Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 4
(1891)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Schilder-, teeken-, etskunst, enz.
| |
[pagina 155]
| |
nagenoeg gelijk getal ruiters van Charles de Breauté, Fransch edelman, kapitein eener compagnie Fransche cavallerie in Staatschen dienst, onder bevel van zijn luitenant Jacques de Visé. Beide partijen vielen dadelijk met geweld op elkander; de ruiters van Grobbendonck behaalden de overwinning en voerden den geleider der tegenpartij met eenige zijner manschappen gevankelijk naar Diest. De Visé schreef zijn kapitein den ongelukkigen afloop des gevechts en verzocht hem geld om zijn rantsoen te kunnen betalen. Ontstemd over de nederlaag, gaf Breauté de luitenant zijn misnoegen te kennen, daar volgens zijne grootspraak, behalve eenige schimpwoorden over de tegenpartij, 20 zijner ruiters meer waard waren dan 40 Belgen. Deze snoeverij kwam luitenant van Houwelingen ter oore, die 't terstond voor de eer zijner wapenmakkers onnam en Breauté aanbood de proef eens te nemen met een gelijk getal van beide korpsen. Dit voorstel werd aangenomen. Het gevecht had plaats den 5n Februari 1600, op de Vuchterheide bij 's Hertogenbosch, met 22 ruiters, de bevelhebbers van Houwelingen en Breauté inbegrepen, van weerszijden. Vóór den strijd liet van Houwelingen door een trompetter Breauté aanzeggen, dat hij en zijne manschappen elkander onder eede beloofd hadden geen kwartier te geven, daar zij met dezen kamp op leven en dood meer de eer van hun Heer en van den godsdienst, dan wel eigen wapenroem zochten. Verwoed werd er gestreden; reeds bij den eersten aanval sneuvelde luitenant van Houwelingen, door de hand van Breauté; doch zijne ruiters, allen Nederlanders, vochten, hoewel zij hun aanvoerder | |
[pagina 156]
| |
misten, als oude en ervaren soldaten en sloegen zoo dapper op de Franschen los, dat er 14 dood op 't slagveld bleven, 3 de vlucht namen en de 5 overige, waaronder Breauté, zich moesten krijgsgevangen geven. Gedachtig den eed en verbitterd over den dood van hun luitenant, die een bemind officier was, werden dezen neergesabeld. De Nederlanders verloren slechts 4 man en één stierf aan zijne wonden. De 4 gesneuvelden, luitenant Gerard Abrahams van Houwelingen, Antonie van Houwelingen, jonger broeder van den vorige, korporaal bij dezelfde compagnie, Leonard van den Beele, Hendrik Sommenart en Arnoud van Os, binnen den Bosch aan zijne wonden gestorven, werden met groote eer in de predikheerenkerk dier stad ter aarde besteld. Om hun heldenmoed te vereeuwigen, lieten deze geestelijken eene schilderij vervaardigen, waarop zij levensgroot waren afgemaald, voorgesteld in 't harnas, den degen aan de zijde, en versierd met een rooden sluier en sjerp, geknield op roode kussens met saamgevoegde handen voor een kruisbeeld, de helmetten en handschoenen naast zich. Tusschen de hoofden der beide Houwelingen zag men hun familiewapen, zijnde een zwart veld beladen met een uitgerukten gouden boom; het schild gedekt door een zilveren helm; voor helmteeken een hellende zilveren bijl tusschen twee gouden herthoornsGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 157]
| |
In het bovendeel der schilderij werd de stad 's Hertogenbosch gezien. Bij dit schilderstuk hing, tot aan de verovering der stad, in 1629, door prins Frederik Hendrik, op een bord het volgend rijm: ‘Als men duysent ses hondert schrijven sach,
En Februarius out was van vijff dagen,
Een stuck, d' welk in memorie wel blijven mach,
Heeft men ons manlijck voor 't geloove sien wagen.
Ter Vuchtscher heyde, daer wij hebben verslaegen
Twee-en-twintig aenhangers der ketters rebel,
Van den Fransche bloede, die ons hadden doen vraegen
In gelijck getal, tot een Beroep slach fel:
Die wij aenveerden naer ons overste bevel,
En streden vromelijck Gods kercke ter eeren.
Drye van de vijanden sijn ons ontvlucht snel,
De rest ghingt ghetal der dooden vermeeren.
