Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 4
(1891)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| |
Les SalonsGa naar voetnoot(1).
| |
[pagina 303]
| |
Het is vooral vóór de verdeeling der belooningen dat die wandelingen in het Salon aantrekkelijk zijn. Men ondervindt dan den weifelenden schroom van den verzamelaar, den winkel doorsnuffelende eens oudheidskenners om eenen onbetwijfelbaren Rembrandt of eenen Corot te vinden, welke door Trouillebert niet geschilderd is. Men gaat, komt, staat stil, men is ingenomen, men laat zich door zijne verbeelding medeslepen en men springt op de herinneringsteekens zooals zij in den geest opduiken. Maar zoohaast de belooningen toegekend zijn - dat het gouden eermetaal, schitterend in de groote zaal, al de blikken op zich vestigt, gansch de opmerkzaamheid bezig houdt, al de bewondering trekt, gelijk de premie tusschen de horens van den vetten os - zoohaast de bordjes op de lijsten gespijkerd zijn, en de naar mijn oordeel willekeurige keus is gedaan, - dan is mijn genoegen bedorven, mijne wandeling uit. Waarom bestaat dit geven van medaljen? De kunstrechters, hoe oprecht, eerlijk en bevoegd, zij kunnen zich bedriegen, en bedriegen zich ook dikwijls? Waarom moet men een kunstwerk aan de openbare beoordeeling voorstellen - daar men van te voren weet dat dit kunstwerk de bewondering en de onderscheiding zeker zal wegdragen? Ik ben altijd van gedachte geweest dat de beoordeeling eener jury eene vruchtelooze inspanning is, welke meest altijd uitgaat van een valsch standpunt. Eene vermaardheid, met moeite en plotselings door min of meer stemgerechtigde tijdgenooten vastgesteld, wordt dikwijls door de volgende geslachten afgebroken. Dit deed eens, met vernuftige juistheid, aan Alfred Stevens het volgende zeggen: ‘Men moet zich niet haasten een standbeeld aan een man op te richten. Haasten wij ons ook niet de stukken onzer hedendaagsche meesters in onze museums te brengen. De tijd alleen is de onfeilbare rechter.’ Wie kent heden Brion? - Brion! Is het een held van Homerus, of een persoon uit de godenleer? Neen! 't was een schilder, met de medalje en door 's lands eerteeken versierd - in zijnen tijd gevleid... thans vergeten Men zoeke van de andere zijde op de lijst der prijzen van Rome, de namen van Delaroche, Horace Vernet, Clésinger - ge zult ze daar niet aantreffen. ‘Wat bewijst dat? “zult ge mij zeggen.” Moet de prijs van Rome daarvoor afgeschaft worden? Zijn Molière, Balzac en anderen ook geen lid van de academie geweest... de academie is daarom niet minder eene glorie gebleven’... Dat wil ik niet tegenspreken. Ik zeg alleen dat de prijs van Rome veroordeeld moet worden - niet om te verdwijnen, maar om eene hervorming te ondergaanGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 304]
| |
In letterkunde, in muziek, zoowel als in schilderkunst, zijn de aanmoedigingen noodzakelijk, vooral bij het begin eener jonglingsloopbaan, dikwijls met vele hinderpalen belemmeid. Eene dergelijke belooning is daarom eene nuttige zaak. Aan de jaarlijksche herhaling der belooningen is de eerste schuld te wijten dat de tweedracht ontstaat tusschen de kunstenaars, en vaak eene maatschappij verdeeld wordt, welke in vollen bloei was. Wie zal binnen eene eeuw zich bezighouden met eene kwestie die zooveel ophef maakte in 1890? Eenieder heeft al op eenen zomeravond, in 't veld, op de kerkhoven, blauwe vlammetjes gezien, dwaallichtjes genaamd. Dit natuurverschijnsel heeft zijn' tegenhanger in het verstandelijk leven... Wanneer een geslacht ondergaat, wat blijft er van over? eene kleine vlam, de weerspiegeling van verleden roem, welke eenige groote namen verlicht, waarbij de kuiperijen, de haat en de afgunst in de schaduw blijven. Waarom zich in 't leven bevechten en haten, als men deftige namen draagt, bestemd om aan de nakomelingschap over te gaan? Men weet altijd wanneer eene scheuring ontstaat - nooit wanneer ze eindigt. Pieter D'hondt. |
|