Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 4
(1891)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
Nederlandsche en andere oudheden.
| |
[pagina 77]
| |
teêrst gebouwde, Helene Ukena is reeds, heel veel jaren geleden, gaan rusten onder een bloeiende meidoorn. De beide anderen droegen een zeer doorluchtigen naam. Het geslacht van Reede beslaat in de geschiedenis onzes lands, het geslacht van Outshoorn in die mijner vaderstad eene belangrijke plaats. Onze fiere Patriciërs der XVIIe Eeuw waren burgerkinderen, schippers- en kramerstelgen. Die uit een zeeperij of brouwerij voortkwamen waren de haantjens onder al dat burgervolkjen. Aan de jongere generatie werd eene uitmuntende opvoeding gegeven; aan veerkracht had het voorzeker der oudere óok al niet ontbroken: maar adel was er onder die weldoorvoede in zwart fluweel, laken of satijn gekleede machthebbenden niet te vinden. Toch zett'en zij aan een groot deel van Europa de wet en verkeerden als gelijken met de schitterendste soevereinen: van hier uit ‘Où d'un peuple opulent l'économie austère
De l'or du monde entier semble dépositaire,’
zonden zij hun vloten uit, om nieuwe waerelden te ontdekken, Hollands vijanden te kortwieken en verder - schatten op schatten te stapelen. Die Amsterdammers waren meer dan andere Nederlanders met zin voor vrijheid en neiging tot verdraag- | |
[pagina 78]
| |
zaamheid bedeeld. Sommige hunner beschermden, ja, beoefenden somwijlen letteren en wetenschap, reisden, kochten schilderijen, lieten onsterfelijke portretten van zich maken, spraken vlot Latijn, een weinig Fransch en ook wel eenig Engelsch of Italiaansch, wanneer zij in ambassade naar Londen of Venetië geweest waren. Zij kochten zich ook Heerlijkheden en wisten met waardigheid aan het goede der aarde recht te doen. Bij voorkeur lieten zij zich met den naam hunner landgoederen aanspreken. Zij weigerden ook de Ridderkruisen en andere eereteekenen niet, die vreemde Vorsten hun toezonden, en er was geen Patriciër of hij zorgde dat boven zijn graf, in de ontmantelde Kerk, een familiewapen kwam te hangen, somtijds omgeven van de blazoenen zijner grootouders. Tot de zeldzame Magistraatspersonen van adelijke afkomst, behoorden de Heeren van Outshoorn. Zij ontleenden of gaven hun naam aan een dorp en eene heerlijkheid in Zuid-Holland, op een half uur afstands ten Noorden van Alphen gelegen. In de helft der XVe Eeuw was Jan Wouters van Outshoorn uitgeweken naar België, naar 't schijnt door rampen getroffen en in een romantische stemming. Men kent tot zelfs den naam van het huis, dat hij in Gent bewoonde ‘In den Swerten Windshont’, nabij het Belfort. Maar vroeger had hij hier met zijne vrouw, Wendela Boelen, van Wormer, reeds in de Warmoesstraat gewoond, en toen hij naar onze stad te-rug-kwam, haastte men zich zijn zoon Cornelis, die den bijnaam van de Vlaming kreegGa naar voetnoot(1), met het Burgemeestersambt te bekleeden. Dit kon niemand verwonderen: want de | |
[pagina 79]
| |
ambten waren reeds erfelijk in het geslacht. De zoon van den Ridder Willem van Outshoorn, die in 1300 overleden was, Heer Dirck betoonde zich een waren voorstander van de partij der Gijsbrechten van Aemstel. De zoon van dezen, weder een Ridder Willem, verkreeg in 1342 de vergrooting van Amsterdam. Een kleinzoon van hem en Machtelt van Raephorst, Dircks dr, Heer Gijsbert, was Hoofdofficier, of Schout van Amsterdam. Dezes kleinzoon, Schepen Otto, werd insgelijks, in 1463, Schout. Uit dezen sproot Wouter, die 's Heeren Jansdr Persijn van Materland tot gade had en die de vader was van Jan Wouters bovengenoemd. De zoon van dezen, de Burgemeester Cornelis de Vlaming, had op St Anna-dag, 26 Juli 1500, Tyte Jan Evertod getrouwd. Hij stierf in 1519. Aanzienlijk waren steeds de huwelijken in die familie gesloten. Cornelis de IVe was Schepen in 1583. Hij had Margareta Muytiers, Dircks dr getrouwd. Deze naam, gevoegd bij die van de Codden, de Bronckhorsten, geeft getuigenis van de neiging, die er bij de Outshoorns bestond om huwelijken met Katholieken te sluiten. De Amsterdamsche Regenten waren dan ook, in het godsdienstige fatsoenlijk-liberaal, in het politieke aristokratisch-liberaal. De staatsinrichting de nog versche indrukken van de Hervorming, van den opstand tegen Spanje, de overblijfsels van den rassenhaat, die Spaansch en Roomsch bijna voor woorden van gelijke beteekenis hield, veroorloofden ook zelfs in onze mild gestemde en bloeiende handelsstad niet, dat er Katholieken in de Regeering zitting hadden: maar anti-Katholiek waren de Amsterdamsche Patriciërs niet; in geenen deele. De familie is de eenige die er in geslaagd is haar treurige vermaardheid van voor de onthoofding van Oldenbarnevelt gestemd te hebben, naar hartelust in stand te | |
[pagina 80]
| |
houden, door bij ons de onverdraagzaamheid te vertegenwoordigen. De dagboeken onzer stadsgeschiedenis zijn vol van de onophoudelijke botsingen tusschen de Regeering en de Predikanten. Was Amsterdam in 1578 er met looden schoenen toe overgegaan om het volk van den Prins (Prinsgezinden = Calvinisten) binnen te laten, - telkens als de Gedeputeerden der Hollandsche Synoden bij de Burgemeesters vervolgingen tegen de Roomsch- of Arminiaanschgezinden met klem van Godzalige wenken op touw zett'en werden hunne requesten door die zelfde looden schoenen, zonder hartstocht, maar met nadruk, onder den voet getreden. Onder den invloed van Amsterdam namen de Staten van Holland den 22n Juni 1618 Oldenbarnevelt in hunne schutse.....
Tot hiertoe was deze Inleiding ongetwijfeld bestemd om van de geschiedenis der familiën van Outshoorn en van Reede, zoo afzonderlijk als, sinds 12 Juni 1684, verbonden, een karakteristiek overzicht à vol d'oiseau aan te bieden, ten papiere gebracht, toen den genealoog en vriend de nog van leven tintelende geschiedveder uit de hand genomen werd. Mocht de weetgierige vorscher het licht anders wenschen, voor het vriendenhart is het aldus afgebroken opstel, door niemand overigens in den begonnen trant te voltooien, stellig het meest welsprekend en welkom. Zij bieden het daarom den Warande-lezers en onder hen in de eerste plaats den leden der familie van Reede van Outshoorn onveranderd aan, met de tafel van meer dan twintig geslachten, zooals die tot op de jongste generatie nagenoeg geheel door hun zaligen vriend, den eersten ‘Warandemeester’, allernauwkeurigst bewerkt is en nu gaat volgen.
J.C.A.Th. |
|