Vijffve hier geschildert naer wille des Heeren
Verloren wij, die daer offerden hun bloet.
Aldus sach men des vijants hoochmoet verkeeren,
Loff sij den Heere, die ghaff cracht en moet’Ga naar voetnoot(1).
Door den overgang van 's Hertogenbosch aan de Vereenigde Nederlanden, zagen zich de predikheeren verplicht hun convent te verlaten. Zij vervoerden de kerksieraden, schilderijen en andere goederen naar Antwerpen, waarvoor de sacristijn Johannes Davidts groote zorg droeg. Na eenig omzwerven betrokken deze paters in 1651 een fraai klooster te Mechelen, waarin de beschreven schilderij nog in 1772 bewaard werdGa naar voetnoot(2). Volgens aanteekening van Isfridus Thijs, pastoor van Wijnechem, moet ze bij de Fransche omwenteling in de kommanderij van Pitzenborg binnen Mechelen met anderen verkocht zijn. Daar het stuk | |
[pagina 158]
| |
in zeer slechten staat verkeerde, is 't hoogst waarschijnlijk niet bewaard gebleven. Eene copie naar dit schilderstuk was nog in 1693 in 't klooster dezer orde te Antwerpen aanwezigGa naar voetnoot(1), dat mede schijnt verdwenen te zijn. Het lichaam van den krijgshaftigen Charles de Breauté werd, volgens Pieter Bor, naar Dordrecht gezonden en aldaar afgeschilderd; Bor zag daarvan eene copie te 's Gravenhage bij de princes weduwe van Oranje, Louise de ColignyGa naar voetnoot(2). Waar berusten tegenwoordig deze schilderijen?
De schrijver van het leven van aartshertog Albertus, zegt blz. 331: ‘J'ai vu cent fois cette bataille d'aprez nature, le nom étant marqué sur chaque guerrier Belge.’ De auteur van den slag van Lekkerbeetje, beweert, blz. 51, dat er op ‘verscheyde plaetsen omtrent 's Hertogen-Bossche schilderijen’ van dit ruitergevecht ‘worden gevonden’. Er schijnen dus een groot getal van deze schilderijen te bestaan. Sebastiaan Vrancx schilderde dit wapenfeit verscheidene malen in 't groot en kleinGa naar voetnoot(3), hetgeen wel de reden zal zijn, dat bijna alle deze stukken hem worden toegeschreven. Ons zijn 22 van deze schilderijen, waarvan 2 op Delftsche tegels, voorgekomen. | |
[pagina 159]
| |
I. - Schilderij op paneel, hoog 0.77, breed 1.19 M. II. - Schilderij op doek, hoog 0.97, breed 1.60 M. III. - Schilderij, samengesteld uit 70 Delftsche tegels, vermoedelijk van de hand van den Delftsche tegelschilder Antonie Ter Himpel naar S Vrancx. Deze tegels, afkomstig uit een huis op de Breede-haven te 's Hertogenbosch, zijn in 1867 door wijlen den heer Jan Ouwerkerk aldaar, het Provinciaal Genootschap van K. en W. in Noord-Brabant ten geschenke gegeven. Daar de tegels eenigszins geleden hadden, zijn ze door den schilder Verbeet keurig hersteld. Deze 3 schilderijen behooren tot de verzameling van gezegd genootschap. IV. - De groote bewonderaar van Delftsch aardewerk Aug. Demmin te Parijs, bezit een tegel groot 36 bij 32 c.M., waarop dit feit, geschilderd door genoemden Ter HimpelGa naar voetnoot(1). V. - Schilderij op paneel, hoog 0.75, breed 1.07 M. Pastorie der R.K. gemeente te Boxtel. VI. - Schilderij op paneel, hoog 0.56, breed 0.89. M. Voor korte jaren hing dit stuk op het kasteel te Ammerzode, behoorende den baron de Woëlmont. berust thans ergens in Belgie. VII. - Schilderij, hoog 0.60, breed 1.55 M. VIII. - Schilderij, hoog 0.35, breed 0.525 M. IX. - Schilderij, hoog 0.195. breed 0.25 M. X. - Schilderij, hoog 0.135, breed 0.16 M. Deze 4 stukken op paneel bevinden zich in de verzameling van Jhr. D.Th.A. van den