Omroeper.
De Görres-Gesellschaft, de wetenschappelijke vereeniging van meesters en liefhebbers van geschiedenis en sociale wetenschap geeft sedert twaalf jaren eene verzameling uit van historische opstellen, onder den titel Jahrbuch en daarneven een aantal wetenschappelijke vlugschriften in populairen toon geschreven.
Onder deze schriften verscheen onlangs, als no 1 voor 1891: Philipp Veit, zehn Vorträge über Kunst. Mit Anmerkungen und einem Vorwort van L. Kaufmann. Köln, Bachem, 1891, 120 bl. 8o.
Wij weten dat Philip Veit een der merkwaardigste schilders van gewijde geschiedenis is geweest, nevens Overbeck, Deger, Ittenbach, de beide Müller, Steinle, enz.
Met recht schrijft de begaafde, bestendige secretaris der Görres-Gesellschaft, opperburgemeester a.D. van Bonn, de kunstgeleerde en door zijn werk over Albert Dürer algemeen hooggeschatte L. Kaufmann, ter inleiding van deze Voordrachten:
‘Deze tien voordrachten leveren door haien rijken inhoud en edele taal een treffend bewijs, dat Veit de beeldende kunst en vooral de schilderkunst ook theoretisch met groote macht en in al haren omvang beheerschte. De nieuwere richting in de kunstwetenschap, welke zich meer dan ooit op het gebied der kunsthistorie uitstrekt, heeft natuurlijk meer bijzonder de geleerden en minder de kunstenaars zelven tot beoefenaren; daarom is het van groot belang wanneer eens een voortreffelijk kunstenaar zijne gedachten en zijn oordeel over de ontwikkeling der beeldende kunst uitspreekt en zich daarbij wendt tot een talrijk publiek.
Wie Veit alleen uit zijne nagelatene werken kent zal eene groote voldoening ondervinden het edele karakter, de door en door christelijke overtuiging en de buitengewoon veel omvattende beschaving en kunde van den geeerden redenaar te leeren kennen’
Mocht men in Belgie toch eens ernstig de hand uitsteken naar zooveel rijkdom van kunst en kunstgeschiedenis als ons door onze duitsche naburen wordt geboden en waarvan L. Kaufmann een der choryfeen is! Men wendt zich steeds naar fransche kunst, overdrijft daarvan de gemaaktheid en laat zich dan bovendien door de beminnelijke zuiderbroeders als naäpende amateurs uitlachen. Men heeft de voorbeelden slechts voor 't grijpen.
Op de jubilé-tentoonstelling van het Kunstenaarshuis te Weenen ontbreken wel de oorlogstafereelen, met bloed en rook, doch niet menig schoon werk aan de gewijde geschiedenis ontleend.