Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 3
(1890)– [tijdschrift] Dietsche Warande– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 571]
| |
Dichtkunst, letteren.
| |
[pagina 572]
| |
naar een beter leven niet alleen de bij name genoemde of anders genoegzaam aangeduide afgestor venen, maar ook een veertiental te zijnen tijde nog levende Antwerpenaars, als den landschapsschilder Ommeganck, den plebaan Van Bomberghen, den muziekkundige Kennis, benevens de dichters Pauwels en Stips, enz., wier gaven en verdiensten door hem op hoogen prijs werden gesteld. Dat hij echter niet van overdrevenheid is vrij te pleit en, hoeft ons niet te verwonderen; zoo noemt hij laatstgenoemden poeët, wien ‘... 't Zijde-weéven, zijnen stiel,
Hem niet uytsluyt'lijk bezig hiel,’
den ‘Vondel deézer stad’, ofschoon hij er bijvoegt dat velen, uit onkunde, zijne zangster niet verstonden, ‘zijne taal te veel naar die der Hollandsche zweemende’. Wil men weten wat hij zich zelven toedichtte? Wie is hier 't worm-aes? Van den Broeck,
Wiens hand hield altoos pen of boek;
Wiens breyn was zwanger van gepeys,
Met lust geboóren menig' reys.
Geleerdheyd, Konst, verzeld doór Deugd,
O dry voórwerpen zijner vreugd!
Maer cyffer-konst, belang, gewin
Bekoorden weynig zynen zin.
Had hy geen spyt, dat op Parnas
Zijn' zangster slegts een piepster was?
O neén! Hy wist uyt Bybels leer
Dat alle gaev' koómt van den Heer.
Hy hing niet van de wereld af,
Zy was voór hem reeds in het graf;
Die vryheid, diep in zyn' gedagt,
Heéft menig kruys in hem versmagt.
Hy dwong het noodlot tot zyn' baet,
Al bragt den tyd hem druk en schaed!
Gezond van lyf, gerust van geest,
Genoót hy alle-dagsche feest.
Die in Gods Huys voldoening vond,
Aen dien den Hemel zy gejont.
| |
[pagina 573]
| |
Enkele grafschriften hebben den vorm van het epigram, als 't navolgende, ter gedachtenis van den kerkzanger Radoux: Hier ligt begraeven Jan Radoux;
Hy was welhaest zyn leven moe.
Het Levens-waterGa naar voetnoot(1) was zyn' dood,
En gaf hem ook gebrek aen brood.
Hy had een schoone Tenors-stem,
Zang-minnaers hoorden geêrne hem;
Zyn' stem viel over tot den Bas,
Als hy dien zong er niemand lasGa naar voetnoot(2).
Misschien dien goeden muzikant
In 't vagevuer van dorst nu brand...
Gun hem het Levens-water, Heer,
Gedenk zyn' krankheyd toch niet meer!
Ons komt het voor dat het boekje om zijnen verderen inhoud, en wel namelijk om het Voorberigt, van geen belang is ontbloot. Het werd geschreven in eenen tijd op welken de beoefening der volkstaal hier te lande deerlijk was verwaarloosd, en toch klaagde Van den Broeck er over, dat er destijds te veel dichters waren, dat de boekwinkels, ja de markten en straten met rijmkens en deuntjes waren opgepropt. Volgens hem, en te recht, ontbrak het den schrijvers aan genoegzame taalstudie, en bemerkte men in de meeste voortbrengselen dat het aanleeren der taal met verbazende stappen achteruitging. Deze van den haar aangedanen hoon te wreken, was het doelwit zijns strevens, waarbij hij, als een overtuigde kampioen voor de verongelijkte, in het krijt trad. Wat zijns inziens den Nederduitschen zangberg ontbrak was, zegt hij geestig genoeg, ‘een Suisse, om de onheyligen, die | |
[pagina 574]
| |
deze konstlievende plaats zoo onbeschaemdelyck onteerden er van te verdrijven,’ - en wie zal niet toestemmen dat de man geen overschot van gelijk had? Weet er iemand ons beter over den hier bedoelden Van den Broeck in te lichten?... Althans hebben wij zijnen naam, evenals dien van Adriaan van der Brugghe, te vergeefs in eenig biographisch woordenboek opgezocht, hoewel hij, volgens zijne eigene getuigenis, verscheidene andere schriften aan de drukpers heeft toevertrouwd. Wat ons verwonderde, is dat het werkje geen deel maakte van de nochtans aan Antwerpsche uitgaven zoo rijke verzameling van den geleerden boekenminnaar Van Lerius, hetgeen ons bijna zou doen veronderstellen dat wij hier, inderdaad, een zeldzaam exemplaar voorhanden hebben. Moest dit zóo bevonden worden, dan zouden wij ons in zekeren zin er over verheugen het boekje, met het oog op de uitgave eener algemeene Vlaamsche bibliographie, uit den hoek te hebben gehaald.
Dendermonde. |
|