Bogaerde van Moergestel, op het kasteel Nemerlaar, bij Oisterwijk. ZEd. heeft mij de afmetingen welwillend verstrekt. XI. - Schilderij op paneel van Sebastiaan Vrancx, hoog 0.645, breed 0.985 M. Zij bevindt zich in 't hertoglijk Museum te Brunswijk, en wordt in den catalogus (1889) onder no 79 ‘Ein Reitergefecht’ genoemd. Blijkens het verschenen prachtwerk dezer galerij, zien wij in dit fraaie stuk het bekende gevecht. XII. - Schilderij op paneel, hoog 0.48, breed 0,71 M., toegeschreven aan Esajas van de Velde. | |
[pagina 160]
| |
Zij is te Utrecht den 14n Maart 1873 bij den heer J.L. Beijers uit de verzameling van Dr. H.J. Broers onder no 3120 verkocht. XIII. - Schilderij op paneel van S. Vrancx, hoog 0.45, breed 0.95 M.; in de verzameling van prins Charles van Arenberg te Brussel. Zij was ingezonden op de Nederlandsche tentoonstelling van Schoone Kunsten te Brussel in 1882, en vermeld onder no 71 van den catalogus. XIV. - Schilderij op paneel, hoog 0.523, breed 1.099 M., geteekend ‘S. Vrancx 1601’. Dr. C.R. Hermans zag dit schilderstuk in 1842 bij den heer Fr. Verachter te Antwerpen. Het paneel is gebrand met het stads-wapen van Antwerpen, zijnde het merkteeken der paneelmakers, welke onder het gild van St. Lucas aldaar behoordenGa naar voetnoot(1). XV. - Schilderij op paneel, hoog 0.65, breed 1.8 M., vroeger in 't bezit van wijlen den heer Prosper Cuypers van Velthoven te Brussel, verkocht met zijne bibliotheek, den 6n Februari 1884, bij den heer Mart. Nijhoff te 's Gravenhage. Zij werd voor f 52 het eigendom van den heer A. Cuypers te Bergen-op-Zoom. In den catalogus werd het stuk onder no 294 minder nauwkeurig beschreven als ‘Une escarmouche entre une division de cavalerie espagnole et les Hollandais, lors du siège de Bois-le-duc en 1629’. XVI. - Schilderij op paneel van S. Vrancx, hoog 2 v. 2 dm., breed 3 v, 1 dm. Rijnlands, of 0.68 en 0.967 Ned. M., voortkomende uit den boedel van de Vrouwe van St. Annalanden verkocht te 's Gravenhage den 6n November 1725, voor f 125Ga naar voetnoot(2). XVII en XVIII. - Twee schilderijen op paneel, elk hoog 0.50, breed 0.82 M., toegeschreven aan S. Vrancx. Mr. F.N.M. Eyck van Zuylichem gaf beiden in 1857 ten geschenke aan de stad Utrecht, alwaar zij sedert 1873 bewaard worden in het Museum Kunstliefde aldaar. XIX. - Volgens een schrijven van October 1859 van den advokaat Raymond Poulle, secretaris der ‘Société d'études scientifique et archéologique.’ te Draguignan | |
[pagina 161]
| |
departement du Var in Frankrijk, aan het Provinciaal Genootschap van K. en W. in Noord-Brabant, bevond zich daar ter stede eene schilderij van dit gevechtGa naar voetnoot(1). XX. - Schilderij op paneel, hoog 0.62, breed 0.95 M. Eenige jaren geleden vond ik dit vrij goed geschilderd stuk bij een uitdrager in meubelen te Rotterdam te koop staan, voor een klein bedrag werd het mijn eigendom. XXI. - Schilderij op doek, toegeschreven aan Jan of Esajas van de Velde. Uit de verzameling van Dr. Y. de Kock, no 1938, en verkocht bij den heer J.L. Beijers te Utrecht, den 1n Mei 1869. Volgens ons verstrekte inlichtingen is dit doek hoog 0.46, breed 0.76 M., en is aangekocht door een kunstliefhebber in België.
XXII. - Schilderij op paneel, hoog 1,30, breed 1,72 M. Ik vind dit stuk vermeld onder no 145 van het kabinet L. Stokbroo te Hoorn, en verkocht in September 1867.
Waar bevinden zich nog meer dezer schilderijen?
Rotterdam, 1890. |
|