later vervaardigd en heeft het daarop voorkomend jaartal betrekking op de eene of andere herinnering? Wij zullen die twee vraagpunten aan een critisch onderzoek onderwerpen. Zoo het zegel van 1331 dagteekende, zouden natuurlijk stijl- en lettervorm van dien tijd moeten zijn. De stijl van het afbeeldsel der H. Katharina, zou tot de XIVe eeuw kunnen teruggevoerd worden, | |
[pagina 385]
| |
doch ten dien aanzien moeten wij hier den geachten lezer in herinnering brengen, dat deszelfs stempel werd gesneden naar het voorbeeld van een ouder zegel. De vorm der letters duiden echter aan dat zij tot den tijd der Renaissance behooren: eerste helft der XVIe eeuw. Het omschrift bestaat alleen uit Romeinsche letters, niet één der zelven die naar Gothisch gelijkt. Dit is ons nimmer op een zegel der XIVe eeuw voorgekomen. De omschriften zijn steeds in Gothische letters, somtijds met enkele Romeinsche letters vermengd, maar nimmer geheel uit de laatsten zamengesteld. Hier moeten wij evenwel vermelden dat sterlingen, te Brussel geslagen onder de regeeringen der hertogen van Brabant, Johan I (1261-1294), Johan II (1294-1312) en Johan III (1312-1355), omschriften voeren geheel zamengesteld uit Romeinsche letters, als: DVX: BRABANTIE - BRVXELLENSIS en BRABANTIE: DVX - MONETA: BRVXEL. Zoo, op Brabantsche munten geslagen in het tijdsverloop tusschen 1261 en 1355, eenige voorbeelden aangetroffen worden van omschriften geheel zamengestell uit Romeinsche letters, hebben wij zulks niet gevonden op munten der graven van Vlaanderen, Namen, Henegouwen enz.; hierop komen steeds omschriften in Gothische letters voor, waar tusschen somtijds enkele Romeinsche letters zijn gevoegdGa naar voetnoot(1). Ofschoon, gelijk wij gezien hebben, het zegel van | |
[pagina 386]
| |
Willem V graaf van Horn het jaartal 1331 vertoont en nog wel in Arabische cijfers, en Brabantsche munten geslagen tusschen 1261 en 1355, omschriften voeren uitsluitend zamengesteld uit Romeinsche letters, zoo kan men evenwel niet op grond dezer uitzonderingen, de gevolgtrekking maken, dat het onderwerpelijke Diestsche begijnen-zegel uit het jaar 1331 dagteekent, al draagt het ook dat jaartal in het omschrift. Wij aarzelen niet, dat zegel, dat, gelijk wij in den aanvang zeiden, het kenmerk draagt van den tijd der Renaissance, aan de eerste helft der XVIe eeuw toe te schrijven. Onze geachte vriend de heer J. van Malderghem, de verdienstelijke adjunct-archivaris der stad Brussel, wiens bevoegdheid op het gebied der sphragistiek algemeen erkend is, en aan wien wij het zegel lieten zien en daarover zijn oordeel gevraagd hebben, is volkomen van dezelfde meening. Hij schreef ons daarover het volgende: ‘J'ai examiné avec le plus grand soin le sceau du Béguinage de Diest que vous avez bien voulu me confier. Je reste convaincu que ce sceau, malgré la date de 1331 qu'il porte dans la légende, est du XVIe siècle et non d'une époque antérieure. En effet, tous les caractères de la légende sont de forme absolument moderne, sans la moindre altération. Cela me paraît suffisant pour démontrer qu'il ne peut être question ici ni du XIVe siècle, ni même du siècle suivant.’ Maar hoe nu dat jaartal 1331 op een zegel ongeveer twee eeuwen later gemaakt, uitteleggen? Het moet natuurlijk op een of ander historisch feit het Diestsche Begijnenhof rakende, betrekking hebben. De heer Raymaekers vermeldt in zijn reeds aangehaald werk geene bijzondere gebeurtenis in dat jaar | |
[pagina 387]
| |
voorgevallen; hij leert ons evenwel dat men juist in dien tijd bezig was met den bouw der aan de H. Katharina toegewijde Begijnenkerk, en welligt heeft in 1331 aldaar eene toewijding plaats gehad. Er bestaat een ander voorbeeld van een zegel der XVIe eeuw, voorzien van een jaartal in Arabische cijfers dat twee eeuwen ouder is dan het zegel zelf. Het is een Luiksch zegel ad legata, afgebeeld door Loyens in zijn Recueil héraldique des Bourgmestres de la noble cité de Liége, blz. 2, en dat hij laat dagteekenen van 1348, omdat dat jaartal daarop voorkomt. Hier is Loyens in eene groote dwaling vervallen, vermits dat zegel een gewis kenmerk draagt waaruit men, zonder dat daaromtrent de geringste twijfel overblijft, met volkomen zekerheid kan besluiten dat het onmogelijk vroeger kan dagteekenen dan uit het laatst der XVe eeuw. Niet alleen is het omschrift geheel zamengesteld uit Romeinsche letters, maar het cijfer 4, in het jaartal 1348, is van hedendaagsche vorm, terwijl tot in het laatst der XVe eeuw, het getal vier in Arabische cijfers, deze vorm had:Het zegel van Luik met 1348, en dat van het Diestsche Begijnenhof met 1331, zijn twee merkwaardige en zeldzame voorbeelden van zegels voorzien van een jaartal, dat een paar honderd jaren ouder is dan het zegel. | |
III.Het derde zegel verschilt aanmerkelijk van de twee voorgaande; het stelt voor de Heilige Maagd het kind Jesus op den arm dragende en, naast haar de Heilige Katharina het zwaard schuins voor zich houdende, terwijl het rad aan hare voeten verschijnt. | |
[pagina 388]
| |
Het omschrift is: · BEGINARVM · S · MARIE · VI..... · S · CATHERINE · DE · DIES. · (Sigillum beginarum sanctae Mariae Virginis. Sanctae Catherinae de Diest.) Dit door ons afgeteekend zegel in bruin was,hangt aan eenen perkamenten brief van den 14en Maart 1572, mede in het Vlaamsch geschreven, (Archief der Sint-Sulpicius kerk te Diest). Daarbij bekennen Nicolaus van Essche, pastoor, Elisabeth Vorst, Elisabeth Snijders, Catherina Swinnen en Elisabeth van der Heyden, oversten (groot meesterssen) des Begijnenhofs te Diest, zoo voor zich als voor hunne opvolgers, dat drie wekelijksche leesmissen gesticht zijn: de eerste, door den heer Wilhem Wiess van Rees, doctor in de rechten en deken van Sint-Joris te Keulen; de tweede, door heer Ghielis Brouwers van Ghent, carthuizer en vicaris te Zeelhem bij Diest; de derde, door heer Lauweys Boonen van Meerhout, carthuizer te Keulen, zullende voor die drie missen, die zij voor zich en hunne respectieve ouders gesticht hebben, betaald worden, elk jaar een-en-twintig Rhijnsgulden. Blijkens twee oirkonden van Arnold IV, heer van Diest, van April 1253 en Januari 1254, waarbij | |
[pagina 389]
| |
hij aan de Diestsche begijnen toestaat eene kerk te bouwen, was toen reeds de Heilige Katharina de beschermheilige des Begijnenhofs; immers lezen wij daarin: beghinas Diestenses sancte Katherine ad CampumGa naar voetnoot(1) en begginas sancti Katerine ad campumGa naar voetnoot(2). Ook gelijk wij gezien hebben, dragen de beide voorgaande zegels alleen de beeltenis en den naam dier beschermheilige. Bij vergunbrief van den 1n October 1572, werd door Antonius Perrenot, kardinaal van Granvelle, aartsbisschop van Mechelen, aan de Diestsche begijnen toegestaan voortaan de Heilige Maagd Maria tot hare eerste en voornaamste beschermheilige aantenemen, en aan haar sticht den naam te geven van Campus beatae Mariae Matris Dei et sanctae virginis et martyris CatherinaeGa naar voetnoot(3). De heer Raymakers zegt dat ter dier gelegenheid het zegel des Begijnenhofs veranderd werd, en dat het nieuwe zegel de beeltenissen der Heilige Maagd en Sint Katharina draagt. Blijkens den bovenvermelden perkamenten brief van den 14n Maart 1572, waaraan dat nieuwe zegel reeds hangt, hebben de Diestsche begijnen de vergunbrief van den kardinaalaartsbisschop van Mechelen van den 1sten October 1572 niet afgewacht, niet alleen om den nieuwen zegelstempel te doen snijden, maar zelfs om daarvan gebruik te maken zeven en eene halve maand voor de uitgifte der aartsbisschoppelijke vergunning. Vermoedelijk zullen de Diestsche begijnen daartoe ondershands reeds gemachtigd zijn geweest. | |
[pagina 390]
| |
Uit al het voorenstaande blijkt dat de zegels des Diestschen Begijnenhofs verschillende belangrijke bijzonderheden aanbieden voor de sphragistiek. |